Direct naar artikelinhoud
Boekenrecensie

‘De geliefden van Allerheiligen’: miniatuurtragedies in de Ardennen

‘De geliefden van Allerheiligen’: miniatuurtragedies in de Ardennen
Beeld BELGA

De verhalenbundel Los amantes de Todos los Santos (2008) van Juan Gabriel Vásquez is nu in het Nederlands vertaald als De geliefden van Allerheiligen. Daarin spelen algehele eenzaamheid en het desolate Ardense landschap de hoofdrol.

Juan Gabriel Vásquez werd in 1973 geboren in Colombia, maar woonde sindsdien behalve in Parijs en Barcelona ook een poos in België en meer specifiek dan in de Ardennen, de streek die aan elke Vlaming bij voortduring bewijst dat ook het binnenland het in zich heeft om tot de verbeelding te spreken.

En in dat laatste zal De geliefden van Allerheiligen geenszins verandering brengen. Vásquez mag dan zelf op een bepaald moment stellen dat er in de Ardennen nooit iets gebeurt, tezelfdertijd toont hij eens te meer aan dat grote literatuur niet per definitie moord en doodslag behoeft om de meest dramatische sensaties op de lezer over te brengen. Sterker nog, de enige keer dat het voorvalt dat er dan toch eens iemand een medemens – een aanstaande schoonbroer – van het leven berooft, zorgt dat voor een vrij slap wraakverhaal dat iets te anekdotisch aandoet om in dezelfde mate te boeien als de zes andere en langere verhalen.

Zelfmoord, dat uitroepteken van de eenzaamheid, komt aanzienlijk vaker voor in de bundel, bijvoorbeeld in het slotverhaal, waarin een vrouw haar 17-jarige dochter heeft verloren aan een christelijke, eenentwintigkoppige sekte die op een dag collectief voor de dood koos. Het meisje liet een geluidsopname voor haar moeder achter. ‘Vergeet nooit’, zo uit zij daarin haar erkentelijkheid, ‘dat ik het geloof dankzij jou heb ontdekt’. Of hoe het ultieme mes in de wonde oprecht troostend en zalvend bedoeld kan zijn. De vrouw zelf, die nog steeds een kruisje om de hals draagt, bekent na een onenightstand: ‘Ik haat God, Oliviera.’

Grote literatuur behoeft niet per definitie moord en doodslag om de meest dramatische sensaties op de lezer over te brengen

Deze Oliviera is net als een aantal andere ik-figuren in het boek een complexe, vrij getormenteerde man die kennelijk nooit in de wieg gelegd is voor een langdurige relatie met vrouwen die anderzijds wel degelijk telkens voor hem geboren lijken te zijn. Verschillende keren zijn het de onverzettelijke neiging tot onafhankelijkheid van de hoofdpersoon en diens theorieën als is liefde louter ‘een gedeelde angst om alleen te zijn’, die resulteren in een algehele eenzaamheid waarvan het Ardense desolate landschap dat de zeven miniatuurtragedies decoreert de natuurlijke belichaming vormt.

In ‘In Café de la République’ overhaalt de verteller zijn echtgenote, die hij in de steek heeft gelaten en die hij nog altijd bemint, om samen met hem zijn sedert lang verwaarloosde en op zijn beurt door zijn wederhelft verlaten vader een bezoek te brengen. Ze verleent hem de gunst, want ze begrijpt ‘dat ik mijn vader liever in de waan laat dat mijn relatie nog intact is en dat de zoon van een wegloopster niet per definitie zelf bij zijn gezin weggaat’.

De hoofdpersonages van Vásquez zijn kortom steevast willens nillens zichzelf, gaan zonder uitzondering onder hun persoonlijkheid, karakter en gedragingen gebukt en moeten tot overmaat van ramp vaak ook nog eens de moed zien te vinden om te doen wat zij in wezen helemaal niet wensen te doen. Om maar te zeggen dat het woord ‘complexe’ hierboven niet lichtvaardig gebruikt was…

De hoofdpersonages van Vásquez moeten tot overmaat van ramp vaak ook nog eens de moed zien te vinden om te doen wat zij in wezen helemaal niet wensen te doen

Jachtpartij

Toch lijkt het verre van Vásquez’ bedoeling te zijn om zichzelf in de bundel te portretteren of op indirecte wijze aan zelfbeklag of bekentenissen te doen: de eenkennigheid en eenzaamheid worden in De geliefden van Allerheiligen wel degelijk opgevoerd als vanzelfsprekendheden waaraan nu eenmaal geen mens kan ontsnappen.

De stelling dat ‘ieder mens een eiland’ is, kent geen uitzonderingen, en zelfs aanstaande-moederliefde moet het afleggen, soms, tegen zoiets al met al banaals als de geneugten van het overspel: pas als het te laat is, beseft de hoogzwangere Selma in ‘De eenzaamheid van de goochelaar’, dat het meisje in haar buik haar vader meer nodig heeft dan zijzelf behoefte aan haar minnaar heeft. Overigens is vaderliefde, getuige het eerste verhaal van de bundel, al even futiel, als het erop aankomt.

Verschillende verhalen in dit uitstekende boek spelen zich ten dele af tijdens een jachtpartij, wat onvermijdelijk Ivan Toergenjev, schrijver van twee delen Jagersverhalen, in gedachten brengt. Er is inderdaad een grote overeenkomst tussen de twee schrijvers, die beiden een koelbloedig pessimisme combineren met een warmhartigheid en een begrip die voor morele verontwaardiging geen enkele ruimte laten.

Zolang boeken als de hunne nog kunnen worden gesmaakt, heeft de hoop dat het goed met ons komt, pessimisme of niet, volkomen bestaansrecht.

Juan Gabriel Vásquez, ‘De geliefden van Allerheiligen’, Signatuur, 224 p., 19,99 euro. Vertaald door Brigitte Coopmans.Beeld RV