Direct naar artikelinhoud
Interview

Frank Raes: “Op kerstavond ben ik in het Centraal Station hier in Antwerpen gaan zitten”

Frank Raes: “Ik heb er mij altijd voor behoed me af te zetten tegen wat er na mij komt. Niets is zo treurig als verbittering.”

Zijn hartoperatie tien jaar geleden was confronterender, maar toch wordt Frank Raes liever niet te nadrukkelijk aan zijn 65ste verjaardag herinnerd. Voor wie eraan mocht twijfelen: de presentator van het ook al jarige 'Extra Time' voelt zich góéd. Die fototentoonstelling moet er eindelijk maar eens van komen, net als die beklimming van de Himalaya. Plannen zat. Maar verdwijnen van het scherm doet hij niet: 'Ik geniet als ik 'Extra Time' presenteer. Dan vergeet ik al de rest.'

Officieel heeft Frank Raes de pensioenleeftijd bereikt, maar zo hoort hij het zelf niet graag.

“Dat woord heeft een bijklank waar ik niet van hou. Het geeft je al gauw het stempel 'oude man'. Een kruidenier of een visboer staat niet voor die keuze: hij sluit zijn winkel niet, maar werkt gewoon door. Dat ga ik ook doen, ik heb geen zin om te stoppen. Ivan Sonck was 55, Jan Wauters 60, en Rik De Saedeleer zelfs 75 toen hij zijn laatste match becommentarieerde. Alleen administratief verandert er iets: na eenenveertig jaar word ik voor het eerst zelfstandige.”

Wie denkt dat Frank Raes van het scherm verdwijnt, vergist zich.

“Frank Raes blijft werken - en nu moet jij schrijven: 'buigt naar microfoontje en lacht' (lacht). Het gaat goed met mij, hè. Ik blijf 'Extra Time' presenteren tot het huidige tv-contract afloopt, dus ook volgend seizoen nog. Ik blijf ook één of twee wedstrijden per weekend van commentaar voorzien voor Proximus. Alleen de Champions League en de Europa League vallen waarschijnlijk weg: zoveel rechten heeft de VRT niet meer, en er zit genoeg volk klaar. Op een zeker ogenblik moet je de fakkel doorgeven.”

Ben je er nog bij als de Rode Duivels volgend jaar Europees kampioen worden?

“Daar is nog niet over gesproken. Als ik er nu iets over zeg, lijkt het alsof ik aan het solliciteren ben. Dat wil ik niet: ik heb nog nooit in mijn leven iets gevraagd. En er lopen nog andere tv-projecten, maar die zijn nog lang niet rond. Ook daar kan ik dus weinig over kwijt. Ik ga wel iets doen met mijn passie voor fotografie.”

Vertel!

“Ik wil graag ooit naar buiten komen met een tentoonstelling. Daar moet ik nu maar eens werk van maken. Een thema zoeken, foto's afdrukken, een galerij vinden.

“Fotografie heeft me altijd geïnteresseerd. Het is begonnen met één toestelletje en veel vakliteratuur. Vier keer per jaar interview ik in een schouwburg fotografen voor 'De Donkere Kamer', een avondvullend programma over fotografie. Lieve Blancquaert is al langs geweest, en zelfs Anton Corbijn. Daar leer ik veel van. Ik ben een autodidact. Sinds de digitalisering kun je alles zelf met je computer, dat heb ik allemaal met vallen en opstaan ontdekt. Het nadeel van die digitalisering is dan weer dat je veel meer klikt: ik heb dúízenden foto's. Vooral street photography.

“Fotograferen ontspant mij. Tijdens het WK in Rusland trok ik tussen de hectiek door weleens de stad in. Ik heb een grote voorliefde voor metrostations: dat van Moskou is het mooiste ter wereld. Het is heel geconcentreerd werk, ik stel alles manueel in. Niet zoals met je smartphone, hè (grijnst). Nu, ook daar kun je fantastische dingen mee doen. Er is zelfs een Magnumfotograaf die alleen maar foto's maakt met zijn iPhone. In oorlogsgebieden is dat handig.”

Frank Raes: “Op kerstavond ben ik in het Centraal Station hier in Antwerpen gaan zitten”

Confronteert deze verjaardag je met je eindigheid?

