Direct naar artikelinhoud
Schilderkunst

Rijksmuseum start het Rembrandtjaar met een ambitieuze en atypische tentoonstelling

Het schilderij ‘Het Joodse bruidje’ van Rembrandt van Rijn wordt opgehangen in het Amsterdamse Rijksmuseum, vier dagen voor de publieksopening van de tentoonstelling ‘Alle Rembrandts’.Beeld ANP

Nederlands beroemdste schilder, Rembrandt van Rijn (1606-1669), is dit jaar 350 jaar geleden overleden, en dat zullen we geweten hebben. Drie exposities – in het Rijksmuseum (Amsterdam), het Rembrandthuis (Amsterdam) en het Mauritshuis (Den Haag) – zetten het Rembrandtjaar in. Het Rijks­museum geeft de tekeningen en etsen van de schilder eindelijk de plaats die ze verdienen.

Oog in oog met Rembrandt. Zijn haar zit wild. Zijn blik is vastberaden. “Dit is mijn gezicht”, lijkt de jonge schilder te zeggen, “en u doet er goed aan het te onthouden”. O, jeugdige onverschrokkenheid.

Het geëtste zelfportret op pasfotoformaat hangt te midden van 32 andere zelfportretten – veel etsen, een enkel schilderij. Ze tonen de kunstenaar in al zijn personae: chic als de sultan van Bagdad of armoedig als een bedelaar; “Asjemenou” zeggend als Loekie de Leeuw of “Gna, gna, gna” grinnikend als een Disney-schurk; fronsend, lachend, grimassend en verbazing voorwendend, met trekken die steeds net weer anders zijn, en een neus die lijkt te groeien en krimpen. Deze zelfportretten zijn niet de selfies van de 17de eeuw. Ze doen denken aan een jonge komiek die gezichten uitprobeert voor de spiegel. Niet ijdelheid, maar nieuwsgierigheid was de drijfveer. Nieuwsgierigheid: Rembrandts bepalende karaktertrek, hier en elders.

Het Rijksmuseum toont al zijn Rembrandts: 22 schilderijen, 60 tekeningen en 300 etsen

De titel verdient een disclaimer. Alle Rembrandts slaat niet op alle Rembrandts van de wereld en ook niet op alle Rembrandts van Nederland of Amsterdam. Wel: alle Rembrandts van het Rijksmuseum. Ik voelde kort de aanvechting om “slechts alle Rembrandts van het Rijksmuseum” te schrijven, maar dat slaat nergens op: het gaat nog altijd om 22 schilderijen, 60 tekeningen en 300 etsen; hoeveel kunstwerken dat in totaal zijn, mag u zelf uitrekenen, het is een complete Philips-vleugel vol. Ze hangen in een fraaie presentatie (van ontwerper Irma Boom), tegen koningsblauwe muren, concentrisch geordend: na Rembrandts hoofd volgen afbeeldingen van zijn ouders, zijn gezin, zijn buurt, de omgeving van zijn stad en zijn klanten- en kennissenkring, eindigend met zijn fantasie. Het gewicht varieert van erkend meesterstuk tot vingeroefening. Het is het kaf en het koren.

Zelfportret van Rembrandt.Beeld Rijksmuseum Amsterdam

Het verandert je beeld van Rembrandt, zij het slechts licht. Hij wordt iets minder schilder en iets meer etser en tekenaar. Nu weet iedereen wel dat Rembrandt zich in die laatste media niet onbetuigd liet, maar in overzichten voelt zijn werk op papier vaak toch als een supplement bij de schilderijen. Hier hebben pen en naald de overhand en dat brengt de schalen in balans, laat ze misschien zelfs doorslaan naar Rembrandt-de-graveur. Meesterlijke etsen als De drie bomen of De predikende Christus doen tenminste geenszins onder voor bijvoorbeeld Het Joodse bruidje.

Lees ook: Experts brengen stem van Rembrandt tot leven via zelfportretten

Rijksmuseum start het Rembrandtjaar met een ambitieuze en atypische tentoonstelling
Beeld EPA

Klievende blik

De tentoonstelling geeft ons ook een meer benaderbare Rembrandt; genie én mens, leermeester, echtgenoot, vader, kind. Een portret van een oude vrouw heet hier Rembrandts moeder; een vrouw bij het raam: Saskia. Men probeert de geest in de lamp te stoppen en de lamp op een sokkel te plaatsen met een bordje erbij: DIT IS EEN DOODNORMALE LAMP, HIER VALT NIKS TE WRIJVEN. Maar diep in mijn hart kan het me niets schelen. Ik ben een Rembrandt-man. Ik geniet van zijn werk, ongeacht onder welke vlag men het presenteert. Had het Rijksmuseum zijn werk getoond op de toiletten, ik was er nog steeds voor teruggekomen.

