Tatyana Beloy over haar liefde voor Limburgse 'pateekes', het Afrikaanse gevoel in haar lijf en de oproep om 'de Vlaamse preutsheid' te stoppen

Ze heeft familie in Houthalen-Helchteren en vanaf 12 december is Tatyana Beloy (33) te zien op het witte doek in ‘De Collega’s 2.0’, met Limburg als decor. Maar vergis u niet: de Antwerpse met Congolese wortels is vooral een vrouw van de wereld. “Ik ben iemand die in alles het positieve probeert te zien, en grijp elke kans die ik zie met beide handen”, zegt ze. “Wat dat betreft ben ik zoals de mensen in LA, waar ik nog gewoond heb. Daar zeggen ze: ‘Als je een droom hebt, ga er dan voor.”

Jo Smeets

“Dit is mijn allereerste bioscoopfilm ooit en ik ben ongelooflijk dankbaar dat ik dit mocht doen”, zegt ze. “Toen ik in Londen afstudeerde aan de toneelschool koesterde ik al de droom om te mogen samenwerken met Jan Verheyen, en die droom is nu uitgekomen. Ik vind al zijn films keigoed, dus ik was best wel zenuwachtig toen ik deze kans kreeg. Ik weet nog dat ik tegen mijn vriend zei: ‘Ga jij al maar slapen, ik ga nog eerst een kwartiertje door dat scenario bladeren.’ Wel, ik heb het nog die nacht helemaal uitgelezen, zo grappig vond ik het. Ik heb geen seconde getwijfeld: natúúrlijk moest ik deze opdracht aannemen.”

Waarom wilde je zo graag met Jan Verheyen werken?

“Die man ademt film. Volgens mij hebben ze ooit een filmencyclopedie ingeplant in zijn brein, of zo. (lacht) We hadden voor ‘De Collega’s 2.0’ keilange draaidagen en als we ’s avonds gingen eten, ging Jan niet mee. Die was dan terug te vinden in de dichtstbijzijnde bioscoopzaal, ongelooflijk. Ik heb veel kunnen leren van Jan. Het feit dat zijn films telkens veel volk naar de zalen lokken, is natuurlijk ook een enorm pluspunt. Ik moet wel zeggen dat het schrikken is als je jezelf op zo’n groot scherm ziet.”

Jezelf op een groot scherm, met Limburg als decor.

(imiteert Limburgs accent) “Ja jong, éch waar. (lacht) Ik kom daar wel vaker, hoor. Want ik heb familie in Houthalen-Helchteren. Telkens ik naar Limburg ga, heb ik drie zekerheden: dat ik een patteeke en koffie krijg, en dat de mensen vriendelijk zullen zijn.”

De drie seizoenen van de tv-reeks ‘De Collega’s’ werden destijds uitgezonden tussen 1978 en 1981, jij werd geboren in 1985.

“Ik kende de serie dus totaal niet, maar ter voorbereiding van deze film ben ik uiteraard wel gaan checken wat het precies was. Wat me meteen opviel, was hoe traag televisie in die tijd was, maar toch wérkt het, vind ik. Mijn personage leunt het dichtst aan bij Betty Bossé, destijds gespeeld door Tessy Moerenhout. Nageltjes lakken, wat ongeïnteresseerd opvallend zitten wezen… Ja, dat beviel me wel.”

In de film was Evy een weekend lang afgesloten van de sociale media, wat haar duidelijk niet zinde. Ook dat heeft ze gemeen met jou.

“Helemaal niet!”

Ik heb andere dingen gehoord.

(lacht) “Je moet niet alles geloven wat de mensen zeggen. Ik ga superbewust om met mijn smartphone en de sociale media. Oké, het is natuurlijk wel een deel van mijn werk. Als ik mijn passie Supastar – musicalstages voor kinderen – wil promoten, moet dat natuurlijk via de sociale media.”

Én je post graag topless foto’s van jezelf op Instagram (zie foto's bovenaan).

“Als ik me goed in mijn vel voel, denk ik: ‘Waarom niet?’ Mijn lief maakt die foto’s, en hij doet dat keigoed, want hij is cameraman. Bovendien krijg je slechts mijn blote rug te zien, dus er is niks aan de hand. (lacht) Die Vlaamse preutsheid moet maar eens stoppen. Ik voel me goed, steek mijn armen in de lucht en laat een foto nemen van mijn blote rug, that’s it. Wat is het probleem?”

