Direct naar artikelinhoud
Interview

Mia Doornaert: “Ik wacht nog altijd op excuses”

Mia Doornaert.Beeld Franky Verdickt / Imagedesk

2018 was voor Mia Doornaert zowel een ongewoon als een normaal jaar. Ongewoon omdat ze eerst wel, dan niet, en uiteindelijk toch voorzitter van het Vlaams Fonds der Letteren werd. En normaal omdat ze ook dit jaar weer de linkse kerk aan het vloeken kreeg. “Ik wacht nog altijd op excuses.”

Een kwartier later dan afgesproken, arriveer ik in de Elsense art-decowijk waar Mia Doornaert woont. Zou de columniste – in wie mijn bevooroordeelde brein een strenge dame ­vermoedt – me mijn vertraging ­kwalijk nemen? Zou ze me over de knie leggen en me toesissen dat niemand haar ongestraft vijftien ­kostbare minuten doet verlummelen?

Nog voor ik me aan een pronostiekje heb gewaagd, doet ze glimlachend de deur van haar appartement open. Ze neemt mijn jas aan, gaat naar de keuken en sommeert haar koffieapparaat om een caffè lungo bijeen te pruttelen. In haar living fladderen Mozart-melodieën in het rond, in haar kerstboom verspreiden lieflijke lampjes Bing Crosby-romantiek.

Wanneer ze opnieuw de woonkamer binnenwandelt, merkt ze dat ik schaamteloos haar ­boekenkast aan het besnuffelen ben. “Zoals u ziet, kan ik wel degelijk lezen”, zegt ze droog. Een scheut sarcasme aan het adres van de schrijvers die haar letterkundige capaciteiten in twijfel  trokken toen ze in juli benoemd werd tot ­voorzitter van het Vlaams Fonds der Letteren.

Toch was het vooral de manier waarop die benoeming tot stand kwam die wrevel opwekte: de Vlaamse regering had Doornaert zonder inspraak van de raad van bestuur tot voorzitter gebombardeerd. En dus beweerde een aantal schrijvers dat haar benoeming er eentje van ­politieke aard was.

Wie is Mia Doornaert?

* wordt geboren op 31 december 1945 in Kortrijk

* studeert ­klassieke filologie, oosterse talen en politieke ­wetenschappen

* is 38 jaar lang ­journaliste op de buitenlandredactie van De Standaard

* is twee jaar ­adviseur op het kabinet van ­toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Yves Leterme

* columniste bij De Standaard

* auteur van o.m. De ontredderde republiek - ­zoektocht naar de ziel van Frankrijk

* krijgt in 2003 de titel van barones vanwege haar grote journalistieke ­verdiensten

Op verzoek van Doornaert zélf volgde de regering in het najaar alsnog de officiële aanstellingsprocedure: cultuurminister Sven Gatz (Open Vld) zette haar benoeming on hold en wachtte tot de elf leden van de raad van bestuur op eigen initiatief een voorzitter voordroegen. Dat gebeurde afgelopen maandag. En aan wie betuigden de bestuursleden – o, doorzichtige spelingen van het lot – unaniem hun steun? Mia Doornaert.

‘Ik ben door de héle Vlaamse regering voorgedragen. Daar zitten bij mijn weten nog andere partijen in dan enkel de N-VA, niet?’
Mia Doornaert

Hield Sven Gatz maandag een Smith & Wesson op de raad van bestuur gericht, mevrouw Doornaert?

(lacht) “Natuurlijk niet. Alle bestuursleden ­hebben mijn voordracht als voorzitter in eer en geweten gesteund. Dat bewijst dat er in september helemaal geen sprake was van een politieke samenzwering. De regering is er toen gewoon van uitgegaan dat de raad van bestuur tegen mijn aanstelling geen bezwaar zou maken.”

Een vreemde veronderstelling: de vier ­onafhankelijke leden van de raad van bestuur waren op dat moment nog niet eens benoemd.

