Direct naar artikelinhoud

On the Road van

Vandaag op de kop af vijftig jaar geleden verscheen in The New York Times een zeer welwillende recensie van het toen net van de drukpers gerolde On the Road. Het werd de roadnovel der roadnovels, het boek dat schrijver Jack Kerouac (1922-1969) eeuwige roem zou bezorgen. Amerikakenner Frank Albers vierde de verjaardag van deze cultklassieker door Kerouacs reis door Amerika over te doen. Onderweg en schrijvend aan zijn nogal fors uitgevallen reisessay Beatland, ontdekte Albers iets dat Kerouac bij nader inzien een halve eeuw vroeger intuïtief al had voelen aankomen: het 'land van de toekomst' is oud geworden.

Door Jeroen de Preter

Frank Albers (1960), voormalig hoofdredacteur van het Nieuw Wereldtijdschrift en ex-chef van De Standaard der Letteren, heeft de komst van De Morgen goed voorbereid. Ten behoeve van de fotograaf heeft hij een lelijk zwart T-shirt aangetrokken, een cadeau van een stel overjaarse literatuurminnende punkers dat hij ontmoette in een antiquariaat diep in het hart van Amerika. Aan de tafel waar uw dienaar plaats mag nemen, ligt ter kennisname een kopie van een historische boekbespreking uit The New York Times.

Het artikel, de allereerste recensie van On the Road, is vandaag precies een halve eeuw oud, maar begint met een verzuchting die net zo goed van een bezorgde boekenvriend van nu had kunnen komen. De recensent van dienst roemde Kerouacs tweede boek als het eerste exponent van de beatgeneration en laat er meteen geen twijfel over bestaan dat On the Road een belangrijk boek is. Tegelijk twijfelt hij eraan of belangrijke boeken "vandaag de dag" nog iets te betekenen hebben. Leven we tegenwoordig immers niet "in een tijdperk waarin onze belangstelling gefragmenteerd is en de gevoelens afgestompt zijn door de superlatieven van de mode (nog miljoenen keer vermenigvuldigd door de snelheid en het geweld van de communicatie)."

De jammerklacht van toen klinkt verbluffend actueel, maar de twijfel van de recensent is in de loop der tijden onterecht gebleken. Want ondanks de fragmentatie en afstomping die kennelijk toen al werden ervaren, heeft On the Road in onze huidige cultuur zijn grote betekenis wonderwel weten te behouden.

"Toen uitgeverij De Bezige Bij vorig jaar de pocketeditie van de Nederlandse vertaling nog eens heruitgaf, was die in enkele weken tijd uitverkocht", weet Albers. "Voor een boek dat een halve eeuw oud is, is dat fenomenaal."

Wat On the Road vandaag dan wel mag betekenen? In elk geval iets anders dan vroeger, betoogt Albers. "Vijftig jaar geleden had het boek onder meer een taboedoorbrekende, subversieve betekenis. Dat mag je in zijn historische context zeker niet onderschatten. Maar homoseksualiteit, drugs, vrije seks, daar valt vandaag natuurlijk niemand nog van omver. Als het boek vandaag nog zo'n appeal heeft, dan eerder vanwege het op elke pagina aanwezige onbehagen. Het is een onbehagen tegen de officiële cultuur, tegenover de politiek ook. Uit het boek spreekt telkens weer het vermoeden dat de politiek nooit antwoord zal geven op jouw vragen. Tegenover de instituties stelt Kerouac het personal activism, een term die door een aantal mensen opnieuw wordt gebruikt om te verklaren waarom jongeren vandaag nog altijd naar dat boek grijpen. On the Road zal altijd mensen blijven aanspreken die zich vragen stellen als: 'hoe moet ik leven?' Die vraag houdt Sal Paradise (het hoofdpersonage, Kerouacs alter ego, jdp) voortdurend bezig. Hij vertolkt daarmee perfect een adolescent gevoel, een gevoel dat wellicht van alle tijden is en het boek misschien wel een eeuwigheidswaarde verleent."

U hebt de zevenduizend kilometer lange reis van New York naar San Francisco die in On the Road wordt beschreven, haast als een maniak gevolgd. Of u ook maniakaal van het boek houdt, blijft driehonderd pagina's lang niet geëxpliciteerd.

"Wel... mijn oordeel is wat dubbel. De eerste honderd pagina's van On the Road vind ik nog altijd schitterend. Zeker stilistisch. Dat jazzy, spreektalige ritme van Kerouac is uniek. Hij wou schrijven zoals bebop klinkt en daarin is hij zeker geslaagd. Voor een vertaler moet dat trouwens een nachtmerrie zijn. Kerouac is ongetwijfeld moeilijker te vertalen dan Shakespeare (Albers vertaalde onder meer diens Hamlet, jdp). Ik zou er niet aan willen beginnen.

