Direct naar artikelinhoud
Gezondheid

“Waar duwen we de mensen in, vragen we ons af”: als psychiatrische patiënten niet meer in de psychiatrie terechtkunnen

Op bezoek bij de ‘zware afdeling’ in Zoersel
Beeld BAS BOGAERTS

Op het eerste congres dat de sector van de geestelijke gezondheidszorg gezamenlijk houdt, zal tijd centraal staan. Tijd die er te weinig is. Ook in de psychiatrische instellingen staat het helpen van patiënten onder druk. “Soms duwen we met een heel wrang gevoel de mensen weer de maatschappij in.” 

“Jullie zijn van de gazet? Vroeger heb ik ook nog in de gazet gestaan. Want vroeger was ik kampioen. Nu ben ik winkelmadam.” Wat ze dan verkoopt? “Fanta. En chips. En praliné chocolat. Maar die is op.”

Connie is een van de 39 mensen die in De Vallei verblijven, een afdeling van het Psychiatrisch Centrum Bethanië in Zoersel waar mensen met een psychiatrische stoornis langdurig worden opgevangen. Ze lijden aan schizofrenie of aan manisch-depressiviteit: psychotische stoornissen die, in tegenstelling tot neurotische problemen als angst of depressie, heel zichtbaar zijn. “Ze hebben bizarre gedachten, praten vaak in zichzelf, lopen er slordiger of excentrieker bij”, zegt Werner Peinen, afdelingsverantwoordelijke van De Vallei. “Het zijn opvallende figuren, die door de goegemeente als vreemde vogels worden beschouwd. Ik weet niet of dat klopt. In feite zijn ze gewoon zichzelf. Hun impulsen verschillen niet zoveel als die van de gemiddelde mens, alleen kunnen zij ze minder goed onder controle houden.”

Mensen zoals Connie mogen in principe zo lang als nodig is in Zoersel blijven. In principe, want ook al worden er geen vertrektermijnen opgelegd voor psychiatrische patiënten die langdurig gehospitaliseerd moeten worden, er wordt wel steeds meer aan hun tijd geknibbeld.

Tijd is een begrip dat geregeld in dit stuk zal staan. Omdat het over de geestelijke gezondheidszorg gaat, en daar is veel te weinig tijd. Dat probleem is bekend. Wachtlijsten, te weinig personeel, te weinig middelen, niemand die nog opkijkt als die zaken nog maar eens aan de kaak worden gesteld. Morgen (donderdag) zal het echter de eerste keer zijn dat de geestelijke gezondheidszorg als sector daarvoor de krachten bundelt. Op hun Staten Generaal zal tijd – de nood en het gebrek eraan – centraal staan.

Eenzaamheid

Werden mensen zoals Connie vroeger in een zogenaamd ‘gesticht’ geplaatst – een instelling die als een eiland functioneerde, ver buiten de maatschappij – dan heeft men die afgezonderde positie van psychiatrische patiënten de laatste jaren veel meer in vraag gesteld. Met het zogenaamde artikel 107 – dat in 2002 onder toenmalig minister van Volksgezondheid Laurette Onkelinx (PS) werd ingevoerd – werd het de bedoeling om zulke patiënten meer te gaan ‘vermaatschappelijken’. Ze moeten met andere woorden zo snel mogelijk weer kunnen deelnemen aan het maatschappelijke leven. Dat gebeurt met behulp van ambulante thuiszorg: psychiatrisch verpleegkundigen of psychologen die aan huis komen om hen te ondersteunen en te begeleiden.

“Als mensen ontslagen worden uit een instelling zoals de onze, hebben ze nog veel zorg nodig”, zegt Werner Peinen. “Boodschappen doen, wonen, sociale contacten leggen, zelfs de huisvuilzakken buiten zetten is voor hen een zware opgave. Ze kunnen dat niet alleen. Thuiszorg om die mensen bij te staan, daar zijn wij dus zeker voorstander van. Maar als een ziekenhuis of instelling zo’n mobiel team wil opstarten, moet het in ruil daarvoor bedden voor langdurige zorg afbouwen. Concreet: voor één zorgteam in Zoersel hebben we dertig bedden moeten opdoeken.”

Op die manier zijn van de 7.835 beschikbare bedden voor langdurige zorg in België 1.408 bedden verwijderd, wat neerkomt op 18 procent, blijkt bij navraag uit cijfers van de FOD Volksgezondheid. 

