Direct naar artikelinhoud
Column

Nadat ik die apps van mijn telefoon gooide, voelde ik hoe mijn hoofd tot rust kwam

Hilde Van Mieghem.Beeld Bob Van Mol

Hilde Van Mieghem, acteur, regisseur en auteur, neemt u mee in haar leefwereld.

Mijn eerste voornemen voor het jaar 2019 heb ik onmiddellijk, al in de eerste minuut van het jaar, ten uitvoer gebracht. Weg met de Twitter- en de Facebook-app op mijn iPhone.

Mijn tweede voornemen: geen enkele verkeers­boete in dit nieuwe jaar, werd al op de tweede dag van het jaar ingehaald door de werkelijkheid.

Ik reed mijmerend door de lege stad tot ik ineens een politie­combi ontwaarde die met blauwe zwaai­lichten achter me aanreed. Braaf ging ik aan de kant staan om hen voorbij te laten, maar ze ­moesten mij hebben. Ik was ergens links afgeslagen waar het niet mocht en kwam er met mijn eerste boete van 2019 van af.

Alsof ik een krat ­taal­pollutie opentrok en neer­gekogeld werd door de zinloosheid van een virtueel bestaan

Meteen zonk me de moed in de ­schoenen om mijn voornemen nog ­verder te zetten. Een beetje zoals ­mensen die op dieet zijn en als ze er doorvallen dan maar dubbel zoveel gaan schransen. Wat belachelijk is, dus heb ik 2019 dan maar uitgeroepen tot het jaar waarin ik maar één boete kreeg.

Dromend door de stad rijden is ­blijkbaar al even gevaarlijk als rijden ­terwijl je tussendoor naar je scherm kijkt om te zien of je schrandere, domme, banale, vrolijke of spitse status al wat likes verworven heeft. Zuchtig naar erkenning, ijdel en leeg. Valse ­verbondenheid.

Ik besefte hoe weinig ik nog om me heen keek de laatste tijd. Hoe ik zelfs bij elke wandeling in het park met Mr. Wilson naar het schermpje van mijn ­toestel staarde in plaats van naar de bomen, de bloemen, de vijver, de eendjes en de lucht.

Niet lang nadat ik die apps van mijn telefoon gooide, voelde ik al hoe mijn hoofd tot rust kwam. O, het was even wennen, dat zeker, in het begin leek het alsof ik een lichaams­deel miste, alsof er iets wezenlijks ontbrak.

Ik had ook last van fantoom­pijn. Mijn vingers, gewend om te tikken, tokkelen, scrollen en swipen, bleven aanvankelijk dat soort bewegingen maken in het ijle. Mijn hand greep herhaaldelijk naar mijn jas- of broek­zak om de iPhone tevoorschijn te halen. Alleen viel daar weinig op te beleven nu. Niets eigenlijk.

Van de weerom­stuit opende ik dan maar de apps die er wél nog op­ stonden, de app die me vertelt wat voor weer het is, de stappen­teller, mijn mailbox. Het duurde een dag of twee voor ik ook dat achterwege kon laten.

Wat mis ik nu eigenlijk, vroeg ik me af. Veel ergernis, bedacht ik, zowel over wat ik allemaal te lezen kreeg als over de vele grof­gebekte trollen die mij en ­anderen aanvielen.

Ergernis ook over de vele avonden dat ik rond een uur of elf mijn bed opzocht en uitkeek naar een boek dat ik wilde lezen maar eerst mijn Twitter- en Facebook-account nog even checkte om dan twee of soms wel drie uur later doodmoe de apps af te sluiten. Kwaad omdat ik mijn tijd verdaan had in plaats van me te verdiepen in de stapel boeken die me ligt op te wachten.

Ergernis ook omdat ik nog voor ik goed wakker was ’s ochtends al mijn iPhone in de hand had om te checken wie wat gepost had. In plaats van me eens goed uit te rekken en zoals vroeger gewoon aan tafel te gaan zitten met de krant en een kop koffie.

Gisteren, op de vierde dag van dit nieuwe jaar, opende ik voor het eerst Twitter en Facebook op mijn computer, benieuwd hoe me dat zou bevallen.

Het voelde als een aanslag, alsof ik een krat taal­pollutie opentrok en ­neer­gekogeld werd door de zinloosheid van een virtueel bestaan.

Als gestoken klapte ik mijn laptop meteen weer dicht en haalde een paar keer diep adem terwijl ik naar buiten keek, waar het echte leven zich ­geruisloos voltrok. Ik kan wel zonder sociale media, bedacht ik. Wie ik lief­heb, weet ik te vinden in het echte leven, en omgekeerd.

Iemand, een volslagen onbekende, zwaaide naar me op straat. Ik zwaaide blij terug.