Aanslagen 22/3: inlichtingendiensten leggen pijnpunten bloot

Eddy Testelmans © Belga
Kristof Clerix

De analyse waar zo lang naar werd uitgekeken: in de kamercommissie-Aanslagen gaven de Belgische inlichtingendiensten woensdag tekst en uitleg over de strijd tegen terrorisme. Knack-journalist Kristof Clerix luisterde naar de getuigenissen van diensthoofden Eddy Testelmans (militaire inlichtingendienst ADIV) en Jaak Raes (Staatsveiligheid) en vat de cruciale elementen samen in twaalf vragen.

1. Waarom hebben onze inlichtingendiensten de 22/3-aanslagen niet voorkomen?

Een finaal antwoord op die vraag kwam er niet, wel aanzetten. ‘Perfectie is niet van deze wereld’, zei generaal Testelmans, ‘maar onze dienst heeft zich in het kader van de strijd tegen IS tijdig georganiseerd. We hebben gedaan wat we moesten, met de middelen waarover we beschikten.’ Testelmans stelde dat de ADIV en de Staatsveiligheid de regering tijdig informeerden over tendensen: dat Belgen naar Syrië vertrokken, dat IS in Syrië begon te groeien, dat het kalifaat onder druk kwam en de kans groter werd dat terugkeerders of lone wolfs hier slechte dingen zouden ondernemen… ‘Daarover hebben we tijdig aan de alarmbel getrokken. Het was te verwachten dat aanslagen konden gebeuren.’

‘Het onderzoek van het Comité I naar de Parijse aanslagen van 13 november is afgesloten’, vervolgde Testelmans. ‘Conclusie is dat de inlichtingendiensten goed hebben samengewerkt, nationaal en internationaal. Ik laat het aan het onderzoek van Comité I over om te weten of die conclusies ook voor de Brusselse aanslagen van 22 maart van toepassing zijn. Op basis van de informatie waarover ik beschik, heb ik alvast de indruk dat we niet in het bezit waren van essentiële informatie die de aanslagen van 22/3 had kunnen voorkomen. Anders hadden we op 21 maart wel op dreigingsniveau 4 gestaan. Bovendien moet je oppassen met het herinterpreteren van informatie die we toen hadden.’

Op een bepaald ogenblik hebben we met twintig Europese en niet-Europese inlichtingendiensten samengewerkt, en toch zijn we er niet in geslaagd om de terugkeer van Abaaoud te kunnen voorspellen.

Abdelhamid Abaaoud* was bij de ADIV gekend sinds 2011 of 2012, in het kader van het dossier rond de beroemde rekruteerder Khalid Zerkani. Testelmans: ‘Meer info was er over Abaaoud echter niet beschikbaar. Op een bepaald ogenblik hebben we met twintig Europese en niet-Europese inlichtingendiensten samengewerkt, en toch zijn we er niet in geslaagd om de terugkeer van Abaaoud te kunnen voorspellen. Hoe dat komt? Het ligt aan de complexiteit van het probleem. Als mensen vrijelijk en zonder belemmering in de Schengen-zone kunnen rondreizen, en in Turkije kunnen rondreizen zonder op een no-entry-lijst te belanden, dan is het moeilijk om hun sporen te volgen. Bovendien zijn ze zeer professioneel in het ontwijken van observaties door inlichtingendiensten, omdat ze getraind zijn en bepaalde communicatiemiddelen gebruiken. Als bovendien zelfs de Amerikaanse diensten niet in staat zijn om dit soort mensen te volgen… De geraffineerdheid van IS en zijn medewerkers speelt hier zeker een rol.’

2. Beschikken de Belgische inlichtingendiensten over voldoende personeel om de terreurdreiging op te volgen?

Raes noemde meteen man en paard: ‘Op 31 augustus 2016 telde de Staatsveiligheid 571 medewerkers (uitgedrukt in voltijdse equivalenten). We hebben een budget van 45 miljoen euro. Dat is 0,073 procent van het totale overheidsbudget. Ter vergelijking: het opruimen van zwerfvuil in Vlaanderen kost 61 miljoen euro. Dat is meer dan 20 procent boven het budget van de Staatsveiligheid. Ik stel vast dat de Nederlandse Staatsveiligheid-de AIVD- werkt met een budget van 200 miljoen. Ook de Deense inlichtingendienst PET, actief in een perifere regio in Europa, met een bevolking vergelijkbaar met die van Vlaanderen, beschikt over meer middelen dan wij.’