“Daarom heb ik er ook op aangedrongen dat de benoemingsprocedure hernomen zou worden: zo kon de voltallige raad van bestuur zich over de zaak uitspreken. Ik vind het wel eigenaardig dat mijn voorganger, ex-Groen-politicus Jos Geysels, in 2009 zogezegd níét politiek benoemd was. Of toch niet volgens de media. En weet u waarom? Omdat Jos Geysels uit een linkse partij kwam.”

En vooral omdat de aanstellingsprocedure in zijn geval wél correct gevolgd is.

“Akkoord. Maar laten we wel wezen: ook Jos Geysels wist op voorhand dat hij voorzitter zou worden. Als je links bent, krijg je gewoon minder tegenwind. Niemand heeft ooit geschreven dat Geysels zijn voorzitterschap aan Groen te danken had. Maar toen ík voorzitter werd, was ik ­zogezegd gechaperonneerd door de N-VA.”

U bent toch voorgedragen door minister-­president Geert Bourgeois (N-VA)?

“Ik ben door de héle Vlaamse regering voorgedragen. Daar zitten bij mijn weten nog andere partijen in dan enkel de N-VA, niet? Toen mijn naam in de regering geopperd werd, zei iedereen: ‘Goed idee: Doornaert is onafhankelijk. Ze was ooit aangesloten bij een rode vakbond (de BBTK, bij ‘De Standaard’, red.), werkte twee jaar op een christendemocratisch kabinet (als speech writer van ex-premier Yves Leterme, red.) en zal nooit op de N-VA stemmen aangezien ze een belgiciste is.’ En uitgerekend ik zou politiek benoemd zijn? Komaan. Je wordt politiek benoemd als je een baan krijgt op basis van bewezen diensten aan een politieke partij. Dat is bij mij duidelijk niet het geval. Mijn onafhankelijkheid is me dierbaar.”

‘Ik daag iedereen uit om één racistische zin te vinden in alles wat ik de voorbije veertig jaar heb geschreven’

Onafhankelijk of niet, schrijver Bleri Lleshi vond het niet kunnen dat iemand die ­‘racistische opinies spuit’ het uithangbord van de Vlaamse letteren zou worden.

“Waarop ik hem in Knack ‘een marginaal mannetje’ noemde, ik weet het. Ik had me gezien mijn nieuwe functie wat subtieler kunnen uitdrukken. Maar ik was razend. Iemand van racisme beschuldigen, is een gore daad. Ik daag iedereen uit om één racistische zin te vinden in alles wat ik de voorbije veertig jaar heb geschreven.”

Bleri Lleshi vond in uw columns ‘cultureel racisme’. Zo catalogeerde hij uw niet-aflatende islamkritiek.

“Islamkritiek ís geen racisme. Bezwaar maken tegen de aanwezigheid van mensen omdat ze de ‘verkeerde’ huidskleur hebben, is racisme. Met moslims debatteren over hun overtuigingen, is democratie. Overigens heb ik de heer Lleshi al lang mijn excuses aangeboden. Maar ik wacht nog altijd op de zijne.”

Kunt u na de heisa rond uw voorzitterschap nog een geloofwaardig ambassadeur van de Vlaamse Letteren zijn?

“Die vraag vind ik eerlijk gezegd beledigend. Eén: de ‘heisa’ waarover u het hebt, was een storm in een glas water. Mijn critici – en daarmee bedoel ik de mensen die mij als persoon niet lustten, niet de mensen die vonden dat de procedure gevolgd moest worden – waren allesbehalve talrijk. Ik heb vanuit de literaire wereld meer steunbetuigingen ontvangen dan haatberichten.

“En twee: als iedereen die ooit door een handvol mensen is aangevallen geen geloofwaardigheid meer zou hebben, is níémand nog credibel. Ik ben met open armen ontvangen op de ­voorstelling van de nieuwe dichtbundel van Luuk Gruwez. Ik werd met veel respect bejegend op de uitreiking van de Prijs der Nederlandse Letteren. Ik word vaak gevraagd voor lezingen en debatten, onlangs nog door professor Ignaas Devisch van de UGent. Ik denk dus dat mijn intellectuele bagage en mijn liefde voor de literatuur wel erkend worden.”

