Direct naar artikelinhoud
Auto

(Over)leven zonder auto: hoe doe je dat?

Freek Evers gaat al enkele maanden autoloos door het leven, maar regelmatig steekt heimwee naar zijn trouwe vierwieler de kop op.Beeld Illias Teirlinck

Is er een leven zonder wagen? De Morgen-journalist Freek Evers nam in 2018 voor altijd afscheid van zijn Volvo. “Je moet door een periode van verlatings­angst.”

Kent u dat gevoel waarbij u zichzelf inbeeldt dat u de hoofd­rol speelt in een Hollywood-blockbuster? Laten we afkloppen op een film met ‘Little Red Corvette’ van Prince als soundtrack. In deze scène zet u alle ramen van uw wagen open en rijdt u zorgeloos door een glooiend landschap. De zon verdwijnt in uw achteruit­kijk­spiegel nog net niet achter de horizon. Met de zonnebril op uw neus waant u zich de hele rit Ryan Gosling. U mag zelf kiezen in welke rol. Het belangrijkste is dat u zichzelf wijsmaakt dat u de wereld aankunt.

Qua uiterlijk, cool, carrière en gespijsde bank­rekening zal ik ster­acteur Gosling nooit benaderen. En toch kon ik me inbeelden hoe het moet voelen om het grootste wandelende mannelijke lust­object ter wereld te zijn. En dat was allemaal dankzij mijn wagen. Niet dat ik een Corvette tot mijn beschikking had. Mijn inlevings­vermogen is zodanig groot dat ik aan een Volvo V50, wat schraal zonlicht en een bekraste zonnebril genoeg had om mij de meest sexy man op de wereld te voelen.

Ik mis dat gevoel. Ik heb al een paar keer geprobeerd het opnieuw op te wekken. Nu ik geen auto meer heb, moet ik het doen met de S-trein tussen Brussel en Antwerpen, een lelijke Blue-bike of een tjokvolle De Lijn-bus.

Als ik dan toch eens in de stemming raak, komt een vrouwelijke conducteur mijn Rail Pass controleren. Die ben ik opnieuw vergeten in te vullen. “U hoort die voor het instappen in te vullen”, snauwt de kaartjes­knipper. Ryan Gosling zou met zijn tandpasta­smile de vrouw in zwijm doen vallen, waardoor hij de toeslag alsnog zou ontwijken. Ik word er op dat moment nog maar eens aan herinnerd dat ik hem niet ben. Ik heb weer maar eens heimwee naar mijn Volvo.

Sinds ik in augustus 2018 besloot om het stuur van mijn leven om te gooien – of beter, sinds ik het stuur en de rest van mijn Volvo verkocht – is mijn bestaan juist dat tikkeltje saaier geworden. Ik denk over elke verplaatsing net iets langer na. Met grote en kleine vragen tot gevolg. Hoe raak ik er? Is er een trein­station in de buurt? Stopt er een bus? Moet ik een taxi bellen? Kan ik op vrienden of kennissen rekenen? Raak ik nog thuis of moet ik een slaap­plek regelen?

Journalist Freek Evers schakelt tussen gemis en opluchting nu hij zijn wagen vaarwel heeft gezegd
Beeld Illias Teirlinck

Klimaatmars

Maandenlang heb ik aan vrienden en kennissen verteld dat ik mijn vierwieler zou verkopen. “Dat is de toekomst”, zei ik dan ferm. Aangezien de meeste van mijn vrienden in het heden leven, maakte dat niet veel indruk.

Net als 80 procent van de Vlamingen maak ik me zorgen om het klimaat. 82 procent van de Vlamingen is bezorgd over lucht­vervuiling en 81 procent over de klimaat­opwarming, bleek uit Humo’s Grote Ecologie-Enquête. Die bezorgdheid uit zich niet alleen in percentages, maar ook in acties. De meest tot de verbeelding sprekende was ongetwijfeld de klimaat­mars in Brussel. 75.000 mensen vroegen om meer aandacht voor Moeder Natuur. ‘Er is geen plan(eet) B, draag zorg voor plan(eet) A(arde).’

Hoeveel mensen van die 75.000 met de wagen naar Brussel waren gekomen, is nergens terug te vinden. Maar dat we – ondanks onze bezorgdheid voor Moeder Natuur – verknocht zijn aan onze wagen, staat als een paal boven een stijgende zee­spiegel. Uit het eerste Ruimte­rapport van Vlaanderen blijkt dat Vlamingen jaarlijks 1.000 kilometers meer afleggen dan de gemiddelde Europeaan. Voor meer dan de helft van de Vlamingen is auto­bezit absoluut noodzakelijk. Een auto­deel­systeem overwegen is voor hen dan ook onbespreekbaar.