Volgens Testelmans draait de ADIV momenteel op 85 procent van haar personeelscapaciteit. Op basis van de veiligheidsprovisie van de regering kan de dienst 92 nieuwe medewerkers rekruteren, verspreid over drie jaar. Testelmans: ‘Reeds voor de aanslagen van Parijs en Brussel bestond bij het ministerie van Defensie de intentie om de ADIV te versterken. In de visienota is sprake van een groei met 60 procent in menselijk potentieel.’

De ADIV telt momenteel 19 medewerkers van Noord-Afrikaanse/Maghrebijnse afkomst, en 24 die het Arabisch machtig zijn. En er zijn nog andere noden. Testelmans: ‘In onze dienst bestaat de functie van documentalist niet -een medewerker die documenten van een analist overneemt en essentiële parameters overdraagt in bepaalde velden van een database. Met als gevolg dat analisten zelf de database moeten vullen. Ze slagen er wonderwel in, maar we kunnen niet garanderen dat het voldoende snel gebeurt. We hebben daar een capaciteitsprobleem. Bij de rekrutering van 92 nieuwe medewerkers hebben we trouwens die functie van documentalist wel voorzien.’

De ADIV bestaat voor 20 procent uit burgers. Testelmans: ‘Ze worden via Selor gerekruteerd en dat proces verloopt moeilijk; het is administratief zwaar. Veel mensen struikelen over de eerste Selor-test. Maar er wordt aan gewerkt. Langs de kant van Selor bestaat veel goeie wil om flexibiliteit in te bouwen. We moeten ook vermijden dat aan einde van het Selor-proces steeds dezelfde profielen aan bod komen. Dat is niet wat een inlichtingendienst nodig heeft. De Israëlische inlichtingendiensten rekruteren personen met een autismespectrumstoornis. Net omdat zij bepaalde gaves hebben die voor bepaalde activiteiten van inlichtingendiensten meer geschikt zijn dan de klassiek profielen.’

Binnen Defensie is de ADIV volgens Testelmans populair: ‘Veel militairen willen bij ons komen werken. Maar in de eenheden waar ze aan de slag zijn, is ook nood aan volk. Het is jaarlijks een helse discussie om bij ons de juiste mensen binnen te krijgen. Bovendien zijn we het slachtoffer van de verouderingsgraad bij Defensie. Om de vijf jaar verliezen we twintig procent van onze mensen -waaronder ook heel wat ervaren inlichtingenofficieren.’

3. Hoe volgen de inlichtingendiensten de terreurdreiging concreet op?

De ADIV volgt een twintigtal Belgische Syriëstrijders op in Syrië en Irak. De dienst gebruikt verschillende inlichtingenmethodes. Testelmans: ‘IMINT of satellietobservatie heeft ons toegelaten om bepaalde trainingskampen in Irak, Syrië en Libië te lokaliseren. OSINT, open source intelligence, is in 2008 door onze dienst ontwikkeld. We verwachten veel van de OSINT-software die we samen met de politie en Staatsveiligheid gaan aankopen. SOCMINT – social media intelligence – is in dit domein van terreurbestrijding een rijkdom. Vervolgens is er HUMINT, het werken met menselijke bronnen.’

Testelmans onderstreepte dat de ADIV de enige dienst in België is die elektronische communicatie kan onderscheppen verstuurd vanuit het buitenland. ‘SIGINT, signals intelligence, doen we op basis van een luisterplan. We werken op basis van selectoren zoals telefoonnummers en IP-adressen. Aan massale datacaptatie doen we niet. SIGINT werkt bij voorkeur in multinationaal verband. Dat verklaart waarom informatie afkomstig van SIGINT vaak hoog geclassificeerd is, en daardoor moeilijk bruikbaar in gerechtelijk of politioneel onderzoek.’

Testelmans pleitte tevens voor een Europees initiatief om applicaties zoals Whatsapp, Telegram en Fiber te verbieden. ‘Die zijn in mijn ogen per definitie subversief van aard.’

4. Lukt het om informanten te rekruteren in terreurmilieus?

Jaak Raes
Jaak Raes© Belga

Volgens Raes is het in het algemeen het ‘niet zo verschrikkelijk moeilijk’ om veel bronnen te hebben. Raes: ‘Human intelligene is net de sterkte van de Staatsveiligheid. Wat we in Verviers hebben verhinderd, was te danken aan menselijke bronnen. Bronnen hebben in jihadistische middens is belangrijk om te weten of er een aanslag op til is.

