Direct naar artikelinhoud
Dekolonisering

Topstuk in het AfricaMuseum brutaal geroofd uit Congo: “Eigendom van de Belgische staat”

Na een jarenlange renovatie en heroriëntering ging het AfricaMuseum in Tervuren eind vorig jaar weer open.Beeld BELGA/BELPRESS

Weergaloze kunst, de expo waarmee het AfricaMuseum opnieuw de deuren opende, toont trots het spijkerbeeld Nkisi nkonde. Onderzoek toont glashelder aan dat alvast dit ene stuk brutaal geroofd werd. Tot driemaal toe werd het beeld teruggevraagd vanuit Congo. Vooralsnog zonder resultaat.  

‘Betoverende objecten uit het Koninklijk Museum voor Midden Africa.’ Zo luidt de ondertitel van Weergaloze kunst, de tijdelijke tentoonstelling die de heropening van het vernieuwde AfricaMuseum in Tervuren kracht moet bijzetten. De selectie beschrijven ze zelf als “de artistieke wereldtop”. Daartussen: Nkisi nkonde, het spijkerbeeld dat je recht in de ogen staart wanneer je de ruimte binnenloopt. Dikke strengen touw hullen het beeld in een soort vreemde mantel. 

Gecatalogiseerd onder ‘eo.0.0.7943', legt het bijbehorend pamflet je uit dat de geest die in het beeld zou wonen magische krachten werd toegeschreven. Je kon iets wensen van het beeld, een nganga (priester) zou dan een spijker in het beeld slaan. Als die bleef zitten, werd je verzoek ingewilligd.

Het beeld is het onderwerp van de paper die Maarten Couttenier, historicus aan het AfricaMuseum, afgelopen zomer publiceerde. Gespecialiseerd in koloniale geschiedenis en de geschiedenis van musea, onderzocht hij de herkomst van het beeld. 

Wat hij ontdekte, klinkt weinig fraai. Zo beschrijft Couttenier hoe Alexandre Delcommune, officier bij het koloniaal leger van Leopold II, in 1878 de dorpen rond Boma aanvalt, de latere hoofdstad van Leopolds speeltuin Kongo-Vrijstaat. In zijn memoires beschrijft Delcommune zelf hoe hij de dorpen om drie uur ’s ochtends in brand steekt, en het beeld in de struiken vindt nadat de dorpelingen zijn weggevlucht. Niet lang na de aanval bieden plaatselijke stamhoofden de Belg geld aan om Nkisi nkonde terug te krijgen. Delcommune weigert. 

In 1912 wordt het beeld als schenking opgenomen in de collectie van het museum. Wanneer het van 1967 tot 1969 als deel van een rondtrekkende tentoonstelling door de Verenigde Staten reist, inspireert dit de Zaïrese president Mobutu tot een vernieuwde vraag om het beeld terug te geven in een toespraak van 1973 bij de VN. In 2016 reist Couttenier voor zijn eigen studie naar de regio. Wanneer hij de lokale bevolking een foto van het beeld laat zien, wordt opnieuw gevraagd om Nkisi nkonde terug te geven. 

Gijzeling

Bij de heropening, in december vorig jaar, claimde directeur Guido Gryseels dat het museum voortaan een hedendaagse, kritische blik zou werpen op de koloniale geschiedenis. Dat het museum in zijn eerste expo trots blijft uitpakken met een beeld waarvan een eigen werknemer glashelder aantoont dat het geroofd is, is op zijn minst bizar. De kwestie met het spijkerbeeld legt een sudderend conflict bloot achter de museumschermen. Aan de ene kant staan de ‘vernieuwers’, die menen dat in Tervuren lang niet ver genoeg gegaan wordt. Anderzijds blijven er ook meer behoudsgezinde krachten, die elk debat over excuses en teruggave afblokken. 

