Keuze voor Dylan is blamage voor Amos Oz en Sandro Veronesi - Lucas Vanclooster

De Nobelprijs voor Literatuur gaat dit jaar naar singer-songwriter Bob Dylan. De verrassende keuze oogst lof bij heel wat schrijvers en muzikanten, maar niet iedereen is enthousiast. VRT-journalist Lucas Vanclooster bevindt zich in het tweede kamp. Hij vindt de keuze voor Dylan een blamage voor schrijvers als Amos Oz en Sandro Veronesi.
analyse
Analyse

Lucas Vanclooster is journalist bij VRT-Nieuws en volgt cultuur met grote en kleine K.

Mock-Nobelprize

Enkele jaren geleden stond Dylan af en toe hoog in de lijstjes van Nobel-speculanten en bookmakers, ik hield mijn hart vast. Dit jaar was zijn naam nergens te bespeuren in de pronostieken, alleen in een ludieke lijst van mock-candidates, waar hij net onder E.L.James opdook. Tja, Dylan, 50 tinten grijs.

Wat heeft de jury nu eigenlijk willen bereiken? Een boodschap voor en naar de jongeren? Vergeet het. Ik kan het weten, want mijn huis zit meestal vol van die mensensoort, Bob Dylan interesseert de jeugd in de verste verte niet! Ik hoop alleen dat de muzieksamenstellers van Radio 1 zich niet geroepen voelen om nog meer Dylan te draaien.

Ik kan mij helemaal aansluiten bij de Schotse schrijver Irvine Welsh, van "Trainspotting". "Deze prijs is slecht begrepen nostalgie van seniele gibberende hippies met prostaatproblemen", tweette hij. Kijk in het woordenboek naar de termen "muziek" en "literatuur", en vergelijk het verschil, besloot hij.

Dylan-fan, moi?

Voor alle duidelijkheid en begrip, ik was een Dylan-fan tot 1980. Maar de irrelevante wankwaliteit van wat hij daarna maakte, liet een forse ontmaskerende slagschaduw neerdalen over zijn vroegere belangrijke en uitstekende werk. Opvallend in alle berichtgeving nu is dat alleen songs van voor 1980 worden vermeld.

Als knaap in de jaren 60 neuriede ik mee met "Blowin’ in the wind", mijn ouders en ooms en tantes en zelfs de godsdienstleerkrachten ook trouwens, ik vond dat heerlijk. In de jaren 70 slingerden altijd wel een stuk of 5 elpees van Dylan rond, en we draaiden die ook. Bijna alle nummers uit "Desire" stonden bovenaan in de top 20 van 1976 van mijn broer en ik.

Meer nog dan "Blowin’ in the wind" was "The times they are a-changin'" een mijlpaal. De hele zwarte muziekgemeenschap was ontzet omdat iemand uit hun gemeenschap deze gospel had moeten componeren. Ook de grimmige versie van Boudewijn De Groot was heerlijk. Dylan gaf overigens aanleiding tot schitterende covers: "Masters of war" door Wannes Van de velde en Roland, "A hard rain’s gonna fall" door Brian Ferry… Voor "All along the watchtower" leerde Dylan zelfs Jimi Hendrix zingen.

De avonturen van Dylan in Vaticaanstad

In de jaren 70 verdedigde Dylan in 2 sterke songs Amerikaanse afro-amerikanen: activist George Jackson die door de politie werd doodgeschoten, en Rubin “The Hurricane” Carter, de onschuldig veroordeelde middengewicht-bokser. Dat Dylan vanaf 1968 zijn folkfans tegen de haren in streek met elektrische instrumenten, vond ik getuigen van moed en non-conformisme, precies 2 eigenschappen die jaren later verdampten.

Dylan heeft opgetreden voor de paus en in China, en hij paste daarbij voor alle zekerheid een veilige zelfcensuur toe. Uiteindelijk zong hij Sinatra-covers en kerstliedjes, voor mij echt de lakmoesproef.

Dan maar Cohen

Maar goed, Ik beschouwde Dylan tot eind jaren 70, de tijd van "Street-Legal", als de grootste van de 4 reuzen van de Amerikaanse muziek, voor Paul Simon, Leonard Cohen en Randy Newman. Kijk, als het Nobelcomité per se eens origineel wilde doen, dan hadden ze Leonard Cohen kunnen bekronen, een echte dichter, ook van joodse afkomst. Of Johan Verminnen of Stromae voor mijn part.

Nogmaals, tot 1980, alles goed. Ook de muzikale uitstapjes van Dylan, naar de country met Johnny Cash bij voorbeeld, “Lay, lady, lay’”, hoe mooi is dat, en het heerlijke geneurie van “Wigwam”, de verborgen kracht van ‘’Knockin’ on heavens door”, de stomende live-dubbelaar met The Band “Before the flood” uit 1974. Zelfs nog het christelijke “Man gave name to all the animals” uit 1979.

Geloof me, ik heb mijn bord Dylan echt wel helemaal leeggegeten. Ik behoor zelfs tot de zonderlingen die het filmgedrocht “Renaldo en Clara” op gevaar van overlijden door verveling hebben uitgezeten.

Geneuzel en gerochel

Dylan is al 35 jaar irrelevant. En zo iemand bekroon je niet als Nobelcomité. Dat ergerlijke geneuzel en gerochel na 1980, die minachting voor het publiek tijdens zovele slordige concerten, vorig weekend nog in Indio in Californië, die dwaze idolatrie overal. Had de punkbeweging dat nu echt niet definitief kunnen wegvegen? Dylan is typisch een fenomeen van en voor de generatie die het nu in de media voor het zeggen heeft, en die houden wel heel krampachtig vast aan hun invloed.

Ten slotte, ik hou de zaken graag helder en duidelijk. Dylan heeft ook een aantal volkomen onleesbare boeken en dichtbundels geschreven, maar het Nobelprijsvolk vermeldt die niet eens. Erg vreemd. Zoals Irvine Welsh vind ik het prima om een aantal dingen gescheiden te houden. Dylan heeft verdraaid niets te klagen, en ik gun hem absoluut zijn succes. Hij verkoopt goed want hij richt zich tot de generatie die het vrij breed heeft.

Pop- en rockzangers hebben kansen zat op prijzen en trofeeën. Ze acteren trouwens in een mega-commerciële sector. Een Nobelprijs voor Muziek: why not! Maar geef die voor literatuur aan een wereldschrijver die overal nieuwe jonge lezers verdient. Deze nobelprijs is een blamage voor Amin Maalouf, Amos Oz, Nadeem Aslam, Antonio Munos-Molina, Sandro Veronesi om nog maar die te noemen.

Mag ik erop rekenen dat de volgende Grammy's, MTV-awards en MIA's naar een schrijver gaan? En geef eens een literatuurprijs aan Lionel Messi of Ronaldo, zij schrijven poëzie op een grasmat.

Meest gelezen