We zien hem in de weer als stadstekenaar avant la lettre, volgen hoe hij z’n buurtgenoten vereeuwigde

Na de zelfportretten gaan we met Rembrandt naar buiten. We zien hem in de weer als stadstekenaar avant la lettre, volgen hoe hij z’n buurtgenoten vereeuwigde, de pannekoekenbaksters en oude lui, alsook de omgeving van Amsterdam: velden, molens, afbraakpandjes. Zeggen dat Rembrandt een scherp oog had is een dooddoener debiteren. Hij had een klievend oog. Hij zag de wereld achter de wereld: hoe lichamen in elkaar steken, hoe ze bewegen, hoe ze zich tot elkaar verhouden en, belangrijker: hij herschiep het allemaal met schwung, in fellere kleuren. Zijn gevoel voor schaal en verhouding lieten hem nooit in de steek.

Burlesk

Deze studies kun je zien als de basis voor Rembrandts bijbelstukken, waaruit het tweede deel van de expositie bestaat. Zijn voorkeur ging uit naar verhalen over mensen die op de proef worden gesteld, waarbij pijn, ongemak of naderend onheil vaak de boventoon voeren: Abraham die op het punt staat Isaak de keel door te snijden; Susanna die bepoteld wordt door die eeuwig hitsige ouderlingen. Vincent van Gogh zei dat er iets van de Bijbel in Rembrandt zit en iets van Rembrandt in de Bijbel, en inderdaad: er zit iets oudtestamentisch in zijn kunst, iets levendigs en burlesks en kleurrijks. Ze is pretentieloos. Engelen eten er gezellig mee. De heilige Hiëronymus draagt er een leesbril. Rembrandt wist het heilige profaan te maken, en andersom. Hoe kreeg hij dat voor elkaar?

Zelfportret met de onderarm leunend op een stenen dorpel.Beeld Rijksmuseum Amsterdam

We hebben allemaal gehoord van methodacting. Rembrandt beheerste de kunst van “method drawing”: hij had een intuïtief gevoel waar het dramatisch potentieel van een fragment zat en hoe dat aanschouwelijk te maken. Kijk mee naar Simson en Delila, over de Israëlitische houwdegen die in de val wordt gelokt door de Filistijnse prostituee. De meeste schilders die zich eraan waagden concentreren zich op Simson en zijn postcoïtale hazenslaapje. Rembrandt niet. Hij is vooral geboeid door de soldaat die is opgezadeld met de weinig aanlokkelijke taak de bruut van zijn goddelijke lokken te ontdoen. Hoe voelde die man zich? (Antwoord: bang.) Hoe bewoog hij zich? (Omzichtig.) En dus schildert Rembrandt hem zo, op kousenvoeten, niets dan concentratie. Men vermoedt dat hij dit soort taferelen met zijn vrienden naspeelde voor hij ze schilderde.

Rembrandt had een intuïtief gevoel waar het dramatisch potentieel van een fragment zat en hoe dat aanschouwelijk te maken

Doorleefde werkelijkheid

Er is hier één blinde vlek: Jezus. Rembrandt lijkt niet goed te weten wat hij met de mensenzoon aan moet. Zijn dode Jezussen zijn zijn meest memorabele Jezussen. De levende varianten hebben vaak iets flets. Was Jezus een te abstracte figuur voor Rembrandt? Het lijkt erop. De schilder lijkt minder geïnteresseerd in Jezus-het-personage dan in Jezus-de-katalysator: niet ’s mans metafysische betekenis, maar de reacties die hij losmaakte bij het publiek (extase, verbazing, scepsis) prikkelden zijn verbeelding. Het zegt iets over Rembrandts relatie tot religie: ze moest zich verhouden tot de doorleefde werkelijkheid, of ze verhield zich helemaal niet.

Doorleefder dan Zelfportret als de apostel Paulus wordt het niet. Het is Rembrandts enige vertolking als een Bijbelse figuur. De opgetrokken wenkbrauwen en het gerimpelde voorhoofd wijzen op berusting. Vier keer gevangen zitten en dan je kop eraf laten hakken: het leven geeft en het leven neemt. Rembrandt was 55 toen hij zichzelf als Paulus schilderde. Zijn schedel glom onder zijn dunne haar; zijn eerste vrouw, Saskia, leefde slechts nog voort als een herinnering, hijzelf zou snel hetzelfde lot ondergaan. Paulus was zijn testament. “Dit is mijn gezicht”, lijkt het te zeggen.’”Het is oud en afgeleefd, maar het is van mij. Ik heb mijn ziel en zaligheid gegeven om het te schilderen. Onthoud het.”

Alle Rembrandts, tot 10/6 in het Rijksmuseum Amsterdam. rijksmuseum.nl