‘Het is niet omdat iemand erin geslaagd is om op een appartementje te gaan wonen na een langdurige opname, dat hij ook succesvol vermaatschappelijkt is’
Werner Peinen, afdelingsverantwoordelijke van De Vallei

“Het is niet omdat iemand erin geslaagd is om op een appartementje te gaan wonen na een langdurige opname, dat hij ook succesvol vermaatschappelijkt is”, vertelt Peinen. “In de praktijk zien we die mensen vaak wegkwijnen omdat ze nauwelijks aansluiting vinden bij die maatschappij. Bovendien leven ze meestal van een uitkering, en alles wat je buiten doet, kost geld. Wij maken het meer dan eens mee dat een patiënt die hier ontslagen was na tien maanden toch weer aan onze deur staat, omdat de mix van eenzaamheid en armoede te groot geworden is. Zijn eigen stek geeft hij dus op voor een plek waar chaos heerst, waar soms vuil op de vloer ligt, waar ’s nachts geroepen wordt, en waar hij elke dag met 39 anderen moet samenleven. Dat zegt genoeg, denk ik.”

Ook Vicky Matthijsen, hoofdarts van de afdeling volwassenenpsychiatrie van het Antwerpse ZNA Psychiatrisch Ziekenhuis Stuivenberg, zegt dat het idee op zich goed is om mensen met een psychiatrische problematiek niet af te zonderen van de maatschappij. “Maar het werkt niet voor iedereen. Bovendien is het een dure vorm van zorg. Iemand die in een mobiel team werkt, kan veel minder patiënten verzorgen dan in een ziekenhuis. Het probleem is dat het installeren van mobiele teams met een gesloten portemonnee is gebeurd. Het geld is gewoon versluisd vanuit de afbouw van de langdurige bedden. Dat is niet correct. Uiteindelijk is er nu nog minder tijd en ruimte dan vroeger voor langdurig opgenomen psychiatrische patiënten.”

‘Er zal globaal meer moeten worden geïnvesteerd in geestelijke gezondheidszorg’
Hella Demunter, psychiater-psychotherapeut aan het Universitair Psychiatrisch Centrum KU Leuven

Om thuishulp uit te breiden en tegelijk de residentiële zorg verder te intensifiëren en kwalitatief te houden, zal er globaal meer moeten worden geïnvesteerd in geestelijke gezondheidszorg (GGZ), vult Hella Demunter aan, psychiater-psychotherapeut aan het Universitair Psychiatrisch Centrum KU Leuven. “België besteedt 6 procent van de totale gezondheidszorgfinanciering aan GGZ. Dat is beduidend minder dan onze buurlanden. De OESO beveelt voor welvarende landen als België zelfs een budget van 10 procent aan. Als je weet dat ons land erg slecht scoort wat betreft suïcide, en dat de wachtlijsten voor psychiatrische hulp bijzonder lang zijn, zou een drastische verhoging van het budget een prioriteit moeten zijn voor onze regering.”

Hippieharen

Een vrouw wandelt vloekend door de gang. “Ik moet dat ventje niet meer hebben!”, roept ze. Een man met een nogal omvangrijke buik kijkt ons vanuit zijn ooghoeken even aan. Het schijnt hem niet te deren dat slechts één knop van zijn grijze hemd gesloten is. Een vrouw zegt dat ze Ann Christy is, maar dat niemand haar herkent. En dan is er nog de dertiger met lange hippieharen, die niet kan ophouden met glimlachen, ons enthousiast de hand komt schudden en heel luid ‘Cool!’ roept bij het horen van de naam van de krant.

In Zoersel is van oudsher de keuze gemaakt om te willen zorgen voor mensen die op andere plekken uit de boot vallen, zegt Werner Peinen, die daarover ook het boek Een kwestie van tijd schreef. “Maar nu staat dit onder druk. Onder andere door dat artikel 107. Wij ondervinden de gevolgen van ziekenhuizen die de keuze hebben gemaakt om langdurige bedden te sluiten ten voordele van mobiele teams. Want die mensen komen bij ons terecht. En wij hebben geen plaats voor al die mensen. Een psychiatrisch ziekenhuis raak je niet zomaar binnen. De wachtlijsten, weet u wel. Mag ik het dan bijzonder vreemd vinden dat er bedden worden gesloten als de wachtlijsten sowieso al lang zijn?”

Hippieharen
Beeld BAS BOGAERTS

De druk is merkbaar in De Vallei in die zin dat ze de vermaatschappelijking van hun patiënten een beetje sneller proberen te doen verlopen. “Soms gebeurt dat met een heel wrang gevoel. Waar duwen we de mensen in, vragen we ons te vaak af. Tegelijk staat er aan de voordeur een massa volk te wachten. En elke patiënt die je naar huis kunt sturen, creëert een plaats voor een andere patiënt. Maar het wringt.”

