Direct naar artikelinhoud
Column

Mensen kopen geen huis, ze kopen de indruk dat ze al heel snel iets bereikt hebben in het leven

Marnix Peeters.Beeld Bob Van Mol

Op zijn berg in de Oostkantons schrijft Marnix Peeters (°1965) over vrijheid, vogels, zijn vader en zijn vrouw. Zijn nieuwe roman Ik heb aids van Johnny Diamond verscheen bij Pottwal Publishers.

Er zat weer zo’n dikke bijlage met tips voor bouwers en verbouwers bij de krant. Dat is altijd lachen.

Het hoofd­artikel ging over de gevaren van bouwen en verbouwen voor je sociaal leven. Zorg dat je, zodra je droomhuis klaar is, nog vrienden over hebt om er samen van te genieten, stond er. Dat kun je zo doen: organiseer een feestje nét voor dat dure parket gelegd wordt. Laat iedereen jeans met gaten en een stoer shirt aantrekken en laat je eens helemaal gaan, voordat er essentiële onderdelen in huis aan diggelen kunnen gaan.

Als je maar lang genoeg aandringt dat mensen een baksteen in de maag hebben, zei mijn vrouw, gaan ze op den duur vanzelf geloven dat ze alleen maar gelukkig kunnen worden als ze de hele tijd aan hun huis aan het morrelen zijn.

Laatst waren wij op een feestje waar het na enkele glazen nagenoeg alleen nog over verbouwen ging. De ene had een deur verplaatst en de andere had een muurtje gemetseld, en hoewel het in beide gevallen voor een hoop ­problemen had gezorgd, konden ze er niet over ophouden. Gloeiend van trots ging het maar door. Wij konden niets terug­zeggen, want wij verbouwen nooit – allicht uit luiheid. Wij hebben ook amper een sociaal leven.

Zorg dat je, zodra je droomhuis klaar is, nog vrienden over hebt om er samen van te genieten, stond er in de brochure

Mensen gelóven in die foto’s, zei mijn vrouw. De familie Pauwels die, de twee kinderen lachend voorop, haar ­hoog­rendements­woning binnen ­buitelt, met het duurzaamste parket en de modernste domotica. Het zijn thumb­nails van geluk. Als we dát ­hebben, dan kan er ons niets meer overkomen, denken ze. Een zalige baby in een knus salon. De man die glim­lachend nog een blok hout in de hoog­rendements­kachel doet. Een sauna in de tuin waar de vrouw lachend uit tevoorschijn komt, handdoek om, ­helemaal gerevitaliseerd; de man die vertrouwens­vol nog wat leest aan de tuintafel met een geurig kopje koffie erbij. Dat je daarvoor je leven aan de bank verpatst, dat staat er nergens bij.

Op het feestje waren ook een paar prille twintigers, een koppeltje, die gloeiend van trots vertelden dat ze zopas alvast een prima huis hadden gekocht, omdat huren geld weg­smijten is.

Dat je voor elke geleende 100.000 euro er 65.000 aan je bankier schenkt, valt allicht niet onder ‘weg­smijten’, zei mijn vrouw. Je kunt ook gewoon sparen en op je 50ste een huis kopen, als dat je veilig lijkt. Mensen kopen geen huis, ze kopen tijd. Ze kopen de indruk dat ze al heel snel iets bereikt hebben in het leven. Dat ze op hun 24ste een eigen woning hebben. Iedereen steekt zijn duim op en zegt: verstandig gedaan, jongelui! Hup, elke dag de file in, in Brussel gaan vechten tegen de burn-out, maar we kunnen op het feestje wel heel fier staan zeggen dat we in de ­volgende fase de badkamer gaan ­uitbreken en een lavabo met gezichts­herkenning gaan installeren. Wel vooraf even alle vrienden uitnodigen, zodat ze niks kunnen kapot­maken.

Mijn vrouw houdt niet van bouwen en verbouwen.