“Uiteraard. Heeft iedereen dat niet? Nu, ik heb die confrontatie al eens meegemaakt: volgende maand is het tien jaar geleden dat ik aan mijn hart ben geopereerd. Een preventieve operatie waarbij een nieuwe hartklep is geplaatst, één van koolstof. Dat was veel ingrijpender. Mijn jongste zoon Bill was toen 1 jaar, nu is hij 10. Volgens de dokters heb ik dezelfde levensverwachting als iemand zonder hartoperatie.

“Drie jaar geleden heb ik mijn moeder verloren. Ook dat was veel erger: het voelt alsof het dak boven je hoofd wordt weggeslagen. Maar goed, ik voel de jaren nog niet. Voetballen gaat niet meer, maar fietsen, fitnessen en bergen beklimmen: dat nog wel.”

Je zei eens dat als je mocht kiezen waar je je laatste adem uitblaast, het in de Zwitserse bergen mag zijn.

“Echt? Dat moet lang geleden geweest zijn. Nu, het klopt dat ik een voorliefde heb voor de Alpen. Vooral 's zomers: ik ben geen skiër. In de bergen kom ik los van de wereld. Spijtig genoeg heb ik nooit de Himalaya gedaan. Misschien komt dat er nog wel van. Naar Nepal vliegen, vertrekken in Kathmandu - dat ligt al op 3.000 meter - en dan klimmen tot zo'n meter of 5.000. Dat lukt nog wel met mijn hart. De Mount Everest ga ik niet meer beklimmen, hoor (lachje).”

Doe je dat in je eentje?

“Niet per se. Ik kan goed alleen zijn, maar ben niet asociaal. Met één van mijn zonen ben ik eens boven de 4.000 meter gegaan. Daar ligt al eeuwige sneeuw.”

Wat trekt je aan in de bergen?

“De rust. De gezonde lucht ook. Een hele dag stappen, en dan overnachten in een hut hoog in de bergen: ik doe dat gewoon graag. Binnenkort trek ik naar IJsland, in het weekend dat de Rode Duivels tegen Rusland en Cyprus spelen. De VRT heeft de rechten niet, dus ben ik vrij. Drie dagen naar het noorderlicht kijken. In mijn eentje, fototoestel bij de hand.”

Mis je in het dagelijks leven de rust die je in de bergen en de fotografie zoekt?

“Geldt dat niet voor iedereen? We leven in een gejaagde maatschappij. Elke dag in de file staan, dat alleen al. Je kunt zeggen wat je wilt, maar het tempo waarmee we door het leven razen, ligt hoog.”

Ergert jou dat?

“Helemaal niet. Het is er, en ik kan er best mee leven. Mocht het mij storen, dan moet ik maar in de natuur gaan wonen. Ik woon nu achttien jaar in de stad en zou er niet meer weg kunnen. Steden zijn fantastisch, zeker grootsteden als Moskou of Barcelona.

”Ik kan er enorm van genieten zomaar wat rond te kijken op een drukke plaats. Op kerstavond ben ik in het Centraal Station hier in Antwerpen gaan zitten. Al die mensen in beweging, in dat machtige gebouw met die treinen: dat levert mooie foto's op. In luchthavens zie je dat ook. Soms is je vlucht vertraagd en moet je uren wachten. Voor velen is dat tijdverlies, voor mij zijn het dankbare momenten om te observeren. Ik verveel me geen seconde. Mensen die van het vliegtuig stappen en haast collectief naar hun telefoon grijpen, die onblusbare drang om de wereld direct weer binnen te halen...”

Daar doe jij niet aan mee?

“Toch wel. Ik zit niet op Twitter of Facebook, maar wel op Instagram. Dagelijks. Ik slaag er ook nauwelijks nog in die telefoon weg te leggen. (Neemt zijn smartphone) Met dit machientje trek ik honderd keer meer informatie binnen dan vroeger, toen ik een stapel kranten moest kopen om me voor te bereiden. Iemand als Vincent Kompany kun je gewoon volgen op Instagram. Maar - en dat is de paradox - je ként hem veel minder goed dan vroeger pakweg Erwin Vandenbergh. Die interviewde ik thuis, zo benaderbaar waren voetballers toen. Nu sturen ze zelf de communicatie: we weten meer, maar alleen datgene waarvan zij wíllen dat we het weten. Alleen de perceptie telt. Een gesprek zoals dit is vrijwel onmogelijk geworden met voetballers. Ik denk niet dat Eden Hazard weet wie ik ben.”