Snelwegen als de E429 brachten me rust. Rust in het hoofd

Wie beslist om zijn wagen weg te doen, moet door een periode van verlatings­angst. De mijne heeft ongeveer acht maanden geduurd. Telkens wanneer ik 2dehands.be opende om foto’s van de Volvo V50 op te laden, ontstond er een knoop in mijn maag: wil ik dit wel? De uitvlucht dat de documenten met vereiste motor­specificaties nog in de auto lagen, was iedere keer voldoende om mezelf te sussen. Zonder de juiste informatie heeft het geen zin een online­zoekertje aan te maken. Toch?

Freek Evers gaat al enkele maanden autoloos door het leven, maar regelmatig steekt heimwee naar zijn trouwe vierwieler de kop op.Beeld Illias Teirlinck

Factuur die kan tellen

Mijn liefde voor het stuur maakte me populair bij vrienden. Wie met Freek op stap ging, moest zich geen zorgen maken over Bob. Hoewel ik nog geen gele sleutel­hanger heb, reken ik mezelf tot de beste Bobs (of zijn het Bobben?) van België. Ik geniet ervan om na een avond op spuitwater wat tipsy vrienden veilig door de nacht te begeleiden. Ik heb al regelmatig gedacht: als het niet lukt als journalist, word ik taxi­chauffeur in Brussel.

Zelfs toen ik eindelijk mijn Volvo met beige lederen zetels, 190.000 kilo­meters op de teller en een geluids­installatie om u tegen te zetten op 2dehands.be had aangeboden, negeerde ik de eerste berichten van potentiële kopers. “Wat is uw minimum­prijs?”, vroeg ene Guy uit Aartselaar. Emotioneel was ik nog niet klaar om die onderhandeling aan te gaan. De man zou niet beseffen dat hij naast een degelijke wagen ook een deel van mijn vrijheid zou kopen. Alsof daar een minimum­prijs voor bestaat.

Dat er eerst een garage­factuur ter waarde van 1.800 euro in de bus moest vallen vooraleer ik het vehikel voor een kleine 3.000 euro verkocht, bewijst het best van al dat ik – net zoals zovele Vlamingen – eigenlijk liever geen afscheid nam.

Wie met het openbaar vervoer van Kobbegem in Gent wil raken, kan maar beter voldoende proviand inslaan

Ik wist trouwens één ding zeker. Zodra ik mijn wagen verkocht, zou ik een abonnement nemen op Cambio, het bekendste auto­deel­systeem van België. Ik moest maar de letter ‘c’ in mijn browser intikken, op enter drukken en de tarieven­pagina van Cambio kwam meteen tevoor­schijn. Ik zou de duurste formule nemen: Comfort. “Goed voor wie veel en/of lange ritten moet maken (meer dan 300 kilometer per maand)”, prijkt op de website.

Die andere opties bij Cambio zijn voor mensen die graag met de wagen rijden een slag in het gezicht. Zo is er het Start-pakket, ideaal voor wie één à twee keer per maand de wagen gebruikt voor nog geen 50 kilometer. Bonus is niet veel beter: wie rijdt nu maar 50 tot 300 kilometer per maand?

Rijplezier

Rijden is niet hetzelfde als met de wagen naar de Colruyt gaan. Het plezier van auto­rijden zit hem in de afstand, het voorbij­snellen van bomen, weiden, koeien en bedrijven die het een goed idee vinden om tienduizenden euro’s te besteden aan lichtkranten langs de auto­snelweg. U kunt elk moment beslissen een nieuwe afslag te nemen. Al doen we dat nooit. Het idee dat het kan, is meer dan voldoende.

Een van de beste snelwegen in België is de E429 die Halle met Doornik verbindt. Het wegdek verkeert niet in de allerbeste staat, maar het is er nooit te druk. Vanaf afrit 23bis, die u misschien kent als de afrit Pairi Daiza, lijkt het alsof u een gezonde groene long binnen­rijdt. De afstand tussen afritten wordt steeds groter, de heuvels worden steeds steiler. Op de E429 zijn zelfs tunnels gegraven om ervoor te zorgen dat wilde dieren veilig de snelweg kunnen over­steken. Het is een stukje België waar ruimte geen schaarste­begrip is en waar een diesel meer of minder geen kwaad kan.