Vaak ontbreken bij potentiële IS-bronnen de klassieke motivatiefactoren om voor ons te willen werken -zoals financiële motieven

Het is makkelijk om bronnen te hebben in andere sectoren -in de Afrikaanse gemeenschap bijvoorbeeld- maar in jihadisitsche kringen ligt dat moeilijker. Je kan er niet zomaar binnenwandelen en zeggen “Hallo, ik wil informatie.” Het is een lange zoektocht, niet zonder gevaren, vooraleer je kan spreken over waardevolle bron. We kunnen ons niet permitteren dat er intoxicatie zou zijn. Er bestaan geen bronnen die je op 1 jaar tijd kan werven en goed laten werken. Evenmin bestaan er bronnen die gratis werken. Voor niets gaat de zon op. Zo’n betaling is een tegemoetkoming aan het feit dat ze toch een zeker risico lopen.’

Testelmans deelt die analyse. ‘Zowel in België als het buitenland beschikken we over menselijke bronnen. Het aantal is weliswaar nog niet optimaal in het terreurdomein om te beantwoorden aan verwachtingen. Rekruteren van bronnen gerelateerd aan IS kan 6 maanden tot 3 jaar duren vooraleer zo’n contact echt kan gebruikt worden als bron. Vaak ontbreken bij potentiële IS-bronnen de klassieke motivatiefactoren om voor ons te willen werken -zoals financiële motieven.’

5. Hoe verloopt de samenwerking tussen de Belgische veiligheidsdiensten?

Na 22/3 stelde de ADIV zich volgens Testelmans gedurende een aantal weken ‘volledig ter beschikking’ van de Staatsveiligheid, onder meer op het vlak van

vertaalcapaciteit Arabisch en SIGINT-capaciteit. Volgens Testelmans verloopt de samenwerking goed met de Staatsveiligheid, de politie, het federaal parket, de Dienst Vreemdelingenzaken en het Commissariaat-Generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen. ‘Ook met de antiwitwascel CFI is er een groeicurve in de samenwerking.’ Testelmans citeerde cijfers om zijn beweringen te staven: ‘Tussen januari 2014 en juli 2016 stuurde de ADIV een duizendtal terro-gerelateerde documenten naar nationale partners, en ontvingen we er 20.000 terug. Dat zijn redelijk interessante aantallen.’

De generaal stipte ook aan dat op 19 mei 2016 een fusie-cel is opgericht, samen met het OCAD, de Staatsveiligheid en de federale politie. Testelmans: ‘Dat toont het groter vertrouwen tussen veiligheidsdiensten en inlichtingendiensten. Soms zijn onze mensen verwonderd dat ze zoveel toegang krijgen tot gegevensbank van de federale politie. Het gaat om een echte cultuurverandering, die enkele jaren geleden nog ondenkbaar was.’

‘Sinds mijn aantreden enkele jaar geleden heb ik regelmatige ontmoetingen met mijnheer Raes. We komen bijna elke week samen en hebben daarnaast ook telefonische contacten. Die cultuurverandering is er gekomen door het fenomeen van terreur. Onder druk van de feiten zijn we geëvolueerd. De nood en plicht om informatie te delen zijn er, de wil om dat te doen eveneens. In het verleden lag dat laatste soms moeilijker, tussen inlichtingendiensten onderling, en naar de politie toe.’

In de periode 2014-2016 is de samenwerking tussen ADIV en Staatsveiligheid volgens Testelmans écht versterkt in een vertrouwenscontext. ‘Vroeger was er misschien een verbindingsrelatie, nu een vertrouwen- en samenwerkingsverband.’

De Staatsveiligheid mag niet gereduceerd worden tot een dienst die zich enkel en alleen op de korte termijn in actuele dreigingsdossiers als reserve-onderdeel van de federale politie aandient.

Ook Raes benadrukte de goede samenwerking met de ADIV, én met andere spelers uit de Belgische veiligheidswereld: ‘We hebben een contactpunt dat dagelijks in verbinding staat met het federaal parket, en nemen ook deel aan de tweewekelijkse vergaderingen in de schoot van het parket. Continu versturen we nota’s naar de federaal procureur; zoveel mogelijk met gedeclassificeerde informatie. Met de federale politie bestaat een goede verstandhouding; we hebben zelfs een fysieke aanwezigheid bij de gerechtelijke politie van Brussel. Geclassificeerde nota’s versturen aan de politie kan soms wel moeilijk zijn, omdat niet iedereen een goedgekeurd systeem heeft waarover je geclassificeerde info kan versturen.’

