Direct naar artikelinhoud
Ecologie

Wonen we in 2050 massaal op paalwoningen?

Hoe ziet de Vlaamse natuur er in 2050 uit? Vier mogelijke scenario’s
Beeld RV INBO

Hoe moet de natuur in Vlaanderen er in 2050 uitzien? Het Instituut voor Natuur en Bos (INBO) schetst in een nieuw rapport vier toekomstvisies. Gaat de lintbebouwing op de schop, of wonen we in de toekomst massaal op paalwoningen?

1. Culturele identiteit versterken

Mensen identificeren zich met de plaats waar ze leven, voelen zich verbonden met het lokale landschap en het verleden daarvan. In die toekomstvisie of ‘kijkrichting’ primeren traditionele landschappen zoals een hooiland of heide. Lokale gemeenschappen, burgerverenigingen, boeren en ondernemers hebben de regie over de inrichting en het beheer van de groene infrastructuur in handen.

Natuur speelt in deze visie een grote rol in de levenskwaliteit, en dus is het belangrijk dat die natuur ook zoveel mogelijk toegankelijk en veilig bereikbaar is. In stedelijke omgevingen bevindt groen zich op wandelafstand. Denk aan buurtparken, pluktuinen of schoolmoestuinen.

In feite vormt dit model een terugkeer naar het vroegere, kleinschalige natuurlandschap, schetst Martin Hermy, emeritus professor groen- en natuurbeheer aan de KU Leuven. “Je ziet het zo voor je: relatief kleine percelen, omzoomd met bomenrijen en hagen. Dat zit diep in onze genen.”

‘Je ziet het zo voor je: relatief kleine percelen, omzoomd met bomenrijen en hagen. Dat zit diep in onze genen’
Martin Hermy, emeritus professor groen- en natuurbeheer

Natuur is hier overal, vult Kris Verheyen, professor en hoofd van het Labo Bos & Natuur aan de UGent, aan: kleine snippers van hooilandjes, van heide, plukjes bos, poelen… Op die manier creëer je volgens hem een echte verbinding tussen mens en natuur. “Het landschap waarin we hier in Vlaanderen leven heeft een zekere geschiedenis. Het is vormgegeven door de eeuwenlange interactie tussen mens en natuur. Die identiteit wordt hier bewaard en nog versterkt. Bijvoorbeeld steenuiltjes die in knotbomenrijen broeden.”

Ook in de voedselvoorziening staat het lokale karakter centraal. Voedsel uit eigen streek, zoals lokale appels, granen en vergeten groenten, vormen een meerwaarde. De zogenaamde korte keten kun je volgens Hermy alleen maar toejuichen. Het is ook een ontwikkeling die je nu al bij heel wat jongeren ziet, in een reactie op de grootschalige landbouw. Voor die landbouw houdt dit model overigens een enorme omslag in, stipt Hermy aan. “Dit staat haaks op de macro-economische manier waarop landbouw nu bedreven wordt.”

1. Culturele identiteit versterken
Beeld RV INBO

2. De natuur haar weg laten vinden

Geef de natuur terug aan de natuur, zo kun je dit scenario kort samenvatten. De mens komt het liefst zo min mogelijk tussenbeide, en laat de natuur maximaal zijn eigen gang gaan. Concreet gebeurt dat door een netwerk van grote natuurgebieden op te zetten, die elk groot genoeg zijn om zelfregulerend te zijn. Om die verschillende gebieden met elkaar te verbinden, krijgen rivieren opnieuw meer ruimte. De bestaande open natuur, zoals moerassen, heide, landduinen en halfnatuurlijk grasland, verdwijnt grotendeels door verbossing.

“Als je het landschap niet meer beheert, en niet langer jaarlijks gaat maaien, krijg je automatisch verbossing”, legt Verheyen uit. “Bos is nu eenmaal de natuurlijke vegetatie in Vlaanderen. Als de mens zich zou terugtrekken uit Vlaanderen, dan zou heel Vlaanderen bos worden.”

Deze visie vormt een echte breuk met het verleden, zegt Verheyen, die ook aanstipt dat je zo een sterke segregatie krijgt, met aan de ene kant de grote natuurgebieden, en dan de rest van het landschap.

Een “weinig wenselijke ontwikkeling”, wat Verheyen betreft. “Met zo’n beleid krijg je een verdergaande verschraling van de natuur buiten de natuurgebieden. Dat gaat dan niet om de topnatuur die daar aanwezig is, maar over de natuur die belangrijk is voor het leveren van ecosysteemdiensten. Denk aan bestuiving. Dat is een belangrijke functie van de natuur buiten die natuurgebieden. Die staat nu al onder druk, maar een kijkrichting als deze zal dat nog versterken.”

‘Hierdoor dreigen we minstens 50 procent van de soorten planten en dieren die verbonden zijn aan open ruimtes te verliezen’
Marin Hermy

Verschraling zouden we ook zien wat het aantal planten- en diersoorten betreft, zegt Hermy. “Hierdoor dreigen we minstens 50 procent van de soorten planten en dieren die verbonden zijn aan open ruimtes te verliezen. Heidesoorten bijvoorbeeld, die veel licht nodig hebben.”

Doordat de natuur in grote mate vrije baan zou krijgen, blijft er minder ruimte over voor voedselproductie en voor wonen en werken. Dat betekent dat grote dorpskernen verder verdicht worden, dat we in steden compacter (en in de hoogte) moeten gaan wonen en dat er serres op stadsdaken moeten komen. Hermy: “Dat veronderstelt dat je heel wat lintbebouwing helemaal afbreekt. Ik weet niet of dat tegen 2050 aanvaardbaar en haalbaar is.”