Zulke stukken snelweg brachten me rust. Rust in het hoofd waar mensen tegenwoordig honderden euro’s per maand voor betalen in yoga- en andere mindfullness­lessen. Ik moest er gewoon voor van Brussel naar mijn moeder in Frasnes-Lez-Anvaing rijden. Waarom is er dan ook geen Super Comfort-­abonnement? Voor mensen die minstens 1.000 kilometer per maand rijden? Ik had het voor mezelf uitgerekend, zo’n formule zou me op het lijf geschreven zijn.

Rijplezier
Beeld Illias Teirlinck

Hoewel ik al een aantal jaren in Brussel woon, speelt een deel van mijn sociaal leven zich nog af in Gent. Die steden zijn voor elkaar gemaakt: er hangt een gelijkaardig je-m’en-foutisme en de trein­verbinding is een van de betere in het land.

Maar wie van Kobbegem (daar bevindt zich de redactie van De Morgen) in Gent wil raken, kan maar beter voldoende proviand inslaan. Google Maps belooft een reis van ongeveer 90 minuten tot aan het Sint-Pieters­station. Uit ervaring blijkt dat ik daar minstens 60 minuten bij mag tellen. Geen wonder dat dik 90 procent van mijn collega’s in Kobbegem met de wagen komt. Alleen wie in Brussel woont, raakt comfortabel op het werk.

Het grote voordeel voor die andere 10 procent: opties in overvloed om te liften. En ik kan u verzekeren, vanuit Kobbegem raak ik moeiteloos over­al in Vlaanderen: van Veurne tot Maas­mechelen.

“Zal ik u anders meenemen? Dan hoef ik me minder schuldig te voelen over het feit dat ik constant alleen in de wagen zit.” Collega’s, kennissen en vrienden geven mensen zonder auto maar al te graag een lift. Dat ze daar een stukje schuld­gevoel mee afkopen door een deel van de koolstof­dioxide op mijn naam de lucht in te tuffen, is allerminst erg. “Bedrijven handelen toch ook in emissie­rechten. Waarom zouden wij dat niet op persoonlijk niveau kunnen doen?”, zegt een vriend die met plezier een ommetje rijdt om me op mijn bestemming af te zetten.

Kafka

Die gastvrijheid heeft er mee voor gezorgd dat ik vier maanden later nog steeds geen Cambio-abonnement heb. Maar ik moet ook de Brusselse administratie dankbaar zijn. Het Brussels Gewest stimuleert inwoners om hun wagen weg te doen voor een zogenoemde Brussel’Air-premie. Wie zijn nummer­plaat inlevert, heeft recht op een Cambio Start-abonnement (de goedkoopste formule) voor een jaar en een fiets­premie ter waarde van 505 euro. Die fiets­premie kan ook vervangen worden door een jaar­abonnement bij de MIVB.

Het enige wat het Gewest van rechthebbenden verwacht, is dat ze een karren­vracht aan documenten bemachtigen, kopiëren, in een envelop proppen, opsturen met de post en wachten op een antwoord op de vraag of ze recht hebben op de premie. Mijn aanvraag is ondertussen (tijdelijk) gestrand op één ontbrekend formulier.

Wie in een stad als Brussel woont en geen auto (meer) heeft, vraagt zich af waarom al die andere mensen zichzelf martelen in het verkeer

Om een fiets­premie of Cambio-abonnement te ontvangen, heeft de MIVB “een bevestiging van de gezins­samenstelling, daterend van maximaal 2 maanden geleden, afgeleverd door uw gemeente­bestuur” nodig. Of ze daarvoor niet even naar het gemeente­huis wilden bellen, vroeg ik aan de telefoon. “Neen sorry, meneer, u zult toch bij de gemeentelijke administratie moeten langs­gaan”, was het vriendelijke antwoord.

Nu wil ik gerust wat moeite doen om 505 euro van de staat te ontvangen om toekomstige fiets­herstellingen te vergoeden. Maar echt, een recto verso kopie van mijn identiteitskaart opsturen per post, samen met een bevestiging van mijn gezins­samenstelling? Als de overheid burgers wil stimuleren om auto­bezit vaarwel te zeggen, kijkt ze op dat vlak best naar hoe privé­spelers het aanpakken.

