Direct naar artikelinhoud
Bruegeljaar

Marc Didden brengt een ode aan de grootsheid van ‘Pier den drol’

Pieter Bruegel, ‘De boerenbruiloft’ (1525-1530).Beeld RV © KHM-Museumsverband

Met een eerste belangwekkende expo van tijd- en streekgenoot Barend van Orley (1487-1541) trapt Bozar het Bruegeljaar af. Pieter Bruegel  is dit jaar 450 jaar overleden. Brusselaar en Bruegel-aanbidder Marc Didden gaat  op zoek naar wat nog rest van deze raadselachtige, unieke kunstenaarsziel in zijn stad.

Kent u de grap van de man die een jaar lang zat te dagdromen over de winterreis naar Wenen die hij eind vorig jaar zou maken om daar in het Kunsthistorisch Museum langdurig oog in oog te staan met The Best of Bruegel? Wel, hij ging niet. En het was ook geen grap. En ik kan het weten want ik ben die man. Hij werd ziek onderweg naar het reisbureau waar hij zijn trip naar de Oostenrijkse hoofdstad ging regelen. Toen hij weer genezen was, bleek de grote Bruegel-retrospectieve voorgoed ingepakt. Ganz kut!

Hoe het komt weet ik niet meer, maar van kindsbeen af heb ik een ongeremde fascinatie ontwikkeld voor leven en werk van Pieter Bruegel de Oude. Wellicht heeft mijn vader ermee te maken, omdat die geen kans onbenut liet om mij en mijn drie broers met de beschikbare pedagogische middelen te wijzen op de grootsheid van de man die ook wel eens werd aangesproken met de koosnaam ‘Pier den Drol’.

Een oude koekendoos was daarbij bijvoorbeeld van onschatbaar nut. Als een tot één frame gecondenseerd stripverhaal warmden wij daar onze harten aan het volkse tafereel dat zich afspeelde op De boerenbruiloft. Wij zagen met onze jeugdige ogen graag hoe die Brabanders zich daar te goed deden aan liters zuur bier uit stenen kruiken, wij waren allemaal dat ene wat dikkige kind met de rode muts dat zijn vingertjes gretig in een versgebakken vlaai stak.

Van luidruchtige prepubers werden wij plotseling vlijtige studenten die algauw een bijzonder aandacht bleken te hebben voor Vlaamse zegswijzen als ‘Twee schijten door één gat’

Wij herkenden onze volksaard, denk ik. En ik, de jongste, de wijsneus van de bende, herkende ook wel het bijzondere standpunt waaruit Bruegel dit moment had vastgelegd. Als een cameraman die het fly on the wall-effect wilde beogen. Zeer aanwezig, maar eigenlijk ook weer niet.

Die Boerenbruiloft zou nog opduiken tijdens ons jongensleven. In de albums van Willy Vandersteen bijvoorbeeld, met name in het blauwe en dus chiquere Suske en Wiske-verhaal Het Spaanse spook.

Maar het moest niet altijd om te lachen zijn, vond vader. Soms duwde hij onze neuzen in de zeer veeldelige Winkler Prins Encyclopedie, waar onder andere een prachtige uitklapbare reproductie van Bruegels meesterwerk De verkeerde wereld in afgedrukt stond met bijbehorende uitleg bij alle daar afgebeelde spreekwoorden.
Van luidruchtige prepubers werden wij plotseling vlijtige studenten die algauw een bijzonder aandacht bleken te hebben voor Vlaamse zegswijzen als ‘Twee schijten door één gat’ en ‘Hij loopt alsof hij het vuur in zijn gat heeft’. Zodat we toch weer lachten. En we gingen van Bruegel houden. Meer dan van Suske en Wiske.

‘De val van Icarus’.Beeld RV

Vader had nog een ultiem leermiddel. Tram 20, waarmee we vanuit de buurt van het Jubelpark vlotjes in de Regentschapsstraat raakten en we in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten eindelijk the real thing te zien kregen: De val van de opstandige engelen, De volkstelling te Bethlehem en het werkelijk adembenemende De val van Icarus. Voor eeuwig op onze netvliezen gebrand.

Eén kleine ontgoocheling: De boerenbruiloft hangt er niet. Die woont voorgoed in Wenen. Die stad waar ik dus niet geraakt ben.

Om mijn verdriet over die niet-gemaakte reis te verdrinken stapte ik dan maar het destijds legendarische Café Le Coq binnen, waar ik vroeger met mijn goede slechte vrienden menig uur verscheten heb. Ik ga aan de derde tafel rechts van de ingang zitten en bestel een onberispelijke Stella 33 met een supplement Dafalgan.

Ik ben even in gedachten verzonken, maar wanneer ik weer opkijk, zie ik daar hangen wat ik allang zocht: De boerenbruiloft van Bruegel. Een kopie, dat geef ik toe. Een goedkope kopie, dat geef ik ook toe. Maar toch denk ik: “Ik ken weinig cafés waar een Bruegel hangt.” Dat stemt me blij. Ik bestel nog een Stella 33. Voor een tweede Dafalgan pas ik.