Wel wees Raes op het verschil tussen politiewerk en inlichtingenwerk. ‘De Staatsveiligheid mag niet gereduceerd worden tot een dienst die zich enkel en alleen op de korte termijn in actuele dreigingsdossiers als reserve-onderdeel van de federale politie aandient. We zijn geen zoveelste afdeling van de gerechtelijke politie. De meerwaarde van een inlichtingendienst in terreurdossiers situeert zich in eerste instantie op middellange en lange termijn.’

6. Moeten de Belgische inlichtingendiensten een gezamenlijke databank opzetten?

Voor generaal Testelmans is een gemeenschappelijke gegevensbank tussen Staatsveiligheid én militaire inlichtingendienst op sommige domeinen een mogelijkheid. ‘Denk aan terrorisme, of het opvolgen van de proliferatie van massavernietigingswapens. Ik ben dus zeker niet gekant tegen een kruispuntdatabank. Alleen moet men weten waar men naartoe wil. Wat wil je in zo’n reuzedatabase steken? Enkel informatie over terrorisme? Er bestaat immers een onlosmakelijk verband tussen terrorisme en criminaliteit zoals mensenhandel, drugs, wapens… Gaan we in zo’n kruispuntdatabank ook informatie steken die gerelateerd is aan criminaliteit? En ook aan kleine criminaliteit? Tot hoever mag je gaan om het zinvol te maken?’

Raes formuleerde op zijn beurt bedenkingen bij een gezamenlijke databank van inlichtingendiensten en politie. ‘Ik wil er voor waken om het schot tussen inlichtingen en politionele informatie te behouden. Binnen de kortste keren zouden wij drooggezet worden door onze buitenlandse collega’s, als we alles zomaar met mekaar zouden vermengen. Maak desnoods een databank met knipperlichtfunctie: ‘hit’ of ‘no hit’. Geeft die databank aan dat een naam gekend is bij een dienst, dan kan je vervolgens die dienst verder gaan bevragen. Daarvoor pleit ik veeleer dan voor het samengooien van informatie met een verschillende finaliteit. Ik ben tegen één grote databank, waarin iedereen naar hartenlust kan graaien.’

7. Moeten de Staatsveiligheid en militaire inlichtingendienst fuseren?

Aanslagen 22/3: inlichtingendiensten leggen pijnpunten bloot
© Reuters

Testelmans vindt van niet. ‘Ik ben ervan overtuigd dat er ruimte is voor twee diensten naast elkaar. Dat er soms een overlapping van bevoegdheden is, bijvoorbeeld in de strijd tegen terrorisme, daar heb ik geen probleem mee. Voorwaarde is dan wel dat de samenwerking gecoördineerd gebeurt.’ Testelmans is evenmin voorstander van een nieuwe, bijkomende structuur. ‘In de VS hebben ze na 9/11 een Director of National Intelligence aangesteld, die wel elf diensten moest coördineren. Dat willen wij niet repliceren. Wel wil ik inzetten op de ontwikkeling van een strategisch inlichtingenplan. Eén platform binnen de Nationale Veiligheidsraad moet er net voor zorgen dat er tussen beide inlichtingendiensten een meerjareninlichtingenstuurplan komt. Dat moet de basis vormen voor de coördinatie tussen onze bevoegdheden.’

In de VS hebben ze na 9/11 een Director of National Intelligence aangesteld, die wel elf diensten moest coördineren. Dat willen wij niet repliceren.

Ook Raes vindt het een slecht idee om alle inlichtingen- en veiligheidsdiensten onder één koepel onder te brengen. ‘Die keuze is natuurlijk aan de politiek. Maar bij die keuze moet men in het achterhoofd houden dat dat de finaliteiten gescheiden moeten blijven. Politiewerk is geen inlichtingenwerk.’

‘Zowel de ADIV als de Staatsveiligheid begrijpen dat we elkaar in tijden van nood moeten helpen. Ik heb erg geapprecieerd dat de ADIV tolken ter beschikking stelden die een bepaald Berbers dialect konden begrijpen. Die samenwerking was ad hoc.’

‘Ik verwacht van de ADIV dat ze me bewerkte SIGINT kunnen aanreiken. Dat soort samenwerkingsverbanden lijkt me rijker te zijn dan ons enkel en alleen blind te staren om samen één dienst te gaan vormen. Een aantal opdrachten moeten voor ADIV behouden blijven, bijvoorbeeld de bescherming van Belgische troepen in het buitenland.’