"Kerouac was een zinnenslijper, hij kon geen roman componeren. Dus na die honderd pagina's, de eerste grote reis cross country, wordt het een beetje more of the same. Ze reizen nog eens naar Denver, nog eens naar San Francisco... "Als je On the Road leest om de plot, is het een hopeloos waardeloos boek. Maar daar was het Kerouac helemaal niet om te doen. Hij wilde de goede smaak provoceren. De kont tegen de kribbe gooien. Hij zei fuck tegen de heersende esthetiek. 'Ik spuit gewoon een boek', zei hij. Kerouac vergeleek schrijven trouwens graag met klaarkomen. Schrijven moest passioneel zijn, een spontaan proces. De zwarte Amerikaanse cultuur vond hij om die reden superieur aan de blanke."

Omdat de zwarte cultuur zo lekker primitief was?

"Precies. L'homme sauvage is black. Zulke opvattingen vinden wij in deze politiek correcte tijden heel erg verderfelijk. Maar die kritiek is naast de kwestie. Voor de feministische literatuurkritiek is Kerouac trouwens een al even makkelijk doelwit. Voor zulke kwesties hadden die jongens echt geen aandacht. Vrouwen zijn in On the Road neukdozen. Punt."

Is On the Road een typisch Amerikaans boek?

"Dat is het heel zeker, en wel op een erg opzichtige manier. Kerouac heeft zich als geboren Canadees in Amerika altijd een outsider gevoeld. Maar precies dat gevoel de migrant te zijn, verklaart zijn behoefte om Amerika op zo'n opzichtige manier toe te eigenen en er een gigantisch loflied op te zingen. Je ziet Kerouac in het boek solliciteren naar Amerikaans applaus. Om maar iets te zeggen: werkelijk elk dorpje dat hij passeerde, wordt door hem vermeld... 'je weet maar nooit of er ook daar twee lezers wonen', moet hij hebben gedacht. Bij wijlen is het echt aandoenlijk, hoe hij probeert Amerika te omhelzen in de hoop op zijn beurt door Amerika omhelsd te worden."

Misschien zouden wij vandaag On the Road een poging tot inburgering noemen.

"Een culturele inburgeringsoefening, ja, dat was het absoluut. Het is Kerouacs poging om te behoren tot de grote mythe van Amerika."

U doet in Beatland bepaald niet uw best om die mythe in stand te houden. Het door Kerouac zo lyrisch beschreven landschap blijkt vooral banaal en vervelend. Tijdens een bezoek aan een Amerikaans kiprestaurant overvalt u een wel erg diep gevoel van walging.

"Ik ben aan deze onderneming begonnen met het idee dat ik terugkeerde naar mijn tweede thuisland, maar al snel kwam de grote ontnuchtering. Ik heb zeven jaar Harvard gestudeerd, aan de Oostkust. Amerika was mijn onderwerp van studie. Ik heb er veel over gelezen, mijn eerste kind is er geboren, ik ben ervan gaan houden. (lacht) Some of my best friends are americans. Ik heb me dan ook altijd proberen te verzetten tegen de luie clichés waarin welopgevoede Europeanen over Amerika spreken. Alleen: ik had toen het binnenland van Amerika nog niet gezien. Ik kende het land vanuit de stolp van de universiteit. Ik kende de Oostkust, en ik was weleens in Californië geweest. Voor dit boek ben ik de buik van het land doorgereden. En ik kan niet anders dan toegeven dat ik er in wezen niets mee heb. Al dat lezen, die kennis, die principiële liefde ten spijt."

Om uw boek te citeren: 'je hebt eerst de aarde, dan de maan, dan de zon, dan Jupiter en dan New Castle, Pennsylvania'.

"Zo voelde het. Echt waar, je kijkt naar die mensen alsof het aliens zijn. En hoogstwaarschijnlijk kijken zij ook zo naar jou."

Het brengt ons bij een van de onderliggende vragen van uw boek. Kunt u iets algemeens zeggen over de eigenschappen van een land of een cultuur zonder te vervallen in gemeenplaatsen, of ligt omgekeerd de waarheid niet in de aaneenschakeling van losse anekdotische feiten?