Mia Doornaert: “Eigenlijk is het onbegrijpelijk dat de Nobelprijs voor Literatuur nog nooit naar een Nederlandstalige schrijver is gegaan.”Beeld franky verdickt

Welke klemtonen zal u als voorzitter leggen?

“De promotie van de Nederlandstalige literatuur in het buitenland ligt me nauw aan het hart. Eigenlijk is het onbegrijpelijk dat de Nobelprijs voor Literatuur nog nooit naar een Nederlandstalige schrijver is gegaan. Ik kan er natuurlijk niet voor zorgen dat dat plots wél gebeurt. Maar ik kan de Nederlandstalige literatuur wel een internationaal duwtje in de rug geven: ik heb aan mijn loopbaan buitenlandse contacten overgehouden die me daarbij kunnen helpen.”

Bent u een voorstander of een koele minnaar van schrijverssubsidies?

“Een voorstander. Anders had ik deze job niet aanvaard. Als we schrijvers niet een heel klein beetje helpen om van hun pen te leven, zouden veel mooie boeken nooit verschijnen.”

‘Ik heb met de meeste van mijn critici al gesprekken gevoerd. En de conclusie daarvan luidde telkens: zand erover’

Hoe gaat u de Vlaamse auteurs die uw ­benoeming bekritiseerden – Bleri Lleshi, maar ook Stefan Hertmans en Jeroen Olyslaegers – ervan overtuigen dat u ook hún subsidie-aanvragen met een open geest tegemoet zal zien?

“Ik hóéf hen daar niet van te overtuigen: ik bepaal niet zelf aan wie het Fonds subsidies toekent. Dat is de taak van de onafhankelijke subsidiecommissies. Maar als het u geruststelt: ik heb met de meeste van mijn critici al gesprekken gevoerd. En de conclusie daarvan luidde telkens: zand erover.”

Radiomaker Lieven Vandenhaute noemde Mia Doornaert ooit ‘een flamboyante dame die felgekleurd op het scherm komt’. Van die felgekleurdheid is vandaag weinig te merken: ze draagt een beige truitje en een zwarte leren broek. Maar flamboyant – of beter: uitgesproken – is ze het hele gesprek door. En zeker wanneer we beginnen te keuvelen over dé maatschappelijke splijtzwam van het moment: het VN-migratiepact.

Op Twitter liet u weten dat ‘het grootste deel van de wereld het migratiepact rustig kan tekenen omdat het geen last heeft van ­activistische magistraten die een niet-bindend pact kunnen aangrijpen om democratieën dwingende regels op te leggen’. Het leek wel een tweet van Theo Francken of Steve Bannon: ook zij stellen de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in vraag.

“Ik ben een groot voorstander van de scheiding der machten. Precies daarom hou ik wat minder van rechters die in hun interpretatie van de wet zo ver gaan dat ze aan politiek beginnen te doen.”

Alle magistraten interpreteren de wet. Door ze activisten te noemen, wekt u de indruk dat ze een complot voeren tegen de wetgevende macht. Dat is toch pure Breitbart-retoriek?

“Noem ze dan niet activistisch, maar creatief. Het verandert weinig aan de realiteit: dat er rechters zijn die onze wetten vanuit hun eigen ideologisch kader nogal vergaand interpreteren. Dat is ook niks nieuws. Toen Earl Warren voorzitter was van het Amerikaanse Hooggerechtshof heeft dat hof de Amerikaanse grondwet op een zeer liberale – lees: linkse – manier geïnterpreteerd. Denk maar aan zijn vonnis in de zaak Roe versus Wade, waarin hij de wetgeving van sommige Amerikaanse staten verwierp door te zeggen dat het ongrondwettelijk was om abortus te verbieden of te bestraffen. Vindt u het dan zo ondenkbaar dat een Belgische rechter het migratiepact zou aanwenden om onze grenzen meer open te stellen?”

