Direct naar artikelinhoud
Opinie

Had ik nog jonge kinderen, dan schreef ik hen in bij een desnoods volledig witte hockey­club. Maar nooit in zo’n opgenaaide voetbalclub

De Red Lions zijn wereldkampioen hockey.Beeld Photo News

Hans Vandeweghe (1958) is sportjournalist en columnist bij De Morgen.   

Er is een filmpje dat u móét zien. Zoek op Steven Adams en Mason Plumlee, het gaat om basketbal: de Oklahoma City Thunder staan bij de Denver Nuggets met nog enkele minuten te spelen op zes punten achterstand als Steven Adams vrij naar de ring kan.

Mason Plumlee van de thuisploeg ziet dat en springt. Adams houdt in, waardoor Plumlee voor niks in de lucht hangt. In het zwerk kantelt zijn lichaam en hij landt vervaarlijk onderste­boven op de gebukte Adams. Die zou zich niks van Plumlee kunnen aantrekken, dunken en een fout meekrijgen. Maar neen, hij houdt in, dunkt niet en probeert Plumlees val te breken en hem te behoeden voor een potentieel ernstige blessure.

Hans Vandeweghe.Beeld Bob Van Mol

Was Adams een voetballer geweest, hij had meer dan waarschijnlijk gedunkt en zich dan pas (misschien) iets aangetrokken van de tegenstander die dreigt op zijn hoofd terecht te komen. Of misschien had hij gedunkt en vervolgens geprobeerd om bij het neerkomen even zijn voet in een teer deel van Plumlee te zetten. Of had hij al het voorgaande gedaan, waarna hij zich zou laten vallen voor dood en om een rode kaart vragen.

Na veertig jaar in dit vak blijft de vraag mij fascineren: waarom is van alle sporten voetbal tegelijk de meest amorele en immorele sport? Waar maten­naaien, mensen verkopen en tegenstanders verwonden tot de dagelijkse gang van zaken behoren. Waar men de handen vol heeft met zwart geld, witwas­praktijken, omkoping en match­fixing.

Waarom haalt voetbal het slechtste in de mens naar boven, zowel op als naast het veld? Het is een raadsel. Het heeft met geld te maken, zegt de ethicus. In de NBA – zie dat filmpje – bedraagt het gemiddelde salaris dit seizoen 6,5 miljoen euro. Vriend Adams zit daar dik boven met ruim 21 miljoen euro, Plumlee zit net niet aan 11,5 miljoen euro en daarmee zijn zij beiden naar NBA-maatstaven mee­lopers.

Geld haalt zelden het beste naar boven in de mensen, maar het is niet dé factor of een sport al dan niet immoreel is. Voetbal is de sport die zich halfweg de 19de eeuw van het zeden­verwilderende en verruwde rugby heeft afgescheurd. Honderdvijftig jaar later is rugby het toonbeeld van sportiviteit, met duidelijke regels en met een top­scheids­rechter die zich heeft geout als getrouwde homo.

Had ik nog jonge kinderen, dan schreef ik hen met veel plezier in bij die keurige, desnoods volledig witte hockey­club. Maar nooit ofte nimmer in zo’n opgenaaide voetbalclub

Recent hebben we nog zo’n keurige – niet pejoratief bedoeld – sport leren kennen. Lezers en collega’s vonden dat ik al te enthousiast reageerde op de wereld­titel van de Red Lions en maanden mij aan om dat ‘vreselijke all white hockey’ toch maar eens goed af te branden.

Sorry, maar ik heb het hele voorbije WK met verbazing en bewondering naar dat hockey gekeken, onder meer naar de etiquette tussen de lijnen. Eén keer heb ik een speler een wegwerp­gebaar zien maken. Het ging om veel, om een wereldtitel, maar op overtredingen volgden meestal excuses en heel zelden gemor. Een duwtje te veel en de ref, die alles keurig uitlegde aan het publiek, trad prompt op.

Ik kan hockey onmogelijk een foute sport vinden om die ene simpele en simplistische reden dat het de sport is van de witte midden­klasse, het spijt mij zeer. Ik heb niks tegen de witte midden­klasse, en al helemaal niet zoals ze zich gedraagt op de hockey­velden. Ik kan onmogelijk tegen een sport zijn met een nationale ploeg van onder­betaalde vedetten zonder vedette­allures, samengesteld in perfecte symbiose tussen de gemeenschappen en die ook nog eens goud winnen.

De mores van een sport maken deel uit van de algemene cultuur van een sport en hebben niks te maken met afkomst, religie of ras, maar met stijl of gebrek aan stijl. Had ik nog jonge kinderen, dan schreef ik hen met veel plezier in bij die keurige, desnoods volledig witte hockey­club. Maar nooit ofte nimmer in zo’n opgenaaide voetbalclub.

Hockey verdient het niet om als ondemocratisch en elitair te worden bestempeld. Voor een tiende van de investering van een aspirant-wielrennertje en evenveel lidgeld als in een voetbal­club, kan een kind gaan hockeyen. In de rijken­stolp Brasschaat zal het lastig zijn om de minder gegoede kinderen te bereiken, maar in Gent wenkt een interessant sociaal experiment.

La Gantoise, ooit een elitaire club waar nog steeds een mondje Frans wordt geparleed, is recent verhuisd naar de Watersportbaan. Naast La Gantoise, gescheiden door een oude arm van de Leie, ligt de sociale volks­wijk Eiland Malem (waar ik ben opgegroeid). Malem en hockey zijn twee totaal verschillende werelden, gescheiden door tien meter water maar verbonden door een brug. Het zou La Gantoise sieren om over het water te rekruteren bij de allochtone gemeenschap van Malem. Alle kleuren kunnen hockeyen, ze moeten elkaar alleen vinden.