Direct naar artikelinhoud
Roofkunst

België en Europa worstelen met koloniale roofkunst

Bezoekers van de expo ‘Weergaloze kunst’ in het vernieuwde AfricaMuseum.Beeld Francis Vanhee

Het vernieuwde AfricaMuseum in Tervuren pakt uit met een beeld waarvan bewezen is dat het brutaal geroofd is in Congo. Het is naar alle waarschijnlijkheid niet het enige. Of hoe België, Europa en de hele wereld blijven worstelen met de vraag: wat gedaan met roofkunst?

Niet alleen het museum in Tervuren worstelt met roofkunst, stukken die door vreemde heersers zijn weggesleept uit veroverd gebied. Twee haarlokken, in 1868 op het slagveld afgeknipt van de dode keizer Theodorus II van Abessinië, het huidige Ethiopië, waren afgelopen week plots wereldnieuws. De haarlokken zijn momenteel nog in het bezit van het Britse National Army Museum in Londen, maar ze maken binnenkort de terugreis naar Ethiopië. Daar zullen ze begraven worden bij het lichaam van Theodorus II in een klooster in het noorden van het land. 

Alleen: voor de Ethiopiërs is dat niet genoeg. Zij willen ook de andere geroofde schatten van hun voorouders terug: christelijke manuscripten, gouden kronen, kelken, religieuze iconen, de keizerlijke wapenuitrusting.  De schatten werden in 1868 op de rug van 15 olifanten en 200 muilezels meegenomen door de Britse veroveraars. Het Victoria and Albert Museum in Londen houdt de meeste Abessijnse schatten in depot. De directie wil een kroon wel langdurig uitlenen aan Ethiopië, maar alles teruggeven, dat is een brug te ver.

Eén hoop

Tot op vandaag luidt de regel: geroofde kunst zie je zelden of nooit terug. 

Dit geldt voor een Afrikaans kunstwerk zoals Nkisi nkonde, het spijkerbeeld dat getoond wordt in de expo Weergaloze kunst in het vernieuwde AfricaMuseum in Tervuren. Tot driemaal toe werd het beeld teruggevraagd vanuit Congo. Maar het gaat ook op voor de Joodse kunstwerken waarmee de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog aan de haal gingen. Van de vele duizenden stukken die richting het Derde Rijk verdwenen, keert er amper een duizendtal terug naar België. Een deel werd verkocht via zes openbare veilingen, om de staatskas te spijzen. De overschot werd verdeeld over verschillende musea. 

In Belgische musea bevinden zich nu nog ruim 300 kunstwerken die terugkeerden uit nazigebied en waarvan de eigenaar onbekend is. In de decennia na de oorlog hebben de musea zich ook amper de moeite getroost om die te zoeken. 

En dan is er nog de kunst die op een slinkse manier werden ontvreemd en via via in westerse musea terechtkwam. Denk aan de Elgin Marbles, de reeks marmeren sculpturen uit het Parthenon in Athene, die in Londen tentoongesteld worden.

‘Er ontstaat momenteel een heel ingewikkelde discussie, waar alleen de mensen die niets willen teruggeven bij winnen. Zij kunnen zeggen: het is allemaal véél te moeilijk, dus we doen maar beter niets’
Filip Reyntjens, Afrika-deskundige

“Dit is een debat met enorm veel lagen”, reageert Filip Reyntjens, Afrika-deskundige en emeritus hoogleraar van de UAntwerpen. Volgens hem wordt alles te veel op één hoop gegooid. “’Wat met de roofkunst uit Afrika? Wat met die koloniale standbeelden? Wat met de excuses en terugbetalingen voor de koloniale tijd? Wat met de roofkunst binnen Europa?’ De Belgische overheid heeft bijvoorbeeld al een paar jaar een aanvraag lopen om kunstwerken die Napoleon meenam, terug te krijgen uit Frankrijk. Zo ontstaat een heel ingewikkelde discussie, waar alleen de mensen die niets willen teruggeven bij winnen. Zij kunnen zeggen: het is allemaal véél te moeilijk, dus we doen maar beter niets.”

Reyntjens pleit voor een “volwassen en positieve aanpak” van de kwestie. Voor de Afrikaanse roofkunst is de eerste stap volgens hem de oprichting van een commissie waarin academici uit de betrokken landen op gelijke voet kunnen bespreken welke werken er terug kunnen keren naar Afrika. Dat dit op gelijke voet gebeurt, is van levensbelang. “Het is niet aan ons om te beslissen wat we wel of niet teruggeven, zoals de Britten nu doen met de Ethiopiërs. Dat is neokolonialisme.”

Het einddoel van zo’n academische commissie moet zijn dat je een goede representatie van de Afrikaanse cultuur behoudt in Europa. Terwijl ook Afrika zijn eigen kunst kan bewonderen. Inclusief de topstukken. Reyntjens: “In de depots van het AfricaMuseum zit genoeg materiaal om honderden interessante tentoonstellingen mee te vullen. Het gaat om een immens aantal stukken. Juwelen, wapens, vlechtwerk, kledij: noem maar op. Zelfs duizenden vissen op sterk water.”

Niet klaar

De voornaamste kritiek op een overdracht is dat veel Afrikaanse landen niet klaar zijn om hun kunstschatten te ontvangen. Het ontbeert hen aan musea en opgeleide curatoren. Onder andere Julien Volper, de curator van de tentoonstelling Weergaloze kunst in het AfricaMuseum, denkt er zo over (DM 9/3). Niet onterecht: van de kunstwerken die België doorheen de jaren al teruggaf aan Congo, belandden er heel wat al snel weer in een antiekwinkel aan de Brusselse Zavel.

‘De infrastructuur in Afrika kan een probleem zijn, ook al werken veel landen daar aan betere musea. Maar het is geen fundamenteel tegenargument’
Jos van Beurden, onderzoeker roofkunst (Vrije Universiteit Amsterdam)

“Maar zijn wij de partij die voorwaarden moet stellen aan de andere?” vraagt Jos van Beurden, een onderzoeker aan de Vrije Universiteit Amsterdam gespecialiseerd in roofkunst. “Het zijn wij die op oneerlijke wijze aan veel kunst zijn gekomen.”

Ook Van Beurden drukt daarom op het belang van een gelijkwaardige dialoog. Hij verwijst naar de recente beslissing van tien Europese topmusea om binnen drie jaar delen van hun collectie uit te lenen aan een nieuw te bouwen museum in de Nigeriaanse stad Benin City. En in Nederland hebben het Tropenmuseum, Museum Volkenkunde en Afrika Museum nog maar pas een nieuw raamwerk opgesteld waarmee herkomstlanden geroofde kunstwerken kunnen terugvragen.

“We moeten eens beseffen: kunst die geroofd is, moet terug kunnen keren. Bij naziroofkunst begrijpen we dit al meer. De erfgenamen hebben daar recht op”, zegt Van Beurden. “De infrastructuur in Afrika kan een probleem zijn, ook al werken veel landen daar aan betere musea. Maar het is geen fundamenteel tegenargument. Dat is zoals wanneer jij mijn auto steelt, en hem vervolgens alleen wil teruggeven als ik je mijn rijbewijs en garage kan tonen.”