Direct naar artikelinhoud
Boekenrecensie

Klaus Mann voelt de angst en hoop van migranten in het indringende 'De vulkaan'

Klaus Mann in 1935.Beeld BELGAIMAGE

Klaus Manns grootse emigrantenroman uit 1939 is eindelijk vertaald. In De vulkaan wordt Mann omringd door zijn van heimwee doortrokken personages. Hun angst en hoop zijn ook die van hem.

Iedereen heeft heimwee, in de grote roman De vulkaan (1939) van Klaus Mann (1906-1949), dat is het ‘emigrantenlot’ van zijn ontheemde personages. Het verhaal begint in 1933 in een Parijs café. Een groepje vluchtelingen, zojuist vanuit Berlijn in de Franse hoofdstad aangekomen, probeert zich te verhouden tot hun ballingschap. ‘Er ontstond een nieuwe hartelijkheid, ongeveer zoals na een natuurramp; de bewoners van een brandend huis die op straat bij de puinhopen van hun have en goed staan...’

Het zal tijdelijk zijn, dat weten ze zeker en die overtuiging wordt gedeeld door bijna alle personages. Op een dag, als de gekte over is, zullen ze terugkeren. Ze wachten, maken plannen, dwalen door vreemde straten. Iemand raakt verslaafd aan heroïne, een ander wordt beroemd met een antifascistisch poëzieprogramma, iemand zet zich in voor lotgenoten, weer iemand anders wordt gek.

Zorgvuldig beschrijft Mann de spagaat waarin elke vluchteling terechtkomt. Het leven dat aan de ene kant wordt beheerst door ballingschap, en tegelijkertijd gewoon geleefd moet worden: ‘enkele grote gevoelens blijven het mensenhart bezighouden: eerzucht en liefde, eenzaamheid en honger, vriendschap en angst voor de dood – of verlangen daarnaar.’

Alles is tot stilstand gekomen, maar de tijd tikt door terwijl op de achtergrond de oorlogsdreiging toeneemt, net als het aantal mensen op drift.

De vulkaan is geen afgerond verhaal met begin, midden en einde: het is de kroniek van een verzameling losgezongen levens, ‘van onze verwarringen, ons lijden en ook onze hoop’, zegt het personage dat aan het slot van de roman de schrijver van het boek blijkt. ‘Ik mag niets simplificeren, ook niets weglaten, ik moet uitvoerig en oprecht zijn.’

'De vulkaan' leest als het verslag van een ooggetuige, indringend, oprecht, dicht op de huid

Als dit de opdracht was die Mann zichzelf stelde, dan is hij daarin geslaagd. De vulkaan leest als het verslag van een ooggetuige, indringend, oprecht, dicht op de huid. Wat die uitvoerigheid betreft, die zit soms in de weg. Mann kan zich verliezen in details, inzoomen tot het je duizelt. Een vrouw ziet in haar dochters lippen die van haar overleden echtgenoot, ‘die wat te volle lippen, die genotzuchtige mond die er altijd wat vochtig uitzag, alsof hij net iets lekkers, vets, honingzoets had gegeten, of alsof hij zich net had losgemaakt van een andere natte mond’ en dan zijn we pas op de helft van haar bespiegelingen.

Tegelijkertijd versterkt die uitvoerigheid het gevoel dat het boek een rechtstreeks verslag is van wat Mann zag en beleefde. Voor schrappen is tijd en afstand nodig, een blik die zich buiten het verhaal bevindt. En Mann zat er middenin. Hij werd door zijn personages omringd; hun angst, hun hoop, was de zijne. Het jaar waarin het boek eindigt, is het jaar dat hij het inleverde bij uitgeverij Querido in Amsterdam en naar Amerika vertrok.

Natuurlijk zijn de dingen niet één op één te vergelijken maar opvallend veel passages uit De vulkaan zouden ook over onze tijd kunnen gaan. De bureaucratische chaos bijvoorbeeld op het visumbureau dat overspoeld wordt door wanhopige vluchtelingen en het wantrouwen van de ontvangende samenlevingen. Ik dacht tijdens het lezen aan kamp Moria en aan de dwalende Venezolanen in de steden van Brazilië.

Mann beschrijft wat er gebeurt als een mens verdreven wordt en is overgeleverd aan de goedheid van anderen. ‘Overal bleven ze aan de rand van de maatschappij staan. Het was een gunst als ze ergens mochten verblijven, tot wederopzegging, en totdat er nieuwe, strengere wetten tegen hen, de vreemdelingen, waren bedacht. Ze vereenzaamden, werden asociaal, omdat ze aan niets anders konden denken, over niets anders konden praten dan over hun eigen ellende.”

Opvallend veel passages uit 'De vulkaan' zouden ook over onze tijd kunnen gaan

De vulkaan is een groots en vaak ook wijs boek; in de politieke discussies tussen zijn personages maakt Mann verschillende overtuigingen invoelbaar, van pacifisme tot gewelddadig verzet. Soms wordt het wat pathetisch: ‘Gevaren, waar ik maar kijk... Strijd, eindeloze strijd... Ik zie moord: moord en tranen... Voici le temps des assassins!’ Maar goed, het wáren ook pathetische tijden.

Van de eerste druk werden niet veel meer dan driehonderd exemplaren verkocht: de vulkaan kwam tot uitbarsting en de nazi’s vernietigden de boekenvoorraad in Amsterdam. Pas in 1956 verscheen de roman in Duitsland. Geen idee waarom de Nederlandse vertaling nog zestig jaar op zich liet wachten, maar wat fijn dat zij er is. Het boek verdient een nieuwe tijd.

Klaus Mann, 'De vulkaan', Querido, 544 p., 24,99 euro. Uit het Duits vertaald door Ria van Hengel.Beeld RV