Dat klinkt als: 'Vroeger was het beter.'

“Absoluut niet! Je afzetten tegen de jeugd is het domste wat je kunt doen. Neem nu de bosbrossers: eindelijk bewéégt er iets. Hun boegbeelden zijn bijna rocksterren. Zo gaat dat tegenwoordig: alles wordt meteen gepersonaliseerd. Tv-programma's heten 'Vranckx' of 'Van Gils en gasten', en journalisten doen een stand-up in 'Het Journaal'. VTM is daamee begonnen - Mike Verdrengh had het bij de Amerikanen gezien - en ondertussen doet de VRT het zelfs meer dan VTM. Alles is imago geworden, op alles moet een gezicht plakken.”

Stoort jou dat?

“Mij stoort níéts. Ik zie alleen hoe alles evolueert. Maar dat het vroeger beter was? Vergeet het. Denk je dat er vroeger niet tegen mekaars benen werd gestampt op een voetbalveld? Meer dan nu zelfs.”

Schuilt er een nostalgicus in jou?

“Ik heb Pelé nog zien voetballen, hè. Maar een nostalgicus zou ik mezelf niet noemen. Ik heb er mij altijd voor behoed me af te zetten tegen wat er na mij komt. Niets is zo treurig als verbittering. Filip Joos is twintig jaar jonger dan ik, maar ik beschouw de jonge garde als een verrijking voor het medialandschap.”

Daar was Carl Huybrechts het vorige zomer in Humo alvast niet mee eens. Hij zong de lof van Ruben Van Gucht, maar kreeg de naam van Peter Vandenbempt niet over de lippen en noemde Aster Nzeyimana smalend Aster Berkhof.

“Carl is Carl. Je interviewt míj nu, toch? Niet dat ik alles wat de jonge garde doet even graag zie, maar laat ze toch doen! Aster is toch een groot talent? Zo'n verbaliteit, op die leeftijd, op radio én tv: ik vind dat straf. Maar het is een andere generatie. Eén die is opgegroeid in de selfiecultuur en dat ook gebruikt om zichzelf in de picture te zetten.

”Alles verandert, en tegen verandering moet je nooit willen ingaan. Het maakt je alleen maar ongelukkig. Meegaan met de tijd, dat is het geheim van een gelukkig leven. Vroeger schreef je zeven A4-vellen vol, die je vervolgens voorlas op de radio. Je had ook maar één voetbalcommentator: Rik De Saedeleer. Nu heb je er twintig, misschien wel dertig, en alles moet sneller. Wérk dan toch met die jonge talenten! Ook ik kan van hen leren. Het is net goed dat ze me dwingen de geijkte paden te verlaten.”

Huybrechts noemde zijn eigen generatie 'baanbrekers' en 'stout en creatief'.

“Carl is wat verbitterd. Ik zie hem al jaren nauwelijks nog, maar één ding staat buiten kijf: hij was een enorm talent, dat er nog eens goed uitzag ook. Noem hem maar gerust de James Dean van de Vlaamse journalistiek. Hij had ideeën, formuleerde gemakkelijk, en beheerste ook nog eens uitstekend de beeldtaal doordat hij aan het RITCS had gezeten. Nooit heb ik iemand zo vanzelfsprekend op een podium weten staan. Carl was nen hele straffe. Daarna kwam Mark Uytterhoeven, nog zo'n talent. Maar dat wil niet zeggen dat die van nu dat níét zijn.”

Nog volgens Huybrechts is Gilles De Coster 'de enige die in de buurt komt van de kritische zin en het intellectueel vermogen van Ivan Sonck.'

(zucht) “Allemaal prima voor mij, hoor. Gilles De Coster is beslagen, heeft een zekere charme en pakt goed op tv. Ivan Sonck komt uit de generatie die onder Jan Wauters groot is geworden. Jan heeft de kritische sportjournalistiek in Vlaanderen zowat uitgevonden. Ondertussen zijn we een heel andere weg ingeslagen. Vroeger was de zus of de vrouw van een voetballer niet belangrijk, nu wel - dat geldt trouwens ook voor andere domeinen dan de sport. Saaie professoren komen amper nog aan het woord, de verhalen worden steeds persoonlijker. In Humo toch ook?”

Jij hebt je daar altijd ver van gehouden.