‘Als je ‘wit’ zegt, ben je progressief en vredelievend, als je ‘blank’ zegt reactionair en racistisch’

De grondwet waar Earl Warren zich op beriep, is bindend. Het migratiepact is dat niet.

“Nee, maar het is wel ondertekend. En het gebeurt wel degelijk dat soevereine staten tot beslissingen gedwongen worden door internationale overeenkomsten. Als het migratiepact niet bindend is, waarom is het dan zo belangrijk?”

Omdat het een lovenswaardige poging is van bijna 200 landen om een beter migratiebeleid te voeren.

“Wel, dat is dan uw persoonlijke, zeer idealistische visie. Ik zeg niet dat er in het pact geen goede dingen staan, maar ik zie toch zorgwekkende gebreken. Zo vind ik het bijzonder problematisch dat er in het pact nauwelijks iets gezegd wordt over de regimes die migratie veroorzaken omdat ze hun eigen bevolking laten creperen. Dat zijn namelijk dezelfde regimes die in de VN doodleuk komen verklaren dat Europa meer inspanningen moet doen op het gebied van migratie. Af en toe moeten we ook eens durven zeggen: begin verdorie eens met je eigen land behoorlijk te besturen.”

Begin dit jaar schreef u een column waarin u het recht opeist om uzelf blank te blijven noemen in plaats van wit. ‘De taal is nu eenmaal de taal’, schreef u. Dat klopt natuurlijk niet: taal verandert. We noemen zwarte mensen niet langer negers, maar zwarten.

“Wat mij in het wit-blankdebat stoort, is het totalitaire karakter ervan: als je ‘wit’ zegt, ben je progressief en vredelievend, als je ‘blank’ zegt reactionair en racistisch. Ik vind het normaal dat zwarten kiezen met welke term ze het liefst worden aangeduid. Maar mogen blanken dat misschien ook? Dat sommige ‘ethnics’ daar zelf over willen beslissen, lijkt meer op revanchisme dan op een streven naar harmonie.”

Journalist Joris Luyendijk schreef in De Standaard: ‘Taal deelt de wereld op in categorieën, klassen, groepen. Wie tot de dominante groep behoort, ziet dat doorgaans niet, zoals ook een vis zich niet bewust is van het water waarin hij zwemt.’ U bent in dit citaat de vis, mevrouw Doornaert: vanuit uw dominante positie in de samenleving begrijpt u niet waarom het woord ‘blank’ voor niet-blanken een synoniem is van ‘superieur’.

“Dat veel blanken geprivilegieerd zijn, betwist ik niet. En dat we ons daar niet altijd van bewust zijn evenmin. Maar er zijn zoveel geprivilegieerden. Mooie meisjes beseffen ook niet dat ze het makkelijker hebben dan hun minder aantrekkelijke seksegenoten. Grote mannen hebben ook niet door dat ze maatschappelijk bevoordeeld zijn ten opzichte van kleinere exemplaren. Moeten we dan alle woorden waarmee we geprivilegieerde mensen benoemen maar veranderen? In Amerika moest je kleine mensen op een gegeven moment ‘vertically challenged’ noemen. Dat heeft hen niet minder klein gemaakt.”

‘Ik vind dat de media meer moslims aan het woord zouden moeten laten die gedijen in onze vrije maatschappij’

De tegenstelling tussen groot en klein is van een andere orde dan die tussen blank en zwart. Grote mensen hebben kleine mensen nooit onderdrukt.

“Maar mannen hebben vrouwen wél onderdrukt en toch hebben we het woord ‘man’ nooit in vraag gesteld. Mijn punt is: al dat woordenfetisjisme zal racisme niet de wereld uit helpen. Mensen die zo onnozel zijn om zich racistisch te gedragen, gaan daar niet mee stoppen omdat ze plots ‘wit’ zijn in plaats van ‘blank’. Bovendien: door onszelf wit te noemen, benadrukken we juist dat we een andere huidskleur hebben dan zwarten. Terwijl huidskleur voor mij irrelevant is. Ik deel de wereld niet op in witten en zwarten. Voor mij zijn er alleen mensen van goede wil en mensen van minder goede wil. Ongeacht hun huidskleur, gender, ­origine of wat dan ook.”