8. Hoe verloopt de internationale samenwerking?

Internationale samenwerking met partnerdiensten noemde Testelmans ‘essentieel’ en ‘van levensbelang’. In de periode januari 2014 tot juli 2016 ontving de ADIV 6000 terro-gerelateerde documenten van internationale partners en stuurde er zelf 3500 uit. Testelmans: ‘Bovendien vonden in die periode 200 bilaterale contacten plaats, waarvan zowat een derde te maken had met terrorisme.’

Ook voor de Staatsveiligheid is grensoverschrijdende samenwerking belangrijk, gezien de kleine omvang van de dienst. Raes: ‘Bilateraal onderhouden we contact met 88 diensten uit 74 landen, verdeeld over 5 continenten. Uiteraard verschillen de frequentie en intensiteit van die contacten. Daarover heeft de Nationale Veiligheidsraad vorige week nog een richtlijn goedgekeurd. Het werd tijd. Iedereen weet nu precies welke onze relaties zijn, het zij met de VS, hetzij met China, enzovoort.’

De Staatsveiligheid onderhoudt ook multilaterale contacten met buitenlandse diensten, met name in de Counter Terrorist Group en in de Club de Berne, een informeel samenwerkingsverband dat al langer bestaat.

9. Wanneer moeten inlichtingendiensten het parket van een onderzoek op de hoogte brengen?

Die vraag kwam tijdens de hoorzitting herhaaldelijk aan bod. ‘Het is logisch dat men geen risico’s wil lopen’, zei Raes. ‘De typisch Belgische reactie is dan om het vertrouwen compleet en enkel af te stemmen op het strafonderzoek. Van iedere persoon die België verlaat om naar Syrië of Irak te trekken, wordt een gerechtelijk dossier gemaakt. Het gerechtelijk opvolgen van personen is echter niet zaligmakend. Inlichtingendiensten kunnen een belangrijke rol spelen om info te vergaren over wat mogelijks de plannen zijn van terugkeerders.’

In de wet staat dat wanneer strafbare feiten opduiken tijdens het aanwenden van bijzondere inlichtingenmethoden, dat dan “onverwijld” een pv moet worden opgesteld. Raers: ‘Onmiddellijk dus. Stellen we tijdens een observatie bijvoorbeeld vast dat een target een winkeldiefstal pleegt, dan moet daarover onmiddellijk een pv worden opgestuurd naar het federaal parket. Gevolg: het parket dreigt te verdrinken in dat soort meldingen, én het inlichtingenonderzoek kan mogelijks verloren gaan. Misschien moeten we loskomen van die “onverwijld”. Moet dat écht binnen het uur zijn?’

De strijd tegen IS zal je niet enkel winnen door een maximum aantal IS-aanhangers achter de tralies te brengen.

Testelmans wierp dezelfde bezorgdheid op. ‘Er bestaat in de Belgische inlichtingengemeenschap de reflex om dossiers te snel te “judicialiseren” [over te maken aan het parket, nvdr]. Daardoor worden inlichtingendiensten geleidelijk aan vleugellam gemaakt; het speelveld wordt verkleind. Want eens een dossier is overgemaakt aan de federaal procureur moeten wij ervoor opletten dat de methoden die we inzetten het onderzoek niet schaden.’

Aanslagen 22/3: inlichtingendiensten leggen pijnpunten bloot
© Belga Image

‘Ik zeg niet dat we blind zijn zodra een dossier bij het parket zit, maar we moeten wel telkens contact opnemen om te weten of we gebruik kunnen maken van een bijzondere inlichtingenmethode. Het is zeer riskant, en maakt het werk toch moeilijker. Iemand zou rol van rechter moeten spelen, om te weten wie wat mag doen. Want de strijd tegen IS zal je niet enkel winnen door een maximum aantal IS-aanhangers achter de tralies te brengen.’

10. Hebben de inlichtingendiensten een zicht op radicalisering in gevangenissen?

Raes brak een lans voor de betere opvolging van radicalisering achter de tralies. Raes: ‘Een extrapolatie van Franse cijfers -1400 sterk geradicaliseerde gevangenen in 188 Franse gevangenissen- komt neer op 200 gevangenen in België die radicaliseren of geradicaliseerd zijn. Dat is ook de tendens die onze gespecialiseerde cel vaststelt. Die cel is 2 jaar geleden opgericht om zich bezig te houden met radicalisering binnen de gevangenismuren. We hebben te laat gezien dat radicalisering in de gevangenis sneller verloopt dan gedacht. Daarom pleit ik voor de uitbouw van die gespecialiseerde cel. Op dit moment telt die amper zes personen.’

