Direct naar artikelinhoud
vacature.com

Werken en toch in armoede leven: het bestaat ook in België

Vraag aan de werkenden zelf of ze moeite hebben om rond te komen, dan antwoordt 12,3 procent (of 566.000 werkende Belgen) daar positief op.Beeld Shutterstock

‘Een job is de beste garantie om uit de armoede te blijven’, hoor je vaak. Dat klopt ongetwijfeld, maar toch ook niet helemaal. De recentste Europese cijfers leren dat 5 procent van de werkende Belgen in een huishouden met een verhoogd armoederisico leeft. Wie zijn deze werkende armen? En wat maakt dat ze de eindjes moeilijk aan elkaar kunnen knopen?

1,8 miljoen Belgen hebben een inkomen dat onder de armoedegrens ligt. Ze wonen in een huishouden waar maandelijks minder dan 1.139 euro op de bankrekening verschijnt (= bedrag voor een alleenstaande; voor een gezin met twee volwassenen en twee kinderen gaat het om een netto-inkomen van 2.392 euro). In die groep vinden we veel werklozen en andere niet-actieven, maar verrassend genoeg ook een aantal werkenden. Eurostat berekende dat zo’n 5 procent van de werknemers en zelfstandigen in ons land tegen de armoedegrens aanloopt. Van de 4,6 miljoen Belgen met een job zijn er dus naar schatting 230.000 die moeite hebben om rond te komen.

Op het randje balanceren

Het goede nieuws is dat ons land het daarmee een stuk beter doet dan de buren. Frankrijk bijvoorbeeld komt voor zijn werkenden op een armoederisico van 7,4 procent uit, Duitsland zelfs op 9,1 procent. Bovendien blijven onze cijfers over de jaren heen stabiel. Het probleem van de werkende armen lijkt dus niet uit te breiden. “Klopt”, zegt Ive Marx, hoogleraar aan de Universiteit van Antwerpen. “Al moet ik daar meteen een grote maar aan toevoegen. Deze cijfers houden alleen rekening met het inkomen, niet met wat je ermee kunt doen. Dat de huur- en energieprijzen de voorbije jaren zo sterk zijn toegenomen, zullen werkenden met een laag inkomen wel degelijk gevoeld hebben. Misschien zal het hen zelfs richting armoede geduwd hebben.”

Die indruk delen ze bij het OCMW van Gent. “We merken dat zelfs werkenden vaker op het randje zitten”, reageert Rudy Coddens, schepen van sociaal beleid en armoedebestrijding. “Zeker bij alleenstaande ouders is dat zo. Als zij in een minimumloonjob zitten (ongeveer 1.600 euro bruto per maand, nvdr), dan mag er niet al te veel tegenvallen. Ze moeten tellen en elke cent in vieren delen om het einde van de maand te halen. Daar komt nog bij dat zij vaak in jobs en sectoren werken die flexibiliteit verwachten; kassabediende, huishoudhulp, arbeider, horecamedewerker. Die onregelmatige werkuren maken de combinatie met kinderen moeilijker, waardoor ze vaak op een deeltijds werkritme overschakelen. De gevolgen laten zich raden.”

Om die reden kijkt David De Vaal van het Netwerk tegen Armoede met een bang hart naar de verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt. “Het toenemende aandeel van uitzendarbeid, deeltijdse en tijdelijke jobs, de snelle opmars van flexi-jobs en het nieuwe stelsel van onbelast bijklussen baart ons grote zorgen. De wetgever laat almaar meer flexibiliteit toe. Voor sommigen is dat misschien interessant, maar mensen in armoede helpt het niet vooruit. Willen we mensen uit de armoede halen, dan moeten we vooral kwaliteitsvolle en duurzame jobs creëren, mét garantie op een waardig inkomen.”

Rudy Coddens ziet daarom graag meer initiatieven rond sociale economie verschijnen. “We hopen dat de volgende Vlaamse regering daar meer ruimte aan wil geven. Via de sociale economie kun je mensen op maat begeleiden. Als je weet dat armoede vaak aan veel andere problemen gelinkt is, is dat een zinvolle investering.” De Vaal denkt in diezelfde richting: “Werkgevers kunnen nog een tandje bijsteken als het over ondersteuning van kwetsbare groepen gaat. Daarvoor is het belangrijk om beter inzicht in armoede te krijgen. Leidinggevenden zouden signalen kunnen leren opvangen en begrijpen welke mechanismen er bij armoede spelen. Met het Netwerk zijn we daar vormingen over aan het uitwerken. We hopen er in de loop van 2019 mee naar de bedrijven te kunnen trekken.”

Lees ook: Flexi-jobs: zegen of toch een vloek?

Werk is niet het enige antwoord

Ive Marx ten slotte roept op om de problemen van werkende armen in een bredere context te bekijken. “Armoede is altijd een samenspel van factoren. Het is de combinatie van werken aan een minimumloon én een niet-werkende partner hebben én kinderen hebben die iemands situatie precair maakt. Het is dus belangrijk om op verschillende fronten tegelijk maatregelen te nemen. Je kunt dus wel proberen om iedereen aan het werk te krijgen, maar daarnaast moet je ook de sociale woningbouw aanzwengelen, bijkomende en betaalbare kinderopvang realiseren én fiscale ingrepen doorvoeren. Op dat vlak kan er in ons land nog heel wat gebeuren. Kijk maar naar Nederland. Daar slagen ze er dankzij een fiscale toeslag in om alleenstaande ouders met twee kinderen per maand netto 500 euro meer te laten overhouden. Zoiets zou ook bij ons goed kunnen.”

Dat armoede meer dan een inkomensprobleem is, valt trouwens af te leiden uit de ‘subjectieve armoedecijfers’ van Eurostat. Wanneer je aan de werkenden zelf vraagt of ze moeite hebben om rond te komen, dan antwoordt 12,3 procent (of 566.000 werkende Belgen) daar positief op. Dat zijn er aanzienlijk meer dan die 5 procent ‘financiële armen’.

Wie zijn de werkende armen?

Jongeren lopen een groter risico om in de armoede te verzeilen dan ouderen. Bijna 10 procent van de 18- tot 24-jarigen met een job heeft een inkomen dat onder de armoedegrens zit. Bij de 25- tot 64-jarigen is dat 4,7 procent. Dat jongeren vaker dan anderen van interim- naar interimcontract gaan, speelt daar allicht in mee.

Alleenstaande ouders. De aanwezigheid van kinderen maakt het risico om in armoede terecht te komen bij alle werkenden groter, maar bij alleenstaanden is dat nog veel meer het geval. 15,4 procent van de werkende alleenstaanden met kinderen loopt tegen de armoedegrens aan, tegenover 6 procent van de alleenstaanden zonder kinderen.

Laaggeschoolden. Dat hogere studies naar hogere lonen leiden, zal niemand verwonderen. Dat ze bijgevolg ook helpen om uit de armoedecijfers te blijven evenmin. Terwijl bij de hooggeschoolden slechts 2,4 procent onder de armoedegrens zit, is dat bij de laaggeschoolden (= geen diploma secundair onderwijs) 12,1 procent.

Bron: Eurostat, Survey on Income and Living Conditions, 2017

Lees ook:

Meer jobs, maar ook het ziekteverzuim in Vlaanderen neemt overal toe

Langdurig werklozen krijgen vaak af te rekenen met mentale problemen

Psychiater Dirk De Wachter pleit voor meer menselijkheid op de werkvloer

Bronvacature.com