Voor mensen die graag aan de linkerkant van de politieke arena zitten, is Mia Doornaert the woman they love to hate. Op Twitter geven haar rechts-conservatieve opinies – een kwalificatie die ze vurig zou bestrijden – regelmatig aanleiding tot links-progressieve verontwaardiging. Ik vraag of dat haar vervult met trots dan wel met treurnis.

Mia Doornaert: “Ben ik een vijand van de islam omdat ik de seculiere maatschappij verdedig? Dat is toch onzin?”Beeld Franky Verdickt / Imagedesk

“Vooral met verbazing, eigenlijk”, zegt ze. “Ik kom uit een rooms-rood nest, geloof in de gelijkheid van mensen en ben een pleitbezorger van de verzorgingsstaat. In een recente column onderschrijf ik een citaat van de Franse sociaal-geograaf Christophe Guilluy: ‘De vrijhandel schept welvaart, maar produceert geen samenleving.’ Hoeveel ‘linkser’ wil je me hebben? (lacht) Wat links stoort, denk ik, is dat ze mij nooit kunnen betrappen op reactionaire of separatistische standpunten. Dat zorgt blijkbaar voor enige ­irritatie.”

U verwijt links het gewone volk te misprijzen. ‘Linkse partijen slaan het volk voortdurend met verwijten om de oren’, schreef u. ‘Het resultaat is dat veel gewone mensen zich ­onbegrepen voelen en snakken naar een blijk van respect.’ Kortom: de woede van de gele hesjes is de schuld van de sossen.

“Maar dat ís voor een stuk toch ook zo? Wanneer gewone mensen getuigden over de moeizame integratie in hun wijken, kregen ze van links te horen dat ze racisten waren. Wanneer ze klaagden over onveiligheid, was dat maar een ‘gevoel’. Hoelang heeft het niet geduurd voor de linkse partijen écht zijn gaan luisteren naar de mensen?

“Het protest van de gele hesjes, de verkiezing van Trump, de keuze voor de brexit: het zijn ­allemaal opgestoken middelvingers van de ­zogenaamde proleten ter attentie van diegenen die hen minachten. Sommige linkse politici beseffen ondertussen wel dat ze hun traditionele achterban te veel in de steek hebben gelaten. Maar dat betekent nog niet dat ze dat graag onder de neus gewreven krijgen. En zeker niet door mij.”

Wat links ú dan weer verwijt, is dat u een ­misplaatst islamofoob discours voert.

“Dus ik ben een vijand van de islam omdat ik de seculiere maatschappij verdedig? Dat is toch onzin? Ik maak altijd een onderscheid tussen de islam in het algemeen en de onaanvaardbare toepassingen ervan. En ik sta aan de kant van alle moslims die geen contradictie zien tussen hun geloof belijden en aan het moderne leven deelnemen. Ik vind zelfs dat de media meer moslims aan het woord zouden moeten laten die gedijen in onze vrije maatschappij. Door altijd maar te focussen op ontevreden moslims, denken de mensen op den duur: ‘Die moslims haten ons.’”

‘Respect hebben voor andere culturen mag niet betekenen dat we de ogen sluiten voor misbruiken tegen vrouwen’

U focust zelf toch ook op de fanatiekere ­vertegenwoordigers van de islam?

“Waar ik op focus, is mijn overtuiging dat een seculiere samenleving niet kan toestaan dat ­mensen hun godsdienst als hun identiteit zien. Want dan geven ze de regels van die godsdienst voorrang op onze democratische wetten en is het einde zoek.”

Vindt u onze eigen waarden superieur aan die van andere culturen?

