© HBVL

Limburgse tonredenaars zetten de traditie verder na overlijden van Pierre Cnoops: “Wij houden stug vol”

Zaterdag stierf de Nederlands-Limburgse tonredenaar Pierre Cnoops (80), een icoon in de wereld van het carnaval. Maar hoewel de eeuwenoude traditie van het tonpraten of buuttereden tijdens een carnavalszitting het bij ons moeilijk heeft, blijven fans en volgelingen de kar trekken. “Mensen hebben steeds minder luisterbereidheid. Maar we houden stug vol in de ton”, zegt Roger Schepers van het Buutte-onderwijs Limburg.

Mark VAN LUYK

Het is een traditie die al uit de middeleeuwen stamt, de buutteredenaar die vanuit een ton een grappige redevoering houdt. Intussen leidt Roger Schepers uit Meeuwen-Gruitrode al 24 jaar nieuwe tonpraters op in het Buutte-onderwijs Limburg (BOL). En dat lukt nog steeds aardig. “We kunnen maar tien tonredenaars per jaar opleiden en daar zijn toch altijd één of twee jonge mensen bij”, zegt Schepers. “Wel is het zo dat de luisterbereidheid bij de mensen een stuk minder is geworden. Vroeger zaten ze tijdens een carnavalszitting aan lange tafels te luisteren naar sprekers in de ton. Op moderne zittingen hebben ze liever een dj met boenke boenke.”

De traditie van de tonprater is uit Duitsland via Nederlands-Limburg naar hier overgewaaid. “Het vindt zijn oorsprong bij de middeleeuwse hofnar die één keer per jaar op een bierton mocht gaan staan om de kasteelheer en het volk ongestraft over de hekel te halen. Hier was het lang een traditie dat in elk dorp mensen jaarlijks de lokale politici op die manier mochten bekritiseren. Uiteindelijk groeide het tonreden uit tot een meer algemene vorm van humor.”

© HBVL

Volgens Schepers zijn de tonpraters de voorlopers van de stand-upcomedians. “Met dit verschil dat wij ons verkleden, een typetje spelen en het in het dialect doen. Om een goeie tonredenaar te zijn, heb je drie dingen nodig: een goede opbouw, timing en voldoende lachsalvo’s. Het klopt dat stand-upcomedy nu meer succes heeft, maar we proberen met onze school de traditie toch levend te houden. Dat lukt aardig in het noorden van Limburg en aan de Maaskant, maar het is natuurlijk niets vergeleken met Nederlands-Limburg: daar heeft elk dorp zijn eigen tonspreker.”

Proper

Diepenbekenaar Kristof Clerinx is nog maar 20 jaar, maar staat al sinds zijn veertiende in de ton. “Mijn tante was ook tonprater”, vertelt hij. “Ik ben vaak naar haar gaan kijken en raakte erdoor gefascineerd. Een paar jaar geleden hoorde ik dat ze twee leerlingen tekort hadden bij het Buutte-onderwijs Limburg, dus heb ik me ingeschreven. Elk jaar stel ik een nieuwe show voor op kleine feestjes en zittingen. De teksten schrijf ik zelf. Ik kies ook ieder jaar een nieuw typetje. Ik ben al een non en poetsvrouw geweest, dit jaar ben ik een kapster.

“Onze speech moet altijd iets te maken hebben met de maatschappij, met liefst niet te veel politiek en seks – er zitten ook altijd kinderen in de zaal. Het moet dus proper blijven. De ton spreekt me meer aan dan stand-upcomedy: ik hou meer van kolder. Pierre Cnoops was echt een voorbeeld voor me op dat vlak. Het is echt prachtig wat hij allemaal bereikt heeft als tonredenaar. Hij kwam zelfs op de nationale televisie”, besluit Kristof.