“Omdat ik het privé vind. Een bekende Vlaming die over zijn privéleven praat, is de max voor de boekskes. Zeker als hij het ook nog eens over de trauma's uit zijn jeugd heeft, over zijn seksualiteit en waar hij zijn vrouw heeft leren kennen. Mensen gluren graag in andermans leven. Wat weten we allemaal niet over Anuna De Wever? Het duurde geen halve dag of we wisten dat ze genderfluïde is. Ik verbind er geen waardeoordeel aan, maar zelf heb ik mijn gemoed nooit op tafel gelegd. Ook over mijn hartoperatie heb ik maar weinig interviews gegeven.”

Is het zwaar een BV te zijn?

“Van BV's wordt verwacht dat ze over hun privéleven praten. Een mening hebben over Kosovo, of over de klimaatcrisis. Alsof het belangrijk is wat ik daarover denk! Ik ben nog iemand die vindt dat je eerst iets moet beheersen voor je er een mening over formuleert.”

Een BV tegen wil en dank.

“Dát wil ik niet gezegd hebben. Mocht men mij niet herkennen op straat, dan is er ook iets mis. Want dat wil dan zeggen dat niemand naar mijn programma's kijkt. Maar ik vind niet dat ik in dat circus moet meedraaien omdát ik op tv kom. Sommigen kiezen daarvoor, ik niet. Ik heb altijd gezegd: je mag me alles vragen over mijn job, maar niets over mezelf. Men probeert die grens op te schuiven, dat voel ik wel, maar ík bepaal waar ze ligt.”

Is de tv-wereld er per definitie niet één van ego's en ijdeltuiterij?

“Wie op tv komt, heeft een zekere ijdelheid. Dat kan niet anders. Maar daarom moet ik nog niet te koop lopen met mijn innerlijke zelf. Dat is niet eens interessant.”

Langharig manneke

Hoe ben je in de sportjournalistiek gerold?

“Ik wist al heel jong dat ik journalist wilde worden. Ik las de kranten, knipte artikels uit en plakte ze in een eigen plakboek.

“Weinigen weten nog dat ik mijn eerste stappen bij de radio heb gezet. Ik studeerde Germaanse Filologie en ben nog vóór het einde van mijn studies als losse medewerker begonnen. Ik had een brief geschreven naar de sportredacties van radio en televisie - die werkten toen nog apart. Van de televisie heb ik nooit een antwoord gekregen, van Jan Wauters wel: 'Bel me eens op,' en dan zijn nummer - ik ken het nog altijd uit mijn hoofd (lacht). Het eerste wat hij aan de telefoon zei, was: 'U brouwt uw 'r' nogal.' 'Dat klopt,' antwoordde ik, 'maar in Nederland spreekt 60 procent van de mensen met de huig-r.' Dat vond hij wel een goed antwoord, denk ik: ik mocht meteen beginnen.

“Ik heb acht jaar onder Jan gewerkt. Een harde leerschool, Jan hakte er nogal op los als het niet goed was. Ik was een jong manneke met lang haar tussen allemaal ouwe rotten en heb mijn rug meer dan eens moeten rechten. Na acht jaar vroeg de televisie mij, en daar zit ik nog altijd. Ik heb nooit een andere werkgever gekend dan de openbare omroep. Wel aanbiedingen gehad, maar er nooit op ingegaan.”

Je was veel meer dan louter een voetbalman.

“Hoe vaak heb ik Raymond Ceulemans en Ludo Dielis - biljarters! - niet geïnterviewd. Ik heb basketbal gedaan, zwemmen ook. En niet te vergeten, tennis: tien keer Wimbledon, tien keer Roland Garros.”

Je miste er het fameuze WK van 1986 in Mexico zelfs door, toen België de halve finales bereikte en vierde werd.

“Daar heb ik niet onder geleden, hoor. Die match tegen de Sovjet-Unie is jarenlang het hoogtepunt van de Rode Duivels geweest, maar ik zag ze thuis, tussen Roland Garros en Wimbledon door. In mijn eentje, de rest van het gezin was al op reis. De finale tussen Argentinië en West-Duitsland zag ik op mijn hotelkamer in Wimbledon. Daar won dat jaar de jonge Boris Becker voor de tweede keer op rij. Het jaar voordien had hij er zijn debuut gemaakt, ook al met winst: fenomenaal! Telkens was ik erbij. Dat maakte het voor mij ruimschoots goed. Op het laatste wereldkampioenschap heb ik België - Brazilië ook overgeslagen. Je kunt niet alles hebben in het leven.