“Ik ben het eens met wat Winston Churchill zei: ‘De democratie is de slechtst mogelijke regeringsvorm, met uitzondering van alle andere.’ Wij ­hebben een maatschappijmodel dat heel aantrekkelijk is. Waarom zouden zoveel mensen anders naar hier komen?

“Dus ja, ik ben gehecht aan de waarden van de verlichting. Zeker als vrouw. Veel culturen hebben nog altijd moeite met elementaire vrouwenrechten. Dat is fout en ik schroom mij niet om dat ook te zeggen. Links verkondigt altijd dat we ‘respect moeten hebben voor andere culturen’. Maar dat mag niet betekenen dat we de ogen sluiten voor misbruiken tegen vrouwen. Ayaan Hirsi Ali (voormalige Nederlands politica, red.) werd lid van de PvdA omdat ze geloofde dat ‘wie voor een dubbeltje geboren is, ook een kwartje kan worden’. Maar ze verliet de partij omdat ze niks mocht zeggen over het geweld tegen vrouwen in bepaalde migrantengemeenschappen: ze mocht de gemeenschappen in kwestie vooral niet stigmatiseren. Dan zeg ik als vrouw: sorry, maar dat kan niet.”

Tot slot: op Twitter noemde u de dit jaar overleden Charles Aznavour ‘de compagnon van uw jaren van bohème.’ Wat mag ik me bij die jaren van bohème voorstellen?

“In ieder geval geen drugs: ik heb heel mijn studententijd op frisdranken geleefd. Ik heb nooit un paradis artificiel nodig gehad, om het met Baudelaire te zeggen. Zelfs niet in Amsterdam, waar ik nochtans regelmatig naartoe ging en waar je vreemd bekeken werd als je géén joint aan het roken was. Mijn jaren van bohème waren vooral de jaren waarin ik me gulzig overgaf aan muziek en literatuur en precies leefde zoals ik wou. Ik was als student nogal happy go lucky: ik studeerde heel gemakkelijk en kon het me veroorloven om regelmatig te brossen. Ik ging ook graag uit, al hield ik het qua liederlijkheid binnen de perken: ik ging meestal gewoon dansen in de Zulu en de Macoumba, twee dancings op de Vismarkt in Leuven die allang niet meer bestaan. En de dag nadien stond ik op wanneer ik daar zin in had.

“Ook vandaag leid ik niet bepaald een regelmatig leven. Een tijd geleden kwam de loodgieter een nieuwe verwarmingsketel plaatsen. Hij wilde mijn thermostaat instellen en vroeg me om hoe laat ik ’s ochtends opstond. Ik zei: ‘Mijnheer, ik denk niet dat er in mijn leven al één week is geweest waarin ik elke dag op hetzelfde tijdstip ben opgestaan.’” (lacht)

En zo verschalkt u de tijd. De jaren lijken niet echt vat op u te hebben.

“Dat heb ik deels te danken aan mijn passionele inborst – ik sta heel nieuwsgierig in het leven en blijf mezelf intellectueel voeden – en deels aan mijn genen: ook mijn ouders hebben er altijd jonger uitgezien dan ze waren. Het is dus niet zo dat ik wekelijks naar de BBB-club ga of een strikt quinoa-dieet volg. Ik denk eigenlijk niet na over mijn leeftijd. U zult mij nooit een rubriek weten schrijven met de titel ‘De goeie raad van Tante Mia’. (lacht) In ‘Les vieux amants’ zingt Jacques Brel: ‘Finalement, il nous fallut bien du talent pour être vieux sans être adultes.’ Wel, ik heb het gevoel dat ook mij dat gelukt is. Ik word dan al een dagje ouder, ik voel me nog altijd niet volwassen.”

Voor we afscheid nemen, toont ze me nog haar kerststal: een constructie gemaakt van oorlogsmateriaal, door haar vader in 1943 zelf in elkaar geknutseld. Ze buigt zich vertederd over de witte figuren in de stal. Dan wijst ze naar de schouwmantel en zegt: “De Drie Koningen staan ook al klaar.” De felle columniste is heel even een keurige dochter.