Komt daarbij, zegt Peinen, dat er voor de ambulante zorg die artikel 107 aanbiedt ook wachtlijsten zijn. Net zoals voor de projecten beschut wonen en de psychiatrische verzorgingstehuizen, twee andere plekken waar mensen met een complexe psychiatrische problematiek terechtkunnen. “Heel het systeem zit zo vast als iets.”

‘Elke patiënt die je naar huis kunt sturen, creëert een plaats voor een andere patiënt. Maar het wringt’
Werner Peinen, afdelingsverantwoordelijke van De Vallei

En artikel 107 heeft nog een tweede gevolg, zegt Ruud van Winkel, eveneens psychiater aan het UPC KU Leuven. “Net omdat ze een beroep kunnen doen op de mobiele teams wachten mensen met problemen nu veel langer om de stap te zetten naar een ziekenhuis. Gevolg: als ze bij ons binnenkomen, bevinden ze zich in een veel ernstiger stadium van hun ziekte dan vroeger. Ze zijn zwaar suïcidaal, of er is sprake van excessief middelenmisbruik. Voor die patiënten hebben we meer tijd en dus meer personeel nodig. Dat kan, zegt de overheid nu, op voorwaarde dat we nog meer bedden sluiten. Om adequate zorg te bieden op een aantal afdelingen voor mensen met een ernstige problematiek, zullen we dus wellicht opnieuw bedden moeten afbouwen. Hierdoor dreigt het gevaar dat de meest kwetsbare patiënten in sommige centra niet meer terecht zullen kunnen, omdat er voor hen geen aanbod meer is.”

Koken

De deuren van De Vallei staan altijd open. Mensen gaan naar buiten en naar binnen wanneer ze dat maar willen. Om een sigaret te roken. Om een wandeling te maken. Om naar de bakker of de supermarkt te gaan. Dat is uiteindelijk wat ‘vermaatschappelijking’ betekent: mensen met een zware psychiatrische problematiek laten deelnemen aan het leven buiten de instelling.

Maar hoewel het een duidelijke doelstelling is van artikel 107, kunnen patiënten zoals die van Zoersel niet altijd op evenveel begrip rekenen van die buitenwereld. Hun gedrag is niet altijd aangepast aan wat maatschappelijk gezien aanvaard is, en dat leidt tot onbegrip. “Meer dan eens krijgen we te horen: jullie mensen zorgen voor overlast, hou ze toch binnen”, zegt Werner Peinen. “Tja, zo wordt het moeilijk om aan vermaatschappelijking te doen. Patiënten merken dat ook. Ze voelen dat ze niet overal even welkom zijn.”

Door samen de was te doen, te koken of in de tuin te werken, probeert men deze mensen stap voor stap voor te bereiden op een zekere mate van zelfstandigheid. “Een woning zoeken, hulp vragen bij het OCMW, een bankrekening openen: ook allemaal zaken waar onze verpleegkundigen de mensen bij helpen. Daar kruipt heel veel tijd in.”

Koken
Beeld BAS BOGAERTS

En dan nog lopen de mensen vaak verloren nadat ze de instelling verlaten hebben. “Banken hebben bijna geen loketten meer, de kassa’s in de supermarkten worden steeds meer automatisch, en voor alles heb je een internetverbinding nodig. Het persoonlijke contact is een grote hulp voor onze patiënten, maar dat is er steeds minder in deze gedigitaliseerde tijden. De maatschappij verandert razendsnel, en iemand die na drie of vijf jaar in een instelling weer buiten komt, voelt dat heel hard. Ze vertellen ons dat ook: ‘Ik kan niet meer mee.’ Vandaar dus onze oproep om veel meer tijd en middelen te investeren in die ambulante nazorg. Want anders heeft het allemaal weinig zin.”

‘Voor de oorspronkelijke doelgroep is er nu te weinig plaats. Ik vind dat bijzonder schrijnend’
Werner Peinen, afdelingsverantwoordelijke van De Vallei

Tijd is geld, ook in de gezondheidszorg. Dat men psychiatrische patiënten liefst steeds korter in een ziekenhuis ziet verblijven, is een kwalijke tendens, besluit Werner Peinen. “We moeten oppassen dat we niet afglijden naar een systeem waarin een opname in het ziekenhuis enkel nog bestaat voor mensen met lichtere psychiatrische problemen, zoals een burn-out of depressie. Als mensen met een ernstige psychiatrische problematiek steeds moeilijker in een ziekenhuis terechtkunnen, wordt het wegens een te grote vraag ook lastiger om in de specifieke instellingen nog een plek te vinden. Instellingen zoals hier in Zoersel zijn ooit opgericht voor mensen die niet in de maatschappij passen. Maar voor die oorspronkelijke doelgroep is er nu te weinig plaats. Ik vind dat bijzonder schrijnend.”