“Als ik er één hoogtepunt moet uitpikken, is het misschien wel het goud van Fred Deburghgraeve op de Olympische Spelen van 1996 in Atlanta. Vooral zijn reeks 's morgens, waarin hij het wereldrecord op de 100 meter schoolslag verbeterde. De aanblik van dat bad, in de stralende ochtendzon, en dan een Belg die dát presteerde: dat blijft het strafste wat ik ooit zag. Straffer dan zijn finale later die dag.”

Jonge kijkers zijn zich vast niet bewust van je veelzijdigheid.

(droog) “Ik ben veel meer dan wat je ziet op tv. Ik lees ook boeken, en ik kijk weleens naar een film. Ook muziek speelt een belangrijke rol in mijn leven. Ik kom uit een muzikale familie: mijn moeder gaf pianoles, en mijn jongste broer ging naar het conservatorium. Hij is ondertussen intendant van het Concertgebouworkest in Amsterdam. Mijn oudste broer was een zeeman - hij was ooit de jongste kapitein ter lange omvaart van België - en woont nu in Bordeaux. Daar werkte hij tot aan zijn pensioen voor een rederij. Je ziet, ik ben zowaar nog de gewoonste van de drie.”

Ook jarig dit jaar: 'Extra Time'. Hoe kijk je terug op die voorbije tien jaar?

“Vroeger had je alleen 'Studio voetbal' op de Nederlandse televisie. Verder niets. 'Sportweekend' was wel even een praatprogramma geweest, maar geen echte talkshow zoals in Nederland. Daar wilden we iets aan doen. De eerste reacties waren lauw - 'De Nederlanders doen het beter' - maar ondertussen denk ik dat we de lat op zijn minst gelijk hebben gelegd: 'Extra Time' is veel minder saai dan 'Studio voetbal'. Trouwens, we krijgen ook navolging: al gezien dat 'Sports Late Night' vrijwel dezelfde setting gebruikt als wij? Nu, we hebben het niet gepatenteerd. Maar het geeft wel aan dat we iets hebben neergezet.”

Welke grote naam heb je tot je grote spijt nog niet in de studio gekregen?

“Ik denk dat we iedereen hebben gehad.”

Volgens René Vandereycken loop je al jaren achter hem aan.

“Ik weet echt niet waar hij dat haalt: wij hebben René nooit gevraagd. Wel tijdens de Olympische Spelen van 2008 in Bejing, vóór 'Extra Time' dus, toen de huidige generatie Rode Duivels zich aan de wereld openbaarde. René was toen bondscoach, maar wilde niet komen.

“Kijk, ik bewonder René enorm om zijn rechtlijnigheid. Toen 'Extra Time' nog 'Studio 1' heette, zat Herman Brusselmans nog mee aan tafel. Aad de Mos soms ook. René wilde niet in een programma met De Mos of Brusselmans zitten. Hij geeft ook geen interviews aan 'Humo' of 'Knack', omdat het geen sportbladen zijn. En met sportbladen praat hij ook niet als de week voordien De Mos op dezelfde pagina's stond. Voor 'Studio 1' heb ik hem weleens gevraagd of hij één keer per maand wilde aanschuiven. Dat wilde hij, maar alleen als hij voor víér optredens betaald werd. Om het goed te doen, vond hij namelijk dat hij ook de andere weken de voetbalactualiteit op de voet moest volgen. Dat klopt natuurlijk (lacht).”

Vandereycken heeft geen hoge pet op van 'Extra Time': hij noemt het 'een showprogramma'.

“Dat is het níét. Natuurlijk wordt er ook gelachen, maar wij praten echt wel over voetbal. Mijn grootste trots is dat er niets op papier staat. In talkshows is dat gebruikelijk, maar wij bereiden niets voor. Dat kún je ook niet met Jan Mulder. Alleen met Filip bespreek ik vooraf een aantal zaken: op maandagmiddag gaan we samen eten. Maar zelfs hij weet niet altijd wat er allemaal in het programma zit.”

Filip Joos heeft er een handje van weg het zo technisch te maken dat niemand nog mee is.

“Dat klopt, maar op zo'n moment gaat het om de intensiteit van het gesprek. Ik zie soms politieke discussies die ik ook niet helemaal kan volgen, maar waarbij ik door de passie waarmee iemand spreekt wel blijf hangen.”

