Direct naar artikelinhoud
Opinie

Sociaal werk wordt wel degelijk vermarkt in Gent

Jan Naert.Beeld rv

Jan Naert, Odiel Oosterlinck, Anima Eliano en Cis Dewaele zijn sociaal werkers, actief in opbouwwerk, jeugdwelzijnswerk, jeugdhulpverlening en straathoekwerk. Ze schrijven in naam van Sociaal Werk Actie Netwerk.

Vorige week raakte bekend dat de stad Gent een contract afsloot met G4S en het Nederlandse ‘Traverse’ voor de opvang van dakloze mensen of vluchtelingen. Dat contract volgde op een openbare aanbesteding voor het beheer en begeleiding van dakloze vluchtelingen en andere kwetsbare groepen in een tijdelijk leegstaand gebouw van Hogeschool Gent, het Vesalius gebouw.

Hierop kwam een duidelijk signaal van het Gentse middenveld dat maandag actie voerde tegen het toelaten van een commercieel bedrijf als G4S voor deze sociale opdracht. In een gesprek waarop we werden uitgenodigd, werd bij monde van schepen Tine Heyse (Groen) en Rudy Coddens (sp.a), pertinent gesteld dat het hier niet gaat over vermarkting van sociaal werk. Blijkbaar verstaan we elkaar niet goed? Wat is dan vermarkting precies en hoe legt men dit uit?

Falend woonbeleid 

Centraal in dit dossier staat de opvang van dakloze mensen. De stad Gent presenteert zich hier terecht als een stad die sterk inzet op dit probleem. Het stadsbestuur investeert ernstig in sociaal werk en in initiatieven om dakloosheid structureel aan te pakken. Via diverse eigen diensten organiseert de stad zelf sociaal werk of doet beroep op non-profitorganisaties met specifieke expertise. Echter, dit globale aanbod schiet tekort.

De stad geeft allerlei redenen om met G4S en Traverse in zee te gaan. Die argumentatie rammelt

Via de gezamenlijke actie ‘Geen kind op straat’ van middenveldactoren en vrijwilligers op het terrein werd in 2017 een krachtig signaal gegeven aan het stadsbestuur. Een taskforce wonen moest een oplossing bieden en aanbod creëren bovenop het bestaande aanbod. Bovendien zou er samen met het middenveld beleid gemaakt worden. Er zou eindelijk, in navolging van de taskforce vluchtelingen, coproductief beleid gemaakt worden. Er werd ingezet op bijkomende opvang en huisvestingsgerichte oplossingen, zowel op de korte als op de lange termijn, om de wooncrisis aan te pakken.

Een van deze kortetermijnoplossingen is het snel beschikbaar maken van woonruimte voor mensen in precaire leefsituaties binnen een professioneel zorgkader. Daarom wou de stad beschikbare ruimte in het Vesaliusgebouw van de Hogeschool Gent gebruiken. Men wil hiermee tegemoetkomen aan de nood aan tijdelijke opvang en begeleiding voor dertien vluchtelingen en vijf time-out plaatsen voor daklozen. Het gaat om een vier maanden opvang en begeleiding met als doel doorstroom te realiseren naar reguliere huisvesting.

Markt of middenveld?

De stad geeft allerlei redenen die ervoor zorgden dat er met G4S en Traverse in zee wordt gegaan. Die argumentatie rammelt. De hoofdargumenten zijn dat dit aanbod bovenop de bestaande opvanginitiatieven gerealiseerd wordt, dat het gaat over een tijdelijk project en dat niemand anders intekende op de tender. Net dat laatste is problematisch omdat dit niet gelezen wordt als signaal, maar als een voldongen feit dat het middenveld de opdracht niet wil opnemen. Dat is niet aan de orde, verschillende spelers kunnen en willen hierin een rol spelen.

Hoe komt het dan dat alleen een commerciële speler intekent? Zou het kunnen dat het middenveld niet akkoord is met de manier waarop zo’n opdracht is vastgelegd? Eénzijdig de contouren bepalen vanuit de stad is problematisch omwille van het engagement tot gelijkwaardigheid via co-productie in de taskforce wonen. Dit engagement betekent net een open onderhandeling over de spelregels en de manier waarop opdrachten verankerd worden. Veel middenveldorganisaties hebben samenwerkingsovereenkomsten met de stad waarin deze opdrachten omschreven worden. Dit garandeert een visie waarmee er naar mensen in kwetsbare posities wordt gekeken en een diversiteit aan opdrachtbepalingen om vorm te geven aan goed sociaal werk. Bovendien worden deze convenanten onderhandeld met de betreffende partners omdat ze net bijzondere expertise hebben over lokale contexten, doelgroepen en maatschappelijke fenomenen.

Deze negotiatie en wederzijdse expertisedeling vervalt grotendeels in een tenderingslogica die een openbare aanbesteding kenmerkt. Opdrachten liggen vast en de uitvoerder voert uit volgens strikt vastgelegde criteria. Bovendien stimuleert dit een race to the bottom. Iedereen kan intekenen, ook onder condities die geen degelijk sociaal werk mogelijk maken. Sociaal werk beperkt zich niet tot dienstverlening. Dat deze aanpak ten koste gaat van kwaliteit van aanbod wordt duidelijk in andere voorbeelden van tendering van hulpverleningsopdrachten (zie o.a. de zorgrapporten over het forensisch-psychiatrisch centrum in Gent).

Onze vraag

De sociaal werk opdracht ligt net in de inherente verbinding van dienstverlening en het opkomen voor de rechten van de mensen waarmee men werkt. Politiserend werken betekent concreet dat daar waar nodig ook kritische stem van mensen in kwetsbare posities versterkt wordt, naar andere dienstverleners en naar het beleid. De identiteit van sociaal werk ligt immers in een combinatie van functies die niet los van elkaar vorm krijgen. De vraag is hoe dit mogelijk is in een commercieel bedrijf dat winst moet genereren.

De reden waarom er in dit verhaal gekozen werd voor tendering blijft onduidelijk. Men beweert wel pertinent dat dit geen ideologische keuze is. “We willen niet vermarkten” werd meermaals herhaald op ons overleg. Wat is dan wel de visie? Horen we hier dat dit een eenmalige foute keuze is geweest? Dat men het in de toekomst anders wil doen?

Tendering en openbare aanbesteding vertrekken van een marktlogica. Opdrachten van het sociaal werk op die manier uitbesteden, is het sociaal werk vermarkten. Het standpunt van het sociale middenveld in Gent is dan ook: doe dit niet! 

Onze vraag aan de stad is duidelijk: 
• Maak deze aanbesteding ongedaan.
• Maak geen gebruik van openbare aanbesteding of tenders om sociaal werk opdrachten vorm te geven, maar werk met convenanten.
• Erken de lokale en inhoudelijke expertise van het middenveld.

Die expertise is er. We zijn geëngageerd om mee te denken over alternatieven. Maar dan wel in dialoog. En vanuit gelijkwaardigheid met het stadsbestuur en de stadsdiensten.