2. De natuur haar weg laten vinden
Beeld RV INBO

3. De stroom van de economie benutten

De natuur is in dit scenario een waardevol middel om een inkomen te verwerven. Dat kan bijvoorbeeld door voedsel of hout te produceren, door een plaats te bieden voor ontspanning of door bedrijventerreinen aantrekkelijker te maken voor werknemers.

Groene infrastructuur kan grotendeels gerealiseerd worden via private investeringen. Bedrijven en particulieren nemen daarbij het voortouw. De overheid beperkt zich tot het vervullen van de randvoorwaarden. De landbouw richt zich op de maximale rendabiliteit van teelten, bijvoorbeeld via precisielandbouw en specialisatie, en is ook exportgericht.

‘Dit is een extreem doorgedreven monetarisering van de diensten die de natuur levert. Er zal op alles een prijs geplakt worden om die investering in de natuur te kunnen waarmaken’
Kris Verheyen, hoofd Labo Bos & Natuur UGent

“Dit is een extreem doorgedreven monetarisering van de diensten die de natuur levert”, zegt Verheyen. “Er zal op alles een prijs geplakt worden om die investering in de natuur te kunnen waarmaken.”

Een van de tastbare voorbeelden daarvan is recreatie, waarbij toegangsgeld gevraagd wordt om een park of natuurdomein te bezoeken. “De natuur zal er nog wel zijn, maar wordt echt als investeringsgoed beschouwd. Het is een beetje als Nationaal Park Hoge Veluwe in Nederland: dat is een privaat nationaal park waar je entreegeld betaalt om het te kunnen bezoeken. Het park moet ook rondkomen met het entreegeld van de bezoekers.”

Voor het behoud van de biodiversiteit is ook dit scenario weinig aantrekkelijk, zegt Hermy. “Bij particulieren ontbreekt daarvoor vaak de knowhow.”

Wie graag in een groene omgeving woont, betaalt daar met plezier wat meer voor. Woningen met uitzicht op het groen zijn bijvoorbeeld duurder. Individuen zijn in deze visie zelf verantwoordelijk voor hun keuzes: je kunt bijvoorbeeld nog steeds in overstromingsgebied gaan wonen, maar je zal zelf moeten opdraaien voor de schade van eventuele overstromingen. In de praktijk betekent dat dat wie in overstromingsgebied gaat wonen, geld nodig zal hebben: hij zal de facto verplicht zijn een paalwoning te zetten.

Bij dit scenario plaatst het INBO zelf de meeste kanttekeningen. Zowel voor de biodiversiteit, de natuurlijke hulpbronnen als de voedselzekerheid voorziet het hier heel wat onzekere of ronduit negatieve effecten.

Illustratie bij "Natuurverkenning 2050". Rapport door INBO.Beeld RV INBO

4. Samenwerken met de natuur

Mens en natuur zijn afhankelijk van elkaar. Het idee achter dit model is dat de natuur gebruikt moet worden om samen tot een duurzame maatschappij te komen. Denk bijvoorbeeld aan waterzuivering.

De natuur is toegankelijk voor iedereen. In dit model geen strikte scheiding, noch privatisering. Mensen wonen voornamelijk in steden. Die steden zijn dooraderd met groen-blauwe elementen als parkjes en beken, maar ook met groendaken en geveltuinen. Stadsbossen aan de rand van de steden komen tegemoet aan de recreatiebehoefte.

In dit model primeert functionele biodiversiteit. Die biodiversiteit moet ergens iets opleveren voor mens en natuur, bijvoorbeeld plantensoorten die beter bestand zijn tegen erosie. Maar daar heeft Hermy vragen bij. “Dat kan best betekenen dat een groot aantal organismen overbodig is als ze op korte termijn geen onmiddellijk nut hebben voor de mens.”

Dit model draagt duidelijk de voorkeur van het INBO weg. Enkel de effecten op de voedselzekerheid zijn onzeker, de productiviteit van agro-ecologische landbouw is immers nog een onbekende. Alle andere factoren ziet het instituut behoorlijk rooskleurig in. De vraagtekens bij de garantie van voedselzekerheid zijn overigens iets wat bij de vier kijkrichtingen terugkomt. “Met de actuele consumptiepatronen is het bijna onmogelijk om zelfvoorzienend te zijn qua voedselvoorziening”, zegt Verheyen. “Maar als we evolueren naar een minder op vlees gebaseerde consumptie, kan die voedselzekerheid op termijn wel gegarandeerd worden.”

Het INBO en beide experts benadrukken dat geen van de vier modellen zaligmakend is. Het zal een combinatie zijn die de grootste meerwaarde oplevert. Welke combinatie dat precies wordt, zal uiteindelijk een politieke keuze zijn. “Dat is de grootste uitdaging”, meent Verheyen. “Het risico is dat je cherry-picking krijgt, waarbij elke partij uit elke kijkrichting zijn of haar elementen haalt. Maar we moeten zo kiezen dat de som meer is dan de delen.”

“Het is duidelijk dat we de uitdagingen gezamenlijk moeten aanpakken”, reageert Vlaams minister voor Natuur Koen Van den Heuvel (CD&V). Hij geeft aan dat de oefening van het INBO vooral een startpunt voor dialoog vormt, maar benadrukt dat hij niet bij de pakken wil blijven zitten. “Ik zal samen met mijn bevoegde collega-ministers bekijken welke maatregelen we versneld of extra kunnen uitvoeren.”