Direct naar artikelinhoud
Duitsland

Honderd jaar na 1918: Duitsers beginnen Weimar opnieuw te waarderen

Babylon Berlin.

Aandacht voor het einde van de Eerste Wereldoorlog was er in Duitsland nauwelijks. 1918 wordt er herdacht als revolutiejaar, begin van de Republiek van Weimar. De eerste Duitse democratie werd altijd gezien als kraamkamer van het nationaalsocialisme. Inmiddels is er steeds meer aandacht voor de positieve gebeurtenissen in de roerige jaren twintig.

De momenteel populairste televisieserie in Duitsland, speelt zich af in de jaren twintig van de vorige eeuw. Babylon Berlin werd de afgelopen twee maanden uitgezonden door publieke omroep ARD en brak daar kijkcijferrecords. De serie gaat over een politiecommissaris in Berlijn, de hoofdstad van de Weimar­republiek, Duitslands eerste parlementaire democratie, gesticht op 9 november 1918, per revolutie.

Het was de stad van vrijheid, drugs, openlijke homoseksualiteit en wetenschappelijke vooruitgang. Tegelijk was het een stad van hongerende arbeiders, polarisatie, radicaal links, reactionair rechts, soldatenlaarzen en hakenkruizen.

Het liep niet goed af met Weimar. Juist die noodlottige wetenschap maakt de serie Babylon Berlin zo populair, denkt men in Duitsland – ook omdat veel kijkers zich bezorgd afvragen in hoeverre de onstuimige politieke polarisatie in de jaren twintig vergelijkbaar is met die van vandaag? Interessant genoeg komen wetenschappers en politici dezer dagen juist met pleidooien om meer oog te hebben voor de positieve erfenis van 1918.

Nee, in het kielzog van bondskanselier Merkel of bondspresident Steinmeier dit weekend geen soldaten in historische plunje, zoals in Frankrijk en Groot-Brittannië. Het einde van de verloren oorlog wordt in Duitsland nauwelijks publiekelijk herdacht.

Het einde van de verloren oorlog wordt in Duitsland nauwelijks publiekelijk herdacht

In Berlijn geldt 1918 vooral als beginpunt van de tijd die erop volgde. Op 9 november riep de sociaal-democraat Philipp Scheidemann de republiek uit door een zijraam van het Rijksdaggebouw, nadat een paar dagen eerder in Kiel de matrozen van de keizerlijke marine aan het muiten waren geslagen. Revolutie! Het einde van vijftig jaar keizertijd. Twee dagen later, op 11 november, eindigde de Eerste Wereldoorlog officieel.

Maar de geboortedag van de Duitse democratie was nooit een feestdag. “Een stiefkind van onze democratie­geschiedenis”, noemde Bondspresident Frank-Walter Steinmeier het daarom vrijdag tijdens zijn gedenkrede in het parlement. Hoe komt dat?

Volgens historicus Daniel Schönpflug van de Vrije Universiteit in Berlijn heeft dat alles te maken met het grote belang van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust voor het Duitse zelfbegrip. “Dat stond lange tijd als een soort muur voor de rest van de geschiedenis”, zei hij onlangs in een bijeenkomst voor buitenlandse pers. De in 1918 ontstane democratie werd decennialang uitsluitend bekeken vanuit haar noodlottige einde, toen Hitler in januari 1933 tot Rijkskanselier werd verkozen.

Laboratorium

Schönpflug is een van vele Duitse historici die vindt dat daar verandering in moet komen. Daarom schreef hij een boek getiteld Kometenjaren, waarin hij lezers de Weimartijd laat beleven aan de hand van tientallen biografieën, en de jaren twintig in Duitsland laat zien als laboratorium van de moderne wereld.

In Die Zeit staat deze week een groot artikel waarin vooral de moderniteit van Weimar ten opzichte van de rest van Europa wordt benadrukt: er waren vakbonden, de beginselen van een verzorgingsstaat en er was vrouwenkiesrecht – 25 jaar eerder dan in Frankrijk, zoals de auteur fijntjes toevoegt.

Ook de rede van bondspresident Steinmeier (van de sociaal-democratische SPD) kan worden gelezen als een pleidooi van herwaardering voor Weimar en de revolutie van 1918, “een mijlpaal in de geschiedenis van onze democratie”.

Natuurlijk, zegt ook de bondspresident, de revolutie was niet alleen fraai. Zo stuurden zijn sociaal-democratische voorvaderen extreemrechtse keizerlijke milities, zogenaamde Freikorpsen, op de communisten af. Zo stierven Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg.

De bondspresident kreeg een staande ovatie van het hele parlement, inclusief de AfD. Zoveel eensgezindheid is het afgelopen jaar zelden te zien geweest

Toch is de balans positief, vindt hij. Het democratische Duitsland dat na 1945 ontstond was niet mogelijk geweest zonder de wortels die in 1918 waren gelegd. Steinmeier eindigde zijn verhaal met een pleidooi voor “democratisch patriottisme” – “zonder de afgrond van de Shoah uit het oog te verliezen”.

Zo markeert de honderdste gedenkdag van de gebeurtenissen in november 1918 in Duitsland het moment dat het politieke midden, na een aanloop van decennia, officieel de deur open zet voor een positievere kijk op de eigen geschiedenis. Twintig jaar geleden was dat nog een taboe.

Deze ontwikkeling is, misschien wel in de eerste plaats, een antwoord om de roep om meer nationale trots die al jaren klinkt van rechts: van sommige AfD-politici en bewegingen als Pegida. Hun nationalisme gaat vaak samen met vreemdelingenhaat.

Dat maakte Steinmeier expliciet in zijn passage over de Duitse vlag. “Wie vandaag mensenrechten en democratie veracht, wie oude nationalistische haat doet ontvlammen, die heeft zeker geen recht op zwart-rood-goud”.

Aan het eind van zijn verhaal kreeg de bondspresident, die niet bekend staat als een bijzonder sprankelende spreker, een staande ovatie van het hele parlement, inclusief de fractie van de AfD. Zoveel eensgezindheid is het afgelopen jaar zelden te zien geweest in de Duitse volksvertegenwoordiging.

Overwinningsfeest

Lang duurde die eensgezindheid niet. Zondag zei AfD-partijleider Gauland dat hij het niet eens was met de deelname van Angela Merkel aan de herdenkingen in Parijs. Duitsland heeft de Eerste Wereldoorlog verloren, zei Gauland, en natuurlijk heeft Duitsland ook veel verkeerd gedaan. Maar “deelname aan het overwinningsfeest van de toenmalige bondgenoten” vindt hij te ver gaan.

Historicus Schönpflug krijgt vaak de vraag in hoeverre de Weimartijd vergelijkbaar is met onze tijd. Hij antwoordt dan dat hij veel parallellen ziet, maar dat de omvang van de middelpuntvliedende krachten nog lang niet zo groot is als toen. Berlijn is niet Weimar, klinkt het in Duitsland vaak dezer dagen. “Het mag het ook niet worden”, voegde Steinmeier daar vrijdag aan toe – voor de zekerheid.