Direct naar artikelinhoud
Analyse

De dag dat Anuna De Wever besloot te gaan betogen, is de dag dat Bart De Wever ‘Wir schaffen das’ omarmde

Anuna De Wever, tussen de klimaatspijbelaars in Brussel.Beeld Tim Dirven

De stelling dat een goed klimaatbeleid per definitie zware offers zal vragen, is even fictieve bangmakerij als de stelling dat we klimatologisch verdoemd zijn.

Soms is iets zo onopvallend dat het juist opvallend wordt. De meest opvallend onopvallende passage in de toespraak van N-VA-voorzitter Bart De Wever op de partijmeeting van vorig weekend ging niet over confederalisme, maar over... de klimaatspijbelaars.

“Ik wil uitdrukkelijk niet cynisch doen over de klimaatspijbelaars”, bezwoer De Wever. “Onze volksaard is misschien een tikje cynisch.” En vervolgens... kwam er een anekdote over zijn eigen jong-revolutionaire jaren en voorts niets meer.

Daarmee gaf de N-VA-partijleider de uitzonderlijke positie aan die zijn jonge naamgenote Anuna momenteel bekleedt. De conservatief Bart De Wever heeft ongetwijfeld een hoop bezwaren tegen spijbelen als actiemiddel. Maar de N-VA-top heeft besloten dat het beter is om nu ook Anuna De Wever & co. niet frontaal aan te vallen. Net als ze in het verleden deed met Maggie De Block (Open Vld) op het toppunt van haar politieke roem. Elke aanval lijkt de sympathie voor de ongrijpbare tegenstander immers enkel te vergroten.

Over het klimaatbeleid heeft Bart De Wever nochtans wel een mening. In een opiniestuk in deze krant vroeg hij de burger te vertrouwen “in de kracht van menselijke innovatie en technologische vooruitgang”. In het verleden heeft de mens grote rampspoed kunnen afwenden, en dat gaat ook nu weer gebeuren.

De dag dat Anuna De Wever besloot te gaan betogen, is de dag dat Bart De Wever ‘Wir schaffen das’ omarmde

Zilveren kogel

Bart De Wever kijkt dus naar de klimaatkwestie zoals de Duitse bondskanselier Angela Merkel in 2015 naar het vluchtelingenvraagstuk keek. Met hetzelfde voluntarisme vraagt hij de burger genereus te vertrouwen in het vermogen om problemen op te lossen. De dag dat Anuna De Wever besloot tijdens de schooluren te gaan betogen, is de dag dat Bart De Wever ‘Wir schaffen das’ omarmde.

Ecomodernistisch noemt N-VA haar klimaatpositie. In een essay, dat zaterdag in Zeno verschijnt, diept collega Joël De Ceulaer dat concept verder uit. Het ecomodernisme is een vlag die veel ladingen dekt. Van wetenschappers die – terecht – beklemtonen dat het klimaatvraagstuk zo complex is dat het zonder technologische innovatie onoplosbaar is, gaat het naar twijfelzaaiers, die menen dat het volstaat om te wachten tot een magische ‘zilveren kogel’ alle problemen oplost. Afgaand op haar stemgedrag in het Europees Parlement neigt de N-VA veeleer naar die tweede groep.

Strategisch is de positie voor N-VA interessant, omdat ze de partij alweer in een heldere tegenstelling brengt met haar favoriete tegenstrever in Vlaanderen: Groen. Ook de andere partijen zitten min of meer op posities die vergelijkbaar zijn met de gekende identitaire breuklijn. VB zit nog wat rechtser, sceptischer dan N-VA; Open Vld heeft wat links-liberale paars-groene trekjes; CD&V zwabbert tussen enerzijds de Boerenbond en anderzijds de groene chirojeugd; en ook sp.a is zowel rood-groen als beducht dat haar gele-hesjes-achtige natuurlijke achterban alweer de andere kant oploopt.

De kwestie is politiek-strategisch ook wel degelijk van groot belang. Niemand weet wat de drijfveren van de Belgische/Vlaamse kiezer zullen zijn, maar de recentste Eurobarometer toont aan dat – na migratie – milieu & klimaat de topprioriteiten zijn van de Vlaming. Die peiling wijst er op dat de groene bekommernis duurzamer en dieper gaat dan de klimaatspijbelhype. (Ook interessant: in Wallonië is er van klimaat­bekommernis in dezelfde poll geen sprake. Daar met stip op 1: werkloosheid, hét topic van de vooral Franstalige gele hesjes.)

Het aandeel groene belastingen is naar Europese normen erg bescheiden. Er valt dus nog wel wat taks te shiften

Dat de politiek het klimaat herontdekt, wil nog niet zeggen dat de kwaliteit van het beleid erop zal vooruitgaan. Klimaatzorg laat zich goed vergelijken met het betaalbaar houden van de vergrijzing: het is belangrijk, vergt perspectief op de lange termijn en keuzes die moedig en soms onsympathiek zijn. Er zit wrijving op, en dat hoort zo in een democratie, maar het is niet onmogelijk om vooruitgang te boeken.

Wat van de vergrijzingsaanpak te leren valt, is dat het geen slecht idee is om die toekomsthorizon te laten uittekenen door een expertencomité en de weg ernaartoe te laten monitoren. Dan kan snel blijken dat angst alweer niet de goede raadgever is. OESO-cijfers (uit 2016) leren bijvoorbeeld dat het aandeel groene belastingen binnen de totale Belgische fiscaliteit naar Europese normen erg bescheiden is (4,9 procent). Nederland zit ongeveer op het dubbel. Er valt dus nog wel wat taks te shiften.

Bruno Tobback

Redt het kleine België daarmee de mensheid? Natuurlijk niet, maar zoals de rechter oordeelde in de Nederlandse Urgenda-klimaatzaak: van een staat mag hoe dan ook wel verwacht worden dat hij “vanaf zijn grondgebied, naar vermogen, maatregelen neemt.”

Welke maatregelen dat kunnen zijn, valt in de op korte termijn gefixeerde Wetstraat maar moeilijk te vernemen. Dat zelfs ‘themahouder’ Groen merkwaardig lang aarzelt om met concreet doorgerekende voorstellen te komen, illustreert dat het bij Jean-Claude Juncker geleende oude adagium van Bruno Tobback nog altijd kamerbreed geldt: “Bijna elke politicus weet wat je moet doen om het klimaatprobleem aan te pakken. Er is alleen geen enkele politicus die weet hoe hij daarna nog verkozen moet raken.”

Juist daarmee wordt de indruk gewekt dat een goed klimaatbeleid onuitspreekbare offers zal vergen. Ten onrechte. Het is het argument van degenen die (nog altijd) niks willen doen. Dat is het standpunt dat PS-minister Guy Mathot ooit ietwat pijnlijk verwoordde over de staatsschuld: het probleem is er vanzelf gekomen, het zal ook vanzelf weggaan.