De Rwan­dese majoor Bernard Ntuyahaga werd in 2007 in ons land veroordeeld tot twintig jaar cel voor zijn aandeel in de moord op tien Belgische para’s in Rwanda, in 1994. De procureur noemde hem een ‘moordenaar van de ergste soort’. Sinds juni heeft hij zijn straf uit­gezeten en zit hij in een gesloten centrum.

Een gedwongen terugkeer naar Rwanda lag delicaat, omdat dat mogelijk zou neerkomen op een schending van artikel 3 van het Mensenrechtenverdrag. Dat zegt dat niemand mag worden blootgesteld aan foltering. Als Hutu vreesde Ntuyahaga represailles van het Tutsi-regime. Maar enkele dagen geleden uitte de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen geen bezwaar.Volgens de beroepsrechters is de ‘algemene situatie in Rwanda voor tegenstanders van het regime zorgwekkend’, maar kan Ntuyahaga niet aantonen dat hij nog altijd als een politiek opposant wordt beschouwd of dat hij het slachtoffer zou zijn van intimidatie.

Ntuyahaga stapte naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Dat legde ‘voorlopige maatregelen’ op. ‘Daardoor kunnen we hem opnieuw niet uitwijzen’, zegt de Dienst Vreemdelingenzaken. Het Hof heeft de voorlopige maatregel toegekend tot 6 december.