Wanneer krijgen we de voorkant te zien?

“Ah, níet hé! Da’s voor mijn lief! (lacht) Maar we hadden het dus over mijn smartphonegebruik. Als ik op restaurant of café zit, zal je me niet snel betrappen met mijn telefoon in de hand. Ik krijg iets van mensen die dat wel doen. ‘Ga gewoon naar huis’, denk ik dan.”

Ik las dat je met je vriend naar Congo – waar een deel van jouw roots liggen – geweest bent, en dat je daar ook een tijd lang afgesloten was van de sociale media.

“Als het dat maar was… Het was veel erger om te zien dat dat land één grote chaos is, echt heftig. Dat werd me meteen duidelijk toen we vanuit Rwanda de Congolese grens overstaken. Echt, niet normaal: de ellende, de corruptie, de armoede... Bovendien werden we voortdurend bewaakt door gewapende militairen. Ik heb daar een joekel van een cultuurshock aan overgehouden. Het feit dat ik half Congolees ben, heeft dat nog versterkt, denk ik. Je wil die mensen helpen, je wil iets doen, maar je staat totaal machteloos. De tranen rolden over mijn wangen terwijl we door de Congolese straten reden.”

Voel je je Congolees?

“Ik weet dat ik bruin ben en dat mijn vader van Congo is, en ik voel ook wel dat er iets Afrikaans in mijn lijf zit, maar daar stopt het.”

Wat is dan dat Afrikaanse dat in jouw lijf zit?

“Niks. Mijn kleur, da’s alles. (denkt na) Of nee, ik hou van soulmuziek, ik dans graag… Dat zal ook wel iets Afrikaans zijn, zeker? Ah ja, mijn positivisme. In Afrika hebben de mensen niets, maar ze zijn wel voortdurend aan het lachen, met tien kinderen aan hun been aan twee aan de borst. Hier in Vlaanderen denk ik vaak: ‘Maar jongens toch, jullie hebben alles wat je hartje begeert, maar toch zijn jullie voortdurend aan het zagen.’ Nee, da’s niks voor mij.’”

Ben jij nooit eens negatief?

“Tuurlijk wel, maar zelfs dan probeer ik het positieve te zien. Slechte energie ontwijk ik gewoon, ik moet er niets van weten. Maar dat heeft natuurlijk niets te maken met mijn Afrikaanse roots, ik ben gewoon zo. En ik voel me vooral een Vlaamse, weliswaar met een enorme liefde voor Afrika. Binnenkort ga ik met Konrad weer een toer door Afrika doen, ik kijk er enorm naar uit.”

Die stages voor kinderen, waarom doe je dat?

“Het is altijd mijn droom geweest om te zingen, dansen en acteren. Ik wil iets betekenen voor kinderen die die ambities delen, en bovendien geeft werken met jongeren me ongelooflijk veel energie. Om het met een cliché te zeggen: je krijgt er veel van terug. Komt er een kind aan op zo’n vakantiestage, onzeker en met gebogen schoudertjes, maar op het einde is zo’n kind dan vaak helemaal getransformeerd, gegroeid. Omdat het zich heeft kunnen ontplooien. Vaak weten ouders niet over welke talenten hun kinderen beschikken. Als ik hen daar dan attent op maak, gaan ze hun kinderen vanzelf een andere richting uitsturen. Als dat gebeurt, weet ik dat mijn job zin heeft. En als je tegen een kind met weinig zelfvertrouwen zegt: ‘Maar gij kunt zó goed dansen’, moet je die blik in die ogen eens zien. Het gevoel dat dat je geeft, is met geen geld te betalen.”

Je hebt vast een flink uit de kluiten gewassen kinderwens.

“Konrad heeft al een zoontje, en dat gaat keigoed. Maar noem me alstublieft niet plusmama, want dat vind ik een vreselijke term. Een kind heeft – in het beste geval – twee ouders, punt. Ik kan het weten, want ik ben zelf een kind van gescheiden ouders. Het zoontje van Konrad is fantastisch, ik vind het heel fijn als hij in de buurt is en ik doe enorm mijn best voor hem, maar zijn mama kan ik nooit zijn. En zijn plusmama ben ik dus ook niet. Ik ben gewoon de vriendin van zijn papa. (denkt na) Zélf aan gezinsuitbreiding beginnen… Ik ben drieëndertig, zie enorm graag kinderen, maar ik voel geen klok tikken. Misschien komt daar ooit verandering in, wie weet. Maar nu? Nee, het is niet aan de orde.”