Bruegel en Brussel

“Wij hoeven ons hoofd noch oostwaarts noch zuidwaarts te wenden om groot te zijn in de wereld en de kunst. Want heel de wereld neemt zijn hoed af voor uw genie.” Dat zijn niet mijn woorden, al ben ik het er wel volmondig mee eens. Het citaat is afkomstig van Felix Timmermans (Lier, 1886-1947) en werd in 1934 aangebracht bij het graf van Pieter Bruegel en zijn vrouw Mayken Coecke, dat zich nog steeds bevindt in de Kapellekerk aan de rand van de Brusselse volkswijk De Marollen. Bus 48 brengt er u van bij de Beurs in geen tijd naartoe.

Volgens vage toerismepraatjes gaan De Marollen prat op het bruegeliaanse karakter dat de wijk zou uitstralen. Stel er u vooral niet te veel van voor. Er is wel een jeugdherberg te vinden die Bruegel Hostel heet, en bij de lokale slager is vast een snee Bruegel-paté te regelen. En in een van de zeldzaam geworden volkse cafés wordt op simpele aanvraag ook wel een glas Bruegel-bier geschonken. Maar verder is de grote Pieter Bruegel pijnlijk afwezig in de meest Brusselse der Brusselse buurten. Op dat citaat van Timmermans na. En een aardig Bruegel-standbeeldje van Tom Frantzen bij het begin van de Hoogstraat.

Timmermans wijdde overigens ook een fraai boekwerkje aan Bruegel, het door hemzelf sappig geïllustreerde Pieter Bruegel – Zo heb ik u uit uw werken geroken. Al zal uw intellectuele honger beslist beter gestild worden door de aanschaf van Leen Huets uitmuntende Pieter Bruegel – De biografie (Polis, 2016).

En hier en daar komt de naam van de Meester ook nog wel eens voor op de luifel van een vergane winkel of die van een kegelvereniging of een feestcomité. Maar van de al jarenlange gekoesterde plannen om van het zogenaamde zestiende-eeuwse woonhuis van Bruegel, Hoogstraat 132, een klein museum of kenniscentrum te maken, komt ook in dit Bruegeljaar 2019 niets in huis.

En misschien maar goed ook. Want écht zeker is het niet dat Bruegel en zijn gezin daar ooit gewoond hebben. Wellicht huisde die dicht bij het Bogaardenklooster, waar zich nu de Brusselse Academie voor Schone Kunsten bevindt. Kenners beweren dat het Bruegelhuis eigenlijk eerder de woonst en het atelier van David Teniers III was. Geen naam waar je veel paté mee zal verkopen.

Van de al jarenlange gekoesterde plannen om van het zogenaamde zestiende-eeuwse woonhuis van Bruegel een klein museum of kenniscentrum te maken, komt ook in dit Bruegeljaar 2019 niets in huis

Bruegel en vrienden 

Dan doen ze het op een steenworp van de Marollen , in het kunstpaleis Bozar, veel beter. Daar zal vanaf volgende woensdag tot en met 23 juni de tentoonstelling Prenten in de eeuw van Bruegel te zien zijn. Geen boerenbruiloften hier, geen ‘Twee schijten door één gat’, maar toch wel het feestelijke narrenschip met daarop ‘Muzikanten in een mossel’, zoals Pieter van der Heyden die graveerde naar het voorbeeld van Jeroen Bosch, of de apenstreken van Singerie , geduldig uitgesneden door Pieter van der Borcht. En uiterst waardevol werk van meesters als Pieter Coecke van Aelst, Lucas van Leyden, Michiel Coxcie en niemand minder dan Albrecht Dürer.

‘Muzikanten in een mossel’, gegraveerd door Pieter van der Heyden.Beeld © KBR, Koninklijke Bibliotheek van België

Met andere woorden: fijn werk van de fine fleur van de prentproductie zoals die enerzijds als een verfijnde en vaak onderschatte kunsttak bestond, en anderzijds als een vroege vorm van beeldjournalistiek hoogtij vierde in de Zuidelijke Nederlanden tijdens de renaissance.

Bozar huldigt ook een andere meester en dat al vanaf woensdag 20 februari. Ik heb het dan over mijn voormalige stadsgenoot Bernard van Orley. Hij woonde en werkte in Brussel. Hij werd er geboren omtrent 1490 en hij ging er ook weer dood in 1541. Tussen die data in ontpopte Van Orley (hij werd ook wel eens Barend genoemd, of Beernaerd) zich tot een van de topkunstenaars van de noordelijke renaissance zoals die in die jaren ook door Brabant woedde. Zelfs als we hem niet van naam kennen, zitten zijn statige portretten van Karel V en Margaretha van Oostenrijk toch ergens in een hoek van ons collectief geheugen. 

Hoog tijd dus om ons die niet alleen uit een vermolmd geschiedenisboekje te herinneren, maar om die werken in Bozar in levenden lijve te gaan bekijken. Om dan ook blij vast te stellen dat die statige portretten niet zo statig zijn, maar door de kunstige hand van Van Orley zo goed geschilderd zijn dat ze een vitale, fotografische kracht krijgen.

