Direct naar artikelinhoud
Staking

“Vooral wie al veel verdient, gaat erop vooruit”: daarom wordt er morgen gestaakt

Een huurwoning in Antwerpen. De prijzen voor huisvesting zijn een pak sterker gestegen dan de lonen of uitkeringen.Beeld Eric de Mildt

De vakbonden leggen woensdag massaal het werk neer omdat het regeringsbeleid de facturen volgens hen vooral heeft doen stijgen. Werkgevers en meerderheidspartijen wijzen er echter op dat onder Michel I de koopkracht net is gestegen. Hoe zit dat precies?

“Dat deze staking de economie heel veel geld kost, dat is het ons waard. Deze regering heeft de mensen ook al veel geld gekost.” ACV-voorzitter Marc Leemans legde afgelopen zondag in De zevende dag uit waarom de vakbonden woensdag staken. Daarop kwam meteen veel reactie, niet het minst van de regeringspartijen die erop wezen dat de koopkracht onder Michel I gestegen is.

Volgens de een gaan we er financieel dus op vooruit, volgens de ander ziet de bevolking de kosten net oplopen. Hoe zit het nu eigenlijk? De koopkracht stijgt als het gemiddelde beschikbare inkomen sneller stijgt dan de indexkorf, die de gemiddelde prijzen groepeert. Een studie van de KU Leuven toonde eind vorig jaar aan dat het gemiddelde Belgische gezin er tussen 2014 en 2020 met 5,2 procent op vooruitgaat. Dat is het gevolg van de taxshift, waarbij onder meer de belastingvrije som en de forfaitaire aftrek van de beroepskosten verhoogd werden.

Lees ook

Waar mag u morgen hinder verwachten? Lees hier ons handig overzichtsstuk.

Ons land gaat morgen plat, maar werpt dat eigenlijk ook zijn vruchten af? “Staken wérkte 120 jaar lang. Tot N-VA aan de macht kwam”

Maar daarmee is de kous niet af. Het is belangrijk om hier kanttekeningen bij te plaatsen, zegt Ive Marx, armoedespecialist aan de UAntwerpen. Het gaat immers om gemiddelden, en die geven niet de volledige realiteit weer. “Gemiddeld zijn we erop vooruitgegaan, maar dat is zeker niet voor iedereen het geval.” Dat gaven de KU Leuven-onderzoekers ook al aan: vooral de hogere inkomens profiteren van de toegenomen koopkracht.

Huur en energie

Dat heeft te maken met de manier waarop die koopkracht precies wordt berekend. In de index zitten zowel de prijzen van voeding, elektronica en kleding als de brandstof- en elektriciteitsprijzen. Maar de prijzen voor huisvesting, energie en brandstof zijn de voorbije jaren een pak sterker gestegen dan die van pakweg elektrische apparaten. En het zijn net de laagste inkomens die aan die producten meer geld uitgeven. Zij wonen bijvoorbeeld vaker in een huurwoning, en de huurprijzen zijn de laatste jaren sterk gestegen, meer dan de lonen of uitkeringen. En dat vooral in de laagste segmenten.

Bovendien zijn die woningen in heel wat gevallen ook van mindere kwaliteit, zegt Marx. “Mensen die minder verdienen, wonen vaak in oudere woningen die slechter geïsoleerd zijn, waardoor ze meer stookkosten hebben.” Hij wijst erop dat de laagste inkomens tot 80 procent van hun geld aan voeding, energie en huur besteden, de basisbehoeften dus. Marx: “Voor een alleenstaande ouder met twee kinderen, die 2.300 bruto per maand verdient, zou het best kunnen dat de koopkracht gedaald is.”

Er speelt volgens Marx ook een psychologisch effect. De koopkracht mag dan wel stijgen, mensen met een laag inkomen voelen dat niet zo aan. “Er zijn veel zaken die goedkoper geworden zijn, allerlei duurzame elektronica bijvoorbeeld. Maar dat zijn zaken die mensen niet elk jaar kopen. Met de terugkerende kosten, zoals brandstof- en energieprijzen, worden ze daarentegen wel herhaaldelijk geconfronteerd. Dat draagt bij aan de perceptie dat ze erop achteruitgaan.”

‘Finaal gaan de meeste mensen die werken erop vooruit met de taxshift, maar de lonen staan niet in verhouding tot de bestaande economische groei’
Marc Leemans, voorzitter ACV

Volgens Leemans wordt de term koopkracht “misbruikt”. “Ik heb nooit gezegd dat de koopkracht gedaald is. Finaal gaan de meeste mensen die werken erop vooruit met de taxshift, maar de lonen staan niet in verhouding tot de bestaande economische groei.” 

De directe aanleiding voor de staking van woensdag is het afgesprongen overleg van de sociale partners over de loonwet. Die bepaalt dat de lonen de komende twee jaar maximaal 0,8 procent mogen stijgen. Ruim onvoldoende, volgens het ACV en de andere bonden. Volgens hen zou de stijging van de lonen gelijk moeten lopen met de economische groei. Die bedraagt op dit moment 1,5 procent. 

“Mensen moeten een eerlijk deel krijgen van de groei die ze mee creëren, maar die komt vooral ten goede aan degenen die al veel verdienen”, zegt Leemans. “Daarmee maken de vakbonden een perfect legitiem punt”, besluit Marx.