Wanneer ben je op het idee gekomen om met kinderen te gaan werken?

“Toen ik twee jaar in Los Angeles woonde, ik was toen vierentwintig. Ik was aan het denken: ‘Hoe kan ik straks, als ik terug naar België ga, een inkomen genereren met iets dat ik ontzettend graag doe?’ Zo steek ik gewoon in mekaar, ik probeer overal opportuniteiten te zien. Toen ik in Londen studeerde, dacht ik: ‘Hoe kan ik in de zomer op een goedkope manier op vakantie gaan?’ Wel, ik ben toen voor Club Med gaan werken: een combinatie van vakantie én geld verdienen.”

Hier spreekt een ondernemer?

“Zeker, en daar ben ik enorm trots op. Ik zeg het: ik probeer altijd weer opnieuw te zoeken naar een weg die voor mij natuurlijk aanvoelt. Toen ik in Londen studeerde, viel het me op dat daar mensen van allerlei nationaliteiten voor de media werkten. Maar toen ik terugkeerde naar België werd ik steevast gecast als ‘de kleurling’. Ik begreep dat niet. Waarom mocht ik niet gewoon het jonge meisje spelen? Dat lag mee aan de basis van mijn vertrek naar Los Angeles. Ik wilde hier in Vlaanderen niet voortdurend in een slachtofferrol zitten, of wachten op een rol die ik wél oké vond. Dus zei ik op een dag: ‘Ik ga naar LA!’ Ik ben er dan eerst op vakantie gegaan, en ik vond dat daar zó leuk. Twee weken na mijn thuiskomst ben ik verhuisd, just like that.

Je was lang niet de eerste die met een rugzak vol dromen naar Hollywood trok.

“Ik weet het. Ik heb daar keihard moeten werken om te overleven, in cafés, in restaurants… Net als al die anderen die dromen van een Hollywoodcarrière en hopen dat ze iemand zullen worden. Maar voor mezelf zie ik dit avontuur niet als mislukt, want ik heb er veel van geleerd. Hier zeggen de mensen: ‘Doe maar gewoon, voetjes op de grond’, maar in LA word je aangemoedigd om je dromen waar te maken. En als je niet slaagt in je opzet, is dat helemaal niet erg. Zo ben ik ook: ‘Come on, we gáán ervoor!’ Echt, die periode heeft me veel kracht gegeven en het heeft me ook geïnspireerd om mijn leven in handen te nemen. ‘Oké Tatyana, wat doet gij graag? Reizen!’ Voilà, en ik heb met succes gesolliciteerd bij ‘Vlaanderen Vakantieland’, zo rolde ik van het ene in het andere.”

Daar heb je dat positivisme weer.

“Dat probeer ik toch, ja. Je weet dat ik erbij was tijdens de aanslagen in Zaventem. Onlangs vroeg iemand me nog of dat mijn leven heeft veranderd. Ja, maar dan in de positieve zin. Het heeft me nog meer doen beseffen dat het leven in een vingerknip voorbij kan zijn, dus moet ik nú handelen, niet morgen. Die mentaliteit zat al in mij, maar door die aanslag is het nog meer tot uiting gekomen. Echt, had ik daar in Zaventem een meter meer naar rechts gestaan, dan was ik nu dood geweest. Daarom stel ik mezelf regelmatig de vraag: ‘Doe je nu echt alles wat je graag wil doen?’ Als het antwoord op die vraag ja is, ben ik goed bezig. Ik vind sowieso dat ik zo weinig mogelijk moet zeveren. Ik moet gewoon doen, dan komt de rest wel vanzelf.”

Je hebt net nu al enkele keren gehad over dromen waarmaken. Wat is jouw grootste droom?

“Supastar uitbouwen tot een platform in heel Vlaanderen. En ook: blijven doen wat ik nu doe. Reizen, acteren, zingen, dansen… Echt waar, als ik ’s morgens bij het opstaan kan denken: ‘Nu kan ik de hele dag fijne dingen gaan doen’, ben ik een tevreden mens. En dat is het geval, dus we gaan zeker niet klagen.”

‘De Collega’s 2.0’, vanaf 12 december in de bioscoop

‘Familie’, VTM, elke weekdag, 20.00 uur

Meer info over de musicalstages van Tatyana Beloy: www.supastar.be

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Lees meer