Direct naar artikelinhoud
Interview

“Qua infectieziektes is België het land van de gemiste kansen”

Herman Goossens.Beeld Eric de Mildt

Drie miljoen euro. Met dat bedrag moet de Antwerpse topwetenschapper Herman Goossens (61) de implosie van het Europees onderzoek naar infectieziekten en antibioticaresistentie voorkomen. Hij richt daarom een groot expertisecentrum op.

“We zitten in een zeer kritische fase. Ik coördineerde meerdere grote onderzoeksprojecten naar infectieziekten waaraan meer dan 800 ziekenhuizen en 600 laboratoria in 42 verschillenden landen zijn verbonden. Het gaat over honderden miljoenen aan belastinggeld, maar in 2021 dreigen veel van deze projecten tot stilstand te komen. Ikzelf ben fin de carrière, maar ik beschik over een groot netwerk. Daarom ga ik op zoek naar een strategie om die onderzoeksprojecten te bestendigen, anders dreigt er bijzonder veel geld verloren te gaan.”

‘In het verleden zorgde de Europese aanpak ervoor dat andere grote projecten abrupt stilvielen’

Waarom dreigt alles in 2021 in het water te vallen?

“Dat is het jaar waarin de Europese projectfinanciering ophoudt. Dat is het probleem in Europa: je krijgt financiering voor projecten van drie à vijf jaar, maar niet voor langetermijnprojecten. In tegenstelling tot de VS, waar de National Health Association wel projecten met een looptijd van vijftien à twintig jaar financiert. In het verleden zorgde de Europese aanpak ervoor dat andere grote projecten abrupt stilvielen, waardoor het onderzoekswerk niet afgeraakte en waardoor allerlei onderzoeksmateriaal en dure toestellen plotseling nutteloos werden.”

Hoe begint u aan dit project? Wat zijn de eerste stappen?

“Van Europees Commissaris voor Onderzoek Carlos Moedas kregen we 3 miljoen euro die we zullen gebruiken voor de opstartfase. Vanaf januari 2019 zullen we alle experts op het gebied van infectieziekten samenbrengen en gaan we ook op zoek naar een consultancybureau dat ons zal begeleiden bij het opbouwen van een structuur. Waarschijnlijk komt er een centraal onderzoekscentrum – mogelijk in België – en daarnaast zullen we wellicht ook hubs uitbouwen in andere Europese landen. Voorts moeten we ons ook bezinnen over de samenwerking met de farmaceutische industrie.”

Dat laatste is een delicate zaak. Hoe wilt u dat doen?

“De industrie vindt ons initiatief prachtig, want klinische tests voor nieuwe antibioticamiddelen zijn bijzonder duur. Zij hebben ons nodig, maar wij hebben hen ook nodig. Zonder een goede samenwerking is het bijzonder moeilijk om een nieuw geneesmiddel te ontwikkelen, uit te testen en op de markt te brengen. Maar als onderzoeksinstelling moet je voldoende garanties inbouwen voor onafhankelijkheid: net daarom is een structuur met visie zo belangrijk.”

‘Het is met resistente bacteriën zoals met de klimaatverandering: het probleem neemt toe, maar de urgentie sijpelt slechts langzaam door’

Omdat wij te veel antibiotica verkeerd gebruiken, nemen de resistentie en de zogenaamde superbacteriën toe. Hoe acuut is het probleem?

“Het is zoals met de klimaatverandering: het probleem neemt toe, maar de urgentie sijpelt slechts langzaam door. In Azië en Latijns-Amerika is de situatie al dramatisch. Kinderen sterven daar aan infecties omdat er geen geschikte antibiotica voorhanden zijn. Maar ook in Zuid-Europese landen als Griekenland en Italië kun je gerust spreken van een zorgwekkende evolutie en zitten we met een probleem van resistentie. Accurate cijfers bestaan niet, want ziekenhuizen durven niet bekendmaken dat ze te maken krijgen met resistente bacteriën uit vrees voor een paniekreactie.”

Hoe verklaart u dat het probleem vooral in arme landen ontspoort en in Europese landen die met grote economische problemen kampen?

“In arme landen is de kans op infecties natuurlijk veel groter omwille van vuile toiletten, het mengen van drinkwater met rioolwater of overstromingen die het drinkbaar water vervuilen. Vaak worden die landen ook door zwakke overheden bestuurd. Om het probleem van infectieziekten aan te pakken, heb je een sterke overheid nodig die sturend durft op te treden. In Scandinavische landen, waar de overheid durft te sturen, stelt het probleem van resistente bacteriën zich veel minder.”

Hoe is de situatie in België?

“Het Europees Centrum voor Ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) deed vorig jaar een evaluatie van België en die was niet zo goed. Van een situatie als in de Scandinavische landen en Nederland kunnen we alleen maar dromen. Qua infectieziektes is België het land van de gemiste kansen. De aanzet vanuit de wetenschappelijke en de medische wereld was veelbelovend: in 2001 waren we bijvoorbeeld het eerste land met nationale campagnes. Maar de politiek is niet gevolgd. Onze versnippering, onze ingewikkelde staatsstructuur en ook een gebrek aan ambitie maakten dat we steeds verder wegzakten. Ik had het daarnet over de klimaatverandering, ook hier gaat de parallel op: met zes verschillende regeringen maak je voor dit soort urgente en complexe problemen te traag vooruitgang.” 

Als het probleem zo urgent is, waarom moesten we dan wachten op uw initiatief om dit wereldwijde gevaar aan te pakken?

“Ook ik was lange tijd pessimistisch over het uitblijven van initiatieven. In zekere zin zitten we in een vicieuze cirkel: de farmaceutische industrie investeert onvoldoende in de ontwikkeling van nieuwe antibiotica, waardoor steeds meer mensen kampen met infectieziekten. Die mensen wonen vaak in arme landen en hebben geen geld om nieuwe en duurdere antibiotica te kopen. Tegelijk is er het grootschalige foute gebruik van antibiotica, waardoor wij farmaceutische bedrijven soms moeten afraden om nieuwe medicijnen op de markt te brengen. Het businessmodel is dus problematisch. 

“Er is ook een tekort aan wereldwijd leiderschap om dit probleem op te lossen. Eigenlijk hebben we een programma nodig zoals UNAIDS, waarbij de aidsepidemie op wereldwijde schaal werd aangepakt. Zowel de VN, onderzoekers als farmaceutische bedrijven werden hierbij betrokken en de nadruk lag niet enkel op de beschikbaarheid van medicijnen, maar ook op preventie. Infectieziekten en resistente bacteriën vergen een zelfde wereldwijde strijd.”