Direct naar artikelinhoud
Boekenrecensie

‘Heterdaad’ is een hilarische satire over ondermaatse romans en vergeten auteurs

In dezelfde periode dat hij werkte aan zijn magnum opus, Max, Mischa & het Tet-offensief, schreef de Noor Johan Harstad de buitengewoon geslaagde satire Heterdaad.

De modus operandi van detective Heterdaad is precies zoals zijn toepasselijke naam al suggereert. Hij duikt steeds op het juiste moment, op de juiste plek op, en betrapt onverlaten zodoende altijd op heterdaad. Tegen­over deze doortastende detective kan de crimineel in kwestie alleen maar onmiddellijk bekennen. ‘Kip, ik heb je!’, roept detective Heterdaad, waarop de boeven hun hoofd laten hangen en zeggen: ‘Heterdaad, je bent goed, te goed.’

In Heterdaad van Johan Harstad krijgen we vijftien ultrakorte misdaadromans van ene Frode Bran­deggen voorgeschoteld. Voordat deze goed en wel begonnen zijn, is de dader al in de boeien geslagen en detective Heter­daad alweer op weg naar huis; van getreuzel houdt hij niet. Precies het soort verhaal dat absoluut ongeschikt is voor een misdaadroman, omdat het de gouden regel van de misdaadliteratuur aan de wilgen hangt: er is geen mysterie.

‘Heterdaad’ van Johan Harstad. Een komisch zijstapje van de auteur die de Europese Literatuurprijs kreeg voor ‘Max, Misha & het Tet-offensief’.Beeld rv
Slapstick­humor, houd-de-dief-taal en nauwelijks een verhaallijn: zo kennen we Johan Harstad niet

Viering van het ordinaire

Na het eerste hoofdstuk – twaalf zinnen – vermoed je dat Frode Bran­deggen mogelijk lijdt aan literaire opstartproblemen. Na hoofdstuk twee – acht zinnen – moet je al tot de conclusie komen dat het hem niet ontbreekt aan humor, maar wel aan schrijftalent. ‘Opeens hoorde hij een geluid. Maar hij zag niets. Hij deed zijn ogen open. Dat hielp.’

Slapstick­humor, houd-de-dief-taal en nauwelijks een verhaallijn: zo kennen we Johan Harstad niet. De Noor, naast schrijver ook grafisch ontwerper, schreef Heterdaad in dezelfde periode dat hij aan zijn magnum opus werkte, het 1.229 pagina’s tellende Max, Mischa & het Tet-offensief, waarvoor hij, samen zijn vertalers Edith Koenders en Paula Stevens, eind oktober de Europese Literatuurprijs kreeg uitgereikt. In die indrukwekkende pil roept hij het (liefdes)leven van een theaterregisseur op in paginalange zinnen, zo melodieus dat je erin meegezogen wordt en pas weer ademhaalt als de punt gezet is.

Maar dit kan Harstad dus óók nog: slechte detectives schrijven – misschien om even te kunnen lachen na en tijdens het werken aan het heel mooie, maar ook soms heel zware epos. Om de pret te vergroten voert Harstad na die vijftien misdaadverhalen nog iemand op: de letterkundig geleerde Bruno Aigner, die de misdaadauteur Brandeggen geniaal vindt en ons daarvan met talloze voetnoten wil overtuigen. Deze annotator, of voetnotenman, zorgde ervoor dat het thrilleroeuvre van zijn goede vriend Frode Brandeggen postuum werd uitgegeven, inclusief zijn eigen 252 (zeer subjectieve) voetnoten.

We moeten Brandeggen leren lezen, vindt zijn vriend Aigner, en begrijpen dat we te maken hebben met een avant-gardistische schrijver die de ‘Mouvement artistique du banalisme’ volledig beheerste: de kunst van het weglaten, de viering van het ordinaire in de Franse zin des woords.

Om de pret te vergroten voert Harstad nog iemand op: letterkundige Bruno Aigner, die de misdaadauteur geniaal vindt en ons daarvan met talloze voetnoten wil overtuigen

Thrillerhelden vond Brandeggen bijvoorbeeld nodeloze tijdverspillers, schrijft hij in een van de voetnoten. Al die talloze mogelijke verdachten, dat gelanterfant maar niet echt willen kijken, en dan die vreselijke neiging om de plot uit te smeren over honderden pagina’s. Lezers willen toch niet als honden achter iemand met een koekje in zijn hand aanlopen die achteruit loopt?

Aigner ontleedt het ‘fenomeen’ Brandeggen voor ons met eindeloze details over het leven van zijn vriend: het wel of niet bezitten van een of twee ochtendjassen, hoe hij zijn koffie dronk, hoe vreselijk zijn vader was, het worstenwater waarin hij zijn handen graag liet weken. Maar ook zijn oordeel over het werk op literair en wetenschappelijk niveau en de Heterdaad-serie in het licht van de geschiedenis van de misdaadroman. We steken van die Aigner bij vlagen best wat op, en het is noodzakelijk de voetnoten simultaan met de hoofdstukken te lezen.

Kijk gerust eens in de spiegel, lijkt Harstad te willen zeggen. Hier komt zowaar het grote thema uit al zijn werk aan de oppervlakte: gaan wij niet allemaal gebukt onder de angst om over het hoofd gezien te worden?

Leugenaar

Heterdaad is een buitengewoon geslaagde satire. Naarmate het boek vordert, begint de annotator steeds vrijelijker over zijn eigen leven te vertellen. ‘Hier ben ik. Hier. Ik’, begint hij voetnoot 148. Hij bekent dat hij niet meer opgesloten wil zitten tussen zijn voetnoten maar gezien wil worden, als mens. We krijgen zelfs een biografie over Aigners leven, inclusief foto, en we lezen over een reis die hij ooit door Australië maakte, waarop hij een aantal voetnoten later terugkomt om te bekennen dat hij gelogen heeft en nooit in Australië is geweest.

Kijk gerust eens in de spiegel, lijkt Harstad te willen zeggen. Niet alleen de annotator vreest voor een leven in de schaduw – en hier komt zowaar het grote thema uit al het werk van Harstad aan de oppervlakte: gaan wij niet allemaal gebukt onder de angst om over het hoofd gezien te worden?

Johan Harstad, Heterdaad – De verzamelde werken van Frode Brandeggen bezorgd door Bruno Aigner, Podium, 240 p., 20,50 euro. Vertaald door Paula Stevens.