Menigeen vindt hem 'irritant' en 'betweterig'.

“Filip sticht soms een brandje en haalt zo het beste in de gasten naar boven. Dat is net een krácht. Trouwens, ergernis is ook een emotie. Mocht hij de kijker onberoerd laten, dán hadden we pas een probleem. Door Filip lééft het programma.”

Als het over serieuze zaken gaat, mag Peter Vandenbempt, door jou steevast ingeleid als 'de man van de radio', het komen uitleggen. Naar ik hoor omdat de rest van de collega's er hun vingers niet aan willen verbranden, uit vrees deuren te zien dichtgaan in het wereldje.

“Onzin! Als jij dat hebt horen waaien, stond de wind toch verkeerd. De sportploegen van radio en tv vormen één redactie. Het klopt dat Peter meestal degene is die over zulke onderwerpen bericht, maar dat komt omdat hij erin geïnteresseerd is en het goed kan verwoorden.”

Jij polariseert nooit.

“Het zit minder in mijn natuur.”

Eén van mijn collega's bij Humo omschrijft jou als 'tijdloze klasse'.

“Wie is die collega? (Buigt zich naar het opnametoestel) Dank je, Tom!”

Een andere collega geniet dan weer vooral van je 'schelmachtige monkellachje'.

“Ik amuseer me op tv. Soms vraagt men mij of ik nog spanning voel voor de uitzending. Nee dus, het zit zó in mijn systeem. Bij voetbalcommentaar moet je je te hard concentreren om er plezier aan te hebben. Maar van 'Extra Time' geniet ik, dan vergeet ik al de rest. We gaan altijd over tijd, dat zegt genoeg. Onlangs verbaasde Yannick Ferrera zich daar nog over: 'Amai, dat is rap gedaan.' Terwijl we vijf minuten over tijd waren gegaan.”

Je relativeringsvermogen is verfrissend in een voetbalwereld waarin iedereen hyperventileert.

“Ik zie wel hoe de lijntjes lopen.”

Ergert de sportverdwazing je soms?

“Die is er altijd geweest. Ik ben zogezegd een Beerschotman, maar ik heb helemaal niets tegen Antwerp. Die haat tussen twee ploegen, ik begrijp dat niet. Trouwens, als jeugdspeler heb ik nog getest bij Antwerp. Dat ik uiteindelijk naar Beerschot ben gegaan, komt doordat mijn vader geboren is in de Beerschotstraat - vlakbij het Kiel - en ik als kind vaak met hem naar Beerschot ben gaan kijken. Maar haat voor den Antwerp? Nee. Agressie is nergens goed voor. Weet je nog toen Ajax onder Louis van Gaal Real Madrid wegtikte? Het werd 0-2. Heel Bernabéu stond recht en applaudisseerde voor Ajax. Dát is de schoonheid van het voetbal.

“Weet je wat het ook is? Er is te veel voetbal op tv. Vroeger keek je uit naar een wedstrijd, nu kun je elke training van Barcelona live volgen. Als de Rode Duivels tegen Gibraltar moeten, wordt dat even erg gehypet als een match tegen Frankrijk. Godgeklaagd, maar dat is nu eenmaal het gevolg van het opbod tussen de zenders. In de voorronde van het Wereldkampioenschap van 1982 zat België in een groep met Nederland en Frankrijk. Dát wil ik zien: wedstrijden tegen toplanden! Strijd!”

Leren verliezen

Kruip je nog altijd even gedreven achter de microfoon als pakweg twintig jaar geleden?

“Dat denk ik wel. Als een speler zijn elfde penalty van het seizoen trapt, moet ik weten dat hij die eerste tien allemaal binnen heeft getrapt. En liefst nog in welke hoek ook. Dat vraagt een grondige voorbereiding. Tegenwoordig word je overladen met statistieken. Dat is de nieuwe trend. Die op het juiste moment gebruiken is het moeilijkste wat er is.”

Tijdens het wereldkampioenschap in Rusland werd je een dag lang gevolgd door een cameraploeg van de VRT. Mijn indruk was dat het je zwaar viel.

“Na driekwart van het toernooi is dat niet uitgesloten. Je reist je kapot, en ik ben ook ziek geweest. Vijf weken in je eentje door Rusland, om de twee dagen een vlucht, kílometers stappen: dat is heftig. Slopend.”