Adieu parkeerboetes

Applicaties van autodeel­diensten zoals Drive­Now, Ubeeqo of Drivy hechten enorm veel belang aan gebruiksvriendelijkheid. Een frictieloze gebruiks­ervaring zoals marketeers het in hun presentatie zouden benoemen. App downloaden, enkele gegevens invullen, het e-mail­adres bevestigen, een Visa-kaart aan een profiel linken en klaar: voor u het beseft, swipet u een BMW i3 open via de smartphone en staat u daarmee in de file op de Brusselse ring. Files zijn trouwens extra vervelend met deel­auto’s, zeker als ze, zoals DriveNow, 33 eurocent per minuut aanrekenen.

Het grappige is dat ik nu, buiten enkele journalistieke experimenten, geen enkel autodeelsysteem gebruik. Wie in een stad als Brussel woont en geen auto (meer) heeft, vraagt zich af waarom al die andere mensen zichzelf martelen in het Brusselse verkeer.

Ik weet nog een beetje hoe het voelt om aan te schuiven in de Leopold II-­tunnel. Ik denk nog regelmatig terug aan hoe ik ’s avonds minstens 20 minuten rond­toerde in de hoop op een deftige parkeer­plek aan de rand van Sint-Jans-­Molenbeek. Meestal raakte ik niet dichter dan een wandeling van een extra 13 minuten. Die extra reistijd werd door Waze nooit ingecalculeerd. En mijn god, wat heb ik veel geld uitgegeven aan parkeer­tickets, ondergrondse parkings en parkeer­boetes.

Het is een heerlijk gevoel om met een deelstep door de stad te glijden met 25 kilometer per uur en zonder een spatje zweet op je bestemming aan te komen

Ik ben ook dat type man dat vuiligheid in zijn wagen maar moeilijk kan verdragen. Toch noopte tijds­gebrek me regelmatig om tijdens het rijden te eten. U kent ze wel, de driehoeks­boter­hammen uit het tank­station. Ik ben er helemaal van afgekickt. Tegenwoordig koop ik een smoothie in het station en scoor ik broodjes waarvan ik de verschillende ingrediënten nog kan herkennen. Bovendien is er op de trein altijd een vuilbakje in de buurt.

Maar wie ik nog het minst gemist heb, zijn de midden­rijstrook­plakkers. Zeker de gevallen die midden in de nacht de baan voor zich alleen opeisen. Al heb ik ondertussen al uitvoerig kennis­gemaakt met de midden­rijstrook­plakkers van het openbaar vervoer.

Adieu parkeerboetes
Beeld Illias Teirlinck

Zo is het aantal De Lijn-chauffeurs dat liever formule-1-­coureur was geworden in plaats van bus­chauffeur, niet te tellen. Laatst viel een man door de middelpunt­vliedende kracht tijdens een manoeuvre op een rotonde pardoes uit zijn stoel. En wat gezegd van mensen die per se aan het middenpad willen zitten in de hoop die twee­zit niet te moeten delen. Al spannen pendelaars die als eerste op de trein willen springen de kroon. Ik maak er sinds kort een sport van om hen op de meet te kloppen om andere reizigers voor te laten. De priemende blikken in mijn rug bezorgen me dat tikkeltje extra genot.

Elektrische deelstep

U leest het, sinds ik geen wagen meer heb, reken ik in de eerste plaats op het openbaar vervoer. Ik pendel dagelijks met de bus naar de redactie. Die bus vertrekt aan Brussel Noord, pikt me op ter hoogte van Simonis in Sint-Jans-­Molenbeek en zet me af aan de poort van De Persgroep Publishing in Kobbegem. De bus rijdt verder naar Aalst. Zelfs wanneer ik een late shift heb, reken ik op de 214. Al weet ik ondertussen dat ik best 10 minuten voor de aller­laatste bus passeert aan de bushalte ga wachten.

Voor verplaatsingen buiten dat dagelijkse traject zijn er verschillende opties zoals de metro, de bus, de tram of deelfiets­systemen zoals Velo in Antwerpen en Villo in Brussel. Die laat ik sinds kort links liggen voor de elektrische deel­steps van Bird en Lime.

Die moet u trouwens zeker eens testen. Het is een heerlijk gevoel om door de stad te glijden met 25 kilometer per uur en zonder een spatje zweet op je bestemming aan te komen. Qua prijs vallen die dingen trouwens heus mee: 1 euro om te starten en dan rekent de app 15 eurocent per minuut. Als iedereen nu nog leert om ze verantwoord achter te laten, hebben we er een valabel argument bij om nog minder auto’s in de stad toe te laten.