Opmerkelijk is alleszins dat Coutteniers onderzoek bij de huidige tentoonstelling niet vermeld wordt. Zowel de digitale brochure als het naamplaatje focust op het belang en de functie van het beeld. Stamhoofd Ne Kuko, de oorspronkelijke eigenaar van het beeld, wordt beschreven als “iemand waar Delcommune een conflict mee had”. De ‘inbeslagname’ werd door de plaatselijke leiders als “een gijzeling beschouwd”. Er wordt niet verder uitgeweid over de werkwijze van Delcommune, laat staan over de herhaalde vraag om het beeld terug te geven. Waarom niet?

Het spijkerbeeld Nkisi nkonde werd in 1878 meegenomen nadat een dorp door Belgen in brand was gestoken.Beeld Plusj, RMCA Tervuren

“Ik vermeld Coutteniers’ onderzoek niet om verschillende redenen”, zegt Julien Volper, conservator in de afdeling Culturele Antropologie & Geschiedenis. Hij cureert de expo waar het beeld zich nu in bevindt. “Ten eerste zit er nooit een bibliografie bij. Ten tweede heb ik dit object ook zelf onderzocht, en daar verwijs ik ook niet naar. Ten derde is dit een tijdelijke tentoonstelling, met een bepaalde keuze, en zijn eigen thematiek. Ik vind dat de bezoeker niet enkel recht heeft op informatie over hoe het in de collectie is gekomen.” Volper wijst erop dat er in andere delen wel al de nadruk ligt op een dekoloniserende context. “Er zijn volgens mij meer genuanceerde manieren om aan dekolonisatie te doen.”

Moet het beeld terug? Ook Maarten Couttenier meent in zijn paper dat het antwoord lastiger is dan de vraag. Hij haalt de geopolitieke belangen, de emoties rond het debat en de praktische vragen aan, zoals waar de voorwerpen terechtkomen, hoe die bewaard zullen worden en het legale kader. Couttenier wil niet ingaan op verdere vragen over restitutie.

Curator Volper wil van teruggave niet weten. “Een samenleving is gebouwd rond rechtspraak”, zegt hij. “De Unesco-conventie over restitutie dateert uit 1970 en is niet retroactief. Beide landen hebben het verdrag geratificeerd. In die zin is er dus geen rechtmatige vraag voor restitutie mogelijk. De Tuin der lusten van Jheronimus Bosch hangt in het Prado in Spanje. Gaan we dat ook terugvragen? 

“Of we het willen of niet, Congo was Belgisch. Die voorwerpen maken ondertussen deel uit van de Belgische geschiedenis. Teruggeven, in naam van wie, in naam van wat? Deze objecten zijn eigendom van de Belgische staat.”

Dat het museum in zijn eerste expo trots blijft uitpakken met een beeld waarvan een eigen werknemer glashelder aantoont dat het geroofd is, is op zijn minst bizar

In Nederland hebben juist nu drie grote historische musea, waaronder het Tropenmuseum, beloofd dat ze koloniale roofkunst willen teruggeven. In België zijn we nog lang zo ver niet, blijkens de stellingname van bevoegde stemmen, zoals die van Julien Volper. 

Volper mag gerust een hardliner in dit debat genoemd worden. Twee jaar geleden schreef hij er al een brief over aan de Franse krant Le Figaro met als veelzeggende titel “Laten we onze musea verdedigen”. In zijn tekst noemt hij mensen die voor restitutie pleiten “vijanden van de musea, die deze willen transformeren in tombes, ontdaan van hun schatten”. Zo argumenteert hij even verder dat ook de Joden niet alles terugkregen wat hen voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog onder het nazisme is ontnomen. 

Gekocht of geruild, niet gepikt

Er zijn ook andere stemmen, ook in of rond het AfricaMuseum. Vlak voor de heropening van het museum ondertekenen 36 Afrika-specialisten een open brief aan voormalig staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid, Zuhal Demir (N-VA). Ze vragen dat er afstand wordt gedaan van eigendommen die in Belgische handen zijn terechtgekomen door diefstal of plundering. 

“Alles hangt af van wat je verstaat onder diefstal”, reageert Volper. Bovendien is hij ervan overtuigd dat er slechts een klein aandeel van de collectie werkelijk met geweld is verkregen. Het grootste deel is gekocht of geruild. “Het museum in Tervuren bestaat al meer dan 100 jaar. Dat is een serieuze tijdspanne om een collectie uit te bouwen. Het klopt dat die objecten destijds minder geld kostten. Dat sommigen nu enorm in waarde zijn gestegen, is een gevolg van de markt.” Over een exact percentage van geruilde versus gestolen voorwerpen in de collectie kan hij zich niet uitspreken.

