Direct naar artikelinhoud
Opinie

De basisboodschap van klimaatspijbelaars én vakbondsverzet: er is een sterker tegengewicht nodig dat de burger beschermt

Gentse stakers voor meer koopkracht, afgelopen woensdag.Beeld Stefaan Temmerman

In de reeks ‘Lopende zaken’ overschouwt Bart Eeckhout de politieke week.

Het is vrij helder wat de stakende werknemers van woensdag bindt aan de jeugdige klimaatbetogers van donderdag: de roep om een sterke staat. Die roep verstoort het status quo.

Op woensdag 6 februari liet EU-commissaris Margrethe Vestager weten dat de grote ‘treinfusie’ tussen de Franse constructeur Alstom en het Duitse Siemens er niet mag komen. Daarvoor had de Deense een goede uitleg: samen worden die bedrijven zo machtig dat er van concurrentie geen sprake meer kan zijn.

Een moedig besluit, in de geest van haar verre voorganger, wijlen Karel Van Miert, wiens naam te weinig valt in deze voor socialisten nochtans donkere dagen.

Toen gebeurde er iets geks. In plaats van opgelucht te zijn dat er niet weer zo’n bedrijf zou ontstaan dat aan alle wetgevende controle ontsnapt, kwamen de Duitse en Franse ministers van Financiën met spoed in Brussel bijeen. Doel: een strategie bedenken om de vleugels van de EU bij te knippen.

De visie van de Franse en Duitse regering is een krachtige illustratie van het dogma van de economische politiek sinds, zeg, de jaren 80. Dat dogma laat zich eenvoudig samenvatten: ‘Staat = fout; markt = goed.’

Uitgekleed

Je zou dat een complot tegen de staat kunnen noemen: een door vele ondernemers, economische spraakmakers, journalisten en ook wel politici breed gedeelde overtuiging dat alleen een bescheiden, uitgeklede staat een goede staat kan zijn.

Ook in het politiek-economische debat in ons land is dat streven naar een wijkende staat diep verankerd. Dat is best raar, want vele economen – in de wetenschappelijke, niet per se mediatieke zin van het woord – kijken op zijn minst veel genuanceerder naar de kwestie.

In een bijzonder lezenswaardige open brief uiten bijvoorbeeld tientallen Europese economen, onder wie de Belgische hoogleraren Jan Bouckaert (Universiteit Antwerpen) en Frank Verboven (KU Leuven), hun bezorgdheid over de Frans-Duitse demarche. Zij waarschuwen voor ‘een toegenomen marktmacht en concentratie’ en pleiten juist voor ‘een strengere handhaving van de mededingingsregels’. ‘Europa heeft nood aan efficiënte, competitieve en innovatieve bedrijven. Het promoten van fusies die de concurrentie verwijderen zou precies het tegenovergestelde bereiken.’

België heeft een (veel te) grote staat. Maar is het ook een sterke staat? Het is veeleer een reus op lemen voeten

Dat de markt soms flink faalt, is niet bepaald een controversieel inzicht. Dat het klimaatbeleid er nog altijd zo beroerd voor staat, heeft veel met een falende markt en een tandeloze overheid te maken.

Die analyse wordt zelfs gedeeld door het liberale blad The Economist. In een verontrustend coververhaal prikte het vorige week het dunne laagje duurzame chroom door waarmee de grote oliebedrijven zichzelf omhuld hebben. In werkelijkheid plant ‘Big Oil’, genre ExxonMobil, nog een forse toename van de olieproductie tegen 2030. Een voorspelling die haaks staat op alle dure eden om stilaan af te kicken van fossiele brandstof.

Besluit van The Economist, toch niet bepaald een vakbondsblad: ‘ExxonMobil toont dat de markt niet in staat is om de klimaatverandering op zichzelf op te lossen. Een gespierde overheidsactie is nodig.’

Daar ontbreekt het nogal eens aan. Ook dat valt te leren uit de Europese politieke actualiteit. De Commissie bereidt een voor­stel voor om de schadelijke vermenging van palmolie in fossiele brandstof tegen te gaan. Een goede zaak, ware het niet dat de nieuwe regel alweer kapotgelobbyd is. Daardoor verandert er uiteindelijk niks.

Eigenlijk zou je de eisen van de klimaatbetogers perfect kunnen samenvatten als de roep om een sterke(re) staat om dat soort ontsporingen tegen te gaan. Die eis is terecht, als je de povere kwaliteit van het energie- en klimaatbeleid overschouwt.

De kosmopolitische klimaatspijbelaars worden graag afgezet tegen het meer klassieke vakbondsverzet dat ook deze week zijn stem liet horen. Nochtans is de basisboodschap exact dezelfde: er is behoefte aan een sterker tegenwicht dat de burger beschermt.

In dit geval gaat het dan om de vaststelling dat werknemers geen fair deel meer krijgen van de gestegen winsten in ondernemingen. Ook hier kijkt de overheid de andere kant op.

Harde noten

Natuurlijk vallen de belangen van de twee bewegingen niet zomaar samen. Harde noten dienen nog gekraakt te worden. Als je het gebruik van energie en fossiele brandstof financieel ontraadt, hoe hou je basisvoorzieningen dan voor iedereen beschikbaar? Dat zal geleidelijkheid, compensatie en investeringen vergen. Zolang de EU dat sceptisch benadert, is er weinig mogelijk.

De klimaatbeweging is waarschijnlijk de hardste schop tegen het status quo van beleid en economie sinds de bankencrisis. Op de financiële crisis is amper een verandering gevolgd, wat mede geleid heeft tot het huidige politieke onbehagen. Goed mogelijk dat ook nu gepoogd zal worden het protest te versmoren.

Dat het brede verzet velen in het establishment zenuwachtig maakt, is wel duidelijk. Dus worden er ook door ernstige mensen complotten bij elkaar gefantaseerd over een kaping van extreemlinks – indien gewenst met bijbehorende pijltjesgrafiek. Maar zoals econoom Ive Marx het in De Standaard sterk verwoordde: het complot zit juist aan de andere kant. Het is het complot tegen de staat als sterk tegenwicht voor de markt.

Een sterke staat is overigens geen synoniem voor een ‘grote’ staat. België heeft een (veel te) grote staat. Maar is het ook een sterke staat? Het is veeleer een reus op lemen voeten. Het omgekeerde zou nuttiger zijn: een wat kleiner lichaam op stevig gespierde wetgevende voeten.

Dat zou pas een revolutie zijn.