Hoog tijd om blij vast te stellen dat die statige portretten niet zo statig zijn, maar door de kunstige hand van Van Orley zo goed geschilderd zijn dat ze een vitale, fotografische kracht krijgen

Van Orley, een allround-kunstenaar van nog voor dat woord zelfs maar bestond, was behalve meester-kunstenaar ook nog een zeer begenadigde ontwerper van talrijke Vlaamse wandtapijten die toen en nu nog als hoogst waardevol werden beschouwd, en hij maakte ook een magistrale zijsprong naar de glas-in-loodkunsten. Brandglasramen van zijn hand zijn nog te zien in de Brusselse Kathedraal van Sint-Michiel en Sint-Goedele en in de Mechelse Sint-Romboutskathedraal.

Bozar brengt nu voor het eerst het over heel de wereld verspreide werk van Van Orley bijeen waar het thuishoort: in Brussel. Be there or be square.

Tijd om nog eens een café in te duiken, zij het deze keer dan eentje zonder bier en helemaal virtueel. Ik zet mijn hoofdtelefoon op en selecteer uit mijn iTunes-lijstje het altijd mooie ‘Café Bruegel’ van Wannes Van de Velde. Ik beschik over twee versies, merk ik en dus luister ik na elkaar naar die van Wannes samen met zijn heerlijke vaste groep (Flor Hermans op viool, Bernard Van Lent aan de accordeon en Walter Heynen op de fluit) en daarna naar de versie die hij maakte met zijn kunstbroeder Roland Van Campenhout op het voortreffelijke album De nomaden van de muziek.

En het is twee keer raak. Wannes en Bruegel: één strijd.

‘In café Brueghel snijdt den jukebox
deur het doedelzakkenleer
zingen zuipers in gekrokt Amerikaans
de gravure on de mure
toëne koel en eigenwijs
tgeen de Miëster ons vertelde in et Vloms
en in ander vremde tale
Spaans, Arabisch en Sanskriet
z’n pensiële boërden gaten in den tijd.’

Ja, Bruegel is ook van Antwerpen. Dat zal u zeker merken als u zich aldaar eens naar het Museum Mayer van den Bergh begeeft, dat ligt aan de Lange Gasthuisstraat. En als u vlak voor de overweldigende Dulle Griet staat, of de meesterlijke Twaalf spreuken. En u zal Wannes gelijk moeten geven: zijn penselen boorden gaten in de tijd.

Bernard van Orley - Brussel en de renaissance, nog tot 23 juni in Bozar, Brussel. De expo Prenten in de eeuw van Bruegel opent op 27 februari in Bozar. www.bozar.be

Voor wie Bruegel niet beu is

Niet alleen Bozar pakt dit jaar groot uit met Pieter Bruegel. Het Antwerpse Museum Mayer van den Bergh viert de 450ste verjaardag van de dood van de meester met de terugkeer van Dulle Griet, een van zijn beroemdste schilderijen (tot 5/10).

In Itterbeek zullen vijftien kunstenaars, designers en architecten interventies voorzien in het landschap dat Bruegel inspireerde. Aan de openluchttentoonstelling De blik van Bruegel werken onder anderen acteur/regisseur Josse De Pauw, fotograaf Filip Dujardin en het architectenduo Gijs Van Vaerenbergh mee (7/4 tot 31/10).

De tentoonstelling Feast of Fools aan het Kasteel van Gaasbeek onderzoekt de vraag waarom de schilder wordt gezien als de belichaming van de Vlaamse identiteit. Het zet 20ste-eeuwse kunstenaars centraal die Bruegel herontdekten, maar trekt samen met curatoren Luk Lambrecht en Lieze Eeneman ook hedendaagse registers open (7/4 tot 28/7).

In het najaar pakt het Antwerpse Snijders&Rockoxhuis uit met de expo Tekeningen van Jan Brueghel de Oude, opgebouwd rond zes thema’s die het werk van Jan Brueghel de Oude zo kenmerkend maakten (5/10 tot 19/1/2020). De Koninklijke Bibliotheek van België in Brussel stelt Bruegel in zwart en wit voor, een overzicht van etsen en gravures van de meester (15/10 tot 16/2/2020). En aan de Hallepoort start Terug naar Bruegel. Beleef de 16e eeuw, een virtuele deur naar Bruegels universum via virtual reality (18/10 tot 18/10/2020).

Ook Bokrijk zet Bruegel digitaal in de schijnwerpers. De conservator die het openluchtmuseum in 1958 opende, was erg geïnspireerd door de schilder. De wereld van Bruegel zoomt in op het 16de-eeuwse Vlaanderen langsheen verschillende locaties, maar ook via nieuwe technologie vol elementen uit Het gevecht tussen Carnaval en Vasten (6/4 tot 20/10).

En tot slot: in de Brusselse KMSKB loopt al eventjes de virtuele expo Bruegel. Ongeziene Meesterwerken. Twaalf schilderijen werden onder handen genomen door het Google Cultural Institute en zijn tot in het kleinste detail te bekijken in VR (tot 16/3/2020). (RB)