Van een teruggave van het spijkerbeeld kan volgens Volper geen sprake zijn. “Zelfs als dit stuk met militair geweld in onze collectie is gekomen. Het maakt nu deel uit van de geschiedenis van het beeld. We kunnen onmogelijk retroactief de misdaden uit het verleden gaan veroordelen met actuele wetgeving. Als dat het geval is, moeten we dan vragen dat de nakomelingen van bepaalde Congolese chefs die deelnamen aan de slavenhandel voor het tribunaal in Den Haag verschijnen voor de misdaden tegen de mensheid van hun voorvaderen? En als je met één stuk begint, komt er geen einde aan.” Ook wijst hij erop dat het dankzij de conservatie in Tervuren is, dat deze voorwerpen er überhaupt nog zijn.  

114 werken teruggestuurd

In het debat rond restitutie wordt vaak geargumenteerd dat er geen geschikte musea zijn om de werken naar terug te sturen. Momenteel wordt er in Congo een nieuw nationaal museum gebouwd met financiering van Zuid-Korea. En in Rwanda viert het Nationale Museum dit jaar zijn dertigste verjaardag. Zou de aanwezigheid van adequate musea niets aan de Belgische houding moeten veranderen? 

Tot nu toe werd er vooral gesproken over het digitaal ter beschikking stellen van de collectie. Ook door museumdirecteur Guido Gryseels. Volper sluit zich hierbij aan. “Als Congolese musea een uitbreiding van hun collectie wensen, dan ben ik absoluut bereid hen daarin te adviseren. Maar de artefacten zullen ze naar mijn mening moeten aankopen. Er is een aanbod op de kunstmarkt. Onder Mobutu zijn er overigens 114 werken op lange termijn uitgeleend aan Congo door het AfricaMuseum, daar blijven er vandaag nog 21 van over. Worden die dan ook gerecupereerd?” 

‘Congo was Belgisch. Teruggeven, in naam van wie, in naam van wat? Deze objecten zijn eigendom van de Belgische staat’
Curator Julien Volper

Het AfricaMuseum heeft vooralsnog geen officieel standpunt ingenomen over een mogelijke teruggave. Operationeel directeur Bruno Verbergt, die namens het museum het woord voert over deze kwestie, erkent wel dat de geschiedenis van het spijkerbeeld beter gekaderd had moeten worden. “De teksten zijn door de mazen van het net geglipt”, zegt Verbergt, die bevestigt dat de teksten in alle andere tentoonstellingsruimten zijn nagekeken door externen, die het museum over de gevoeligheden over de Congolese diaspora moesten adviseren. 

Meerdere van de experts die het museum moesten adviseren over de diaspora, ondertekenden mee de open brief aan toenmalig staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid Zuhal Demir (N-VA). Anne Wetsi Mpoma is een van hen. De samenwerking met het museum eindigde in mineur, vertelt ze. “Het moment dat we erbij werden gehaald, waren de grote beslissingen al genomen. Toen de samenwerking  moeizaam verliep, werden er gewoon geen vergaderingen meer georganiseerd. Ik kreeg van afzonderlijke departementen soms teksten toegestuurd, waar ik dan correcties in aanbracht. Om dezelfde tekst vervolgens nog eens toegestuurd te krijgen, zonder dat er rekening werd gehouden met mijn opmerkingen. Er was geen enkele verplichting om rekening te houden met ons advies, en als de ene afdeling advies volgde, dan keurde de andere afdeling die weer af”. 

Het kabinet van Minister voor Wetenschapsbeleid Sophie Wilmès (MR) reageert: “De minister weet dat er gesprekken zijn tussen de verantwoordelijken van het Nationaal Museum van Congo, de Universiteit van Kinshasa en het AfricaMuseum.” Ze zegt de dialoog aan te moedigen.