Islamconsulenten hebben geen toegang tot de meest geradicaliseerde elementen in de gevangenis. Zij sluiten daar zich voor af. En die mensen komen vroeg of laat vrij.

Voorlopig heeft de Staatsveiligheid volgens Raes ‘zicht op een paar gevangenissen waar de feedback niet rooskleurig is. Er zijn rapporten opgesteld over wantoestanden in sommige gevangenissen in dit land, waarbij geradicaliseerden toch de mogelijkheid hebben om anderen “aan te steken”. Met name personen die geen zicht hebben op een blinkende toekomst buiten de gevangenis, en daardoor toegankelijker zijn voor zij die de knepen van het vak kennen. Die rapporten zijn ook besproken met de directeur-generaal van het gevangeniswezen. We hebben afgesproken om versneld en versterkt op te treden in aantal gevangenissen. Islamconsulenten hebben geen toegang tot de meest geradicaliseerde elementen in de gevangenis. Zij sluiten daar zich voor af. En die mensen komen vroeg of laat vrij.’

11. Kunnen inlichtingendiensten meer doen dan enkel informatie aanreiken?

Wat Raes betreft wel. ‘De terreurdreiging in ons land is nog nooit zo groot geweest. De rol van de Staatsveiligheid kan niet beperkt blijven tot het louter informeren van de overheid. Wij zijn bereid om meer verantwoordelijkheid op te nemen, met name rond de “disruptie” van extremistische activiteiten. Disruptie is het dermate verstoren van schadelijke activiteiten opdat ze zouden ophouden of de schadelijkheid teruggebracht wordt. Je kan het doen ten opzichte van personen maar ook entiteiten, zoals een radicale boekhandel of een extremistische onderwijsinstelling.’

De Staatsveiligheid heeft volgens Raes al enige ervaring met die aanpak. ‘In december 2014 stuurden we een persbericht uit over een radicale activiteit die in België ging plaatsvinden. Die proactieve communicatie heeft ertoe geleid dat die activiteit niet is doorgegaan. Hetzelfde plaatje met contra-spionage. Een aantal buitenlandse diplomaten zijn in feite inlichtingenofficieren. Hen aanspreken met de melding ‘We weten dat je meer doet dan louter diplomatiek werk’ kan al volstaan om die schadelijke toestand een halt toe te roepen.’

12. Welke andere uitdagingen stipten Raes en Testelmans nog aan?

Aanslagen 22/3: inlichtingendiensten leggen pijnpunten bloot
© Reuters

Testelmans en Raes wezen beiden op het gevaar van informatie-obesitas. Raes: ‘Sinds de gebeurtenissen in Parijs en Brussel lijkt het alsof elke inlichtingendienst ter wereld zijn schuiven leegmaakt en informatie naar mekaar stuurt. We slaan mekaar plat met alle mogelijke informaties en non-informaties. Maar je kan het niet permitteren om ze niet te checken.’

‘Het is logisch dat men vandaag alles op papier zet. In dat kader blijf ik lans breken voor gegeven dat we niet alle info moeten overmaken aan de collega’s van het OCAD. We hebben wel de verplichting om info te delen, maar we moeten die ook bewerken. De info die we aan het OCAD ter beschikking stellen, moet voor mij informatie zijn die reeds gecheckt is. Tenzij er mensenlevens op het spel staan: dan moet infolijn heel kort worden gehouden.

Een ander werkpunt dat Testelmans aanstipte, is de communicatie-politiek in geval van terroristische aanslagen. Testelmans: ‘De communicatie was soms voorbarig, soms tegenstrijdig, soms gevaarlijk. Tegelijkertijd vraag ik ook aandacht om doortastend in te grijpen tegen perslekken.’

Gevraagd naar een reactie op een bijzonder kritisch Comité I-rapport over het informatiebeheer bij de ADIV, antwoordde Testelmans: ‘We gaan akkoord met de conclusies van het Comité I. We zijn ons bewust van het probleem én van de ernst ervan. Maar het is niet omdat één analist informatie volgens zijn eigen classificatiesysteem op zijn eigen computer opslaat, dat die info ook niet beschikbaar is in de databank van de dienst.’

*Update 6/10, 10u49: Op vraag van de ADIV werd de naam ‘Abdeslam’ vervangen door ‘Abaaoud’; tijdens Testelmans’ presentatie was er een naamsverwisseling gebeurd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content