Toen Romelu en Jordan Lukaku drie jaar geleden voor het eerst samen als Rode Duivels op het veld stonden, vroeg jij je in je commentaar af hoelang dat geleden was, waarna je laconiek verwees naar jullie 'onvolprezen website sporza.be'. Moet een commentator dat niet weten?

“Ik heb in mijn carrière 4.000 wedstrijden becommentarieerd. Dat jij er nu die ene uitspraak uitpikt, is mierenneukerij. Weet je wat voor een stapel voorbereidingen ik thuis heb liggen? Voor elke match minstens vier bladzijden. Maar je kunt niet aan alles denken. Dat gezegd zijnde: het was van de Mpenza's geleden dat er twee broers op het veld stonden - ik wist het wél (lachje).”

Toen de Japanner Junya Ito onlangs debuteerde bij Racing Genk, vroeg je je tijdens de uitzending af hoe je zijn voornaam moest uitspreken: 'Dat zal ik eens moeten navragen.'

“Denk jij dat ik op alle vragen die ik stel in 'Extra Time' het antwoord niet weet? Natuurlijk wel. Het is een manier van tv maken. Niemand had die Japanner al zien spelen. In de perszaal werd er vooraf druk over gespeculeerd en ik had er met iemand van Genk over gesproken: ik wíst het dus. Maar je dat tijdens de uitzending luidop afvragen: dat is óók tv. Trouwens, heb je al eens naar de Franse tv gekeken? Die spreken élke naam verkeerd uit (lachje).”

Binnenkort beginnen de Rode Duivels aan een nieuwe kwalificatiecampagne, die voor het Europees kampioenschap van 2020.

“Wij zenden die wedstrijden niet meer uit. Jammer, maar welk belang hebben die voorrondematchen nog? Wéér tegen Cyprus: ik krijg het daar warm noch koud van.

“Nu, de Rode Duivels zijn áltijd belangrijk. De ploeg zit in een overgangsfase, er zullen spelers wegvallen. Vooral achterin zal Roberto Martínez aan de toekomst moeten denken. De naam van Zinho Vanheusden is al gevallen, maar naar ik hoor, zal hij hem toch niet oproepen. Misschien keert Jason Denayer terug. Hoe dan ook, ik wil weleens zien hoe Martínez zijn nieuwe verdediging vorm gaat geven.”

Worden we Europees kampioen?

“Dat kan. Maar net zo goed gaan we ten onder. Zoals tegen Zwitserland, in de Nations League: die nederlaag (5-2, red.) heeft ons goed gedaan. We weten weer dat we kunnen verliezen. Dat waren we niet meer gewend, voor een stuk omdat we tegen landen speelden waartegen winnen normáál is. In de sport moet je kunnen verliezen. Dat was ons probleem geworden.”

Je hebt lang bedenkingen gehad bij Martínez. 'Ik zie niet veel verandering,' antwoordde je vóór het WK op de vraag wat er anders was sinds het ontslag van Marc Wilmots.

“Je kunt Martínez zelden ergens op pakken, hij is zó glad. Nu, op het WK heeft hij zich wel bewezen. Maar als Vertonghen die bal tegen Japan niet had binnengekopt van op dertig meter, lagen we er misschien ook uit en was hij geen bondscoach meer. Dan hadden we deze Gouden Generatie afgeschreven. Waar hij wel goed mee is omgegaan, is het publieke aspect van zijn job. Wilmots ergerde zich op den duur aan alles. Een deel van de pers moest hem niet meer en hij slaagde er niet in zich daarboven te zetten. Op dat punt heeft Martínez het heel goed gedaan. Maar ik blijf erbij dat zijn wissels in de verloren halve finale tegen Frankrijk niet goed waren.”

Slotvraagje nog: wie wordt landskampioen?

“Racing Genk of Club Brugge. Dat Genk in een dip zou belanden, lag voor de hand. Het heeft al zoveel matchen gespeeld, méér dan de andere ploegen, en is moe. Club heeft meer ervaring met zulke situaties. Let maar op: Club wordt nog gevaarlijk.”

Extra Time Canvas, maandag 11 maart, 22.15

“Wie op tv komt, heeft een zekere ijdelheid. Maar daarom moet ik nog niet te koop lopen met mijn innerlijke zelf.”