"De vraag heeft me tijdens het schrijven van Beatland constant beziggehouden, ja. Misschien ligt de waarheid wel in de anekdotiek. Veel reisboeken beperken zich daar ook toe. 'Ik kwam toen die tegen en toen gebeurde dat', en je laat de lezer de conclusies zelf trekken. Mij lijkt dat te gemakkelijk. Het is weer een gemeenplaats op zich, maar de waarheid zal wellicht ergens in het midden liggen. Elke algemeenheid kun je altijd ogenblikkelijk tegenspreken, terwijl de anekdotiek op zich ook zelden interessant is. Uiteindelijk moet het de bedoeling zijn iets algemeens te zeggen dat toch geloofwaardig kan zijn."

Een van uw algemenere conclusies is dat Amerika oud wordt. Volgens u was Kerouac een van de eersten die dat doorhadden. Aan het eind van Beatland schrijft u Kerouac de kwaliteiten van de mijnkanarie toe. Lang voor een normale sterveling het kon zien, voorzag de schrijver al de dood van het Amerikaanse vooruitgangsoptimisme.

" On the Road eindigt met de bedenking dat we er alleen zeker van kunnen zijn dat onze ouderdom zal komen. Ik moest aan dat einde denken toen ik vorig jaar door Amerika reed en bevangen werd door een voor mij hoogst on-Amerikaanse landerigheid. Een zwaarte."

Misschien heeft u die landerigheid nu, rijdend door de buik, pas voor het eerst gezien?

"Het zou kunnen, al voelde ik het ook en misschien wel vooral in de grote steden. Ook daar had ik het gevoel dat de Amerikanen het idee hebben opgegeven dat hun land ooit het aards paradijs zal worden. Dat geloof, het absolute vooruitgangsgeloof waar ze zoveel energie uit haalden, lijkt me tanende. Uiteindelijk is dat zo gek ook niet. Het is niet meer dan logisch dat elke cultuur, ook een zo toekomstgedreven cultuur, een verleden aanmaakt. Amerika bestaat bijna driehonderd jaar. Het idee dat het morgen beter zal zijn, kun je niet eeuwig volhouden. Hoe lang kun je dat volhouden als de feiten die droombeelden voortdurend tegenspreken? Aan hoeveel generaties kun je zeggen: 'je kinderen zullen het beter hebben', als generatie na generatie blijkt dat de cultuur structurele armoede en misère produceert. Hoe kun je blijven geloven dat je het meest geavanceerde land ter wereld bent als tien procent van de bevolking onder de armoedegrens leeft?"

Robert Kaplan ziet een sprankeltje hoop in Omaha, Nebraska. Hij stelt vast dat de samenleving er weliswaar gesegregeerd is, maar dat de kinderen uit alle lagen van de bevolking wel allemaal naar dezelfde scholen gaan.

"Dat is op zich natuurlijk mooi. Maar waar leidt dat onderwijs toe? Zorgt het ervoor dat de kinderen eenmaal afgestudeerd tussen die wijken kunnen voyageren? Ik vind het eerlijk gezegd een zwaktebod.

"(aarzelend) Ik zie de toekomst van het land somber in. Van in het begin hebben de Amerikanen altijd geloofd dat ze de laatste kans van de mensheid zijn. Dat zit er ingebakken vanaf de zeventiende eeuw. Het idee dat ze het voortouw nemen in de geschiedenis van de mensheid, heeft die cultuur altijd gedreven. Het geloof dat elke dag een nieuwe belofte en een nieuwe mogelijkheid zal bieden.

"Ik besef dat het een linke hypothese is om te stellen dat de culturele geloofwaardigheid van de Amerikaanse Droom nu echt wel onherroepelijk beschadigd is. Misschien vindt Amerika zijn geloof wel weer terug. Ik kan me bijvoorbeeld voorstellen dat binnenkort, als de oorlog tegen Irak is afgelopen en er een minder debiele president komt, Amerika zijn aloude vooruitgangsoptimisme terugvindt. Amerikanen hebben altijd iets manisch depressiefs gehad. Het zou dus kunnen dat het alleen maar een tijdelijke depressie is."

Op welke manier manifesteert die al dan niet tijdelijke depressie zich?

"Voor een groot stuk in de afkeer van de politiek. Het grootste deel van het land staat niet meer achter Bush en de oorlog in Irak, maar je ziet, en dat is het grote verschil met vroeger, geen massaprotestbeweging meer ontstaan. De hele muziekindustrie, de kunstwereld, de linkse intelligentsia... ze waren samen tegen Vietnam. Vandaag zie je nog wel wat mensen tegenpruttelen, maar van massaprotest is geen sprake."

Samengevat kun je zeggen dat het land zijn geloof in Sinterklaas is verloren.

"Dat is een goed beeld. De vraag is nu of ze zonder het geloof in Sinterklaas kunnen. Kan de Amerikaan wel leven met de gedachte dat zijn land just another country is? Die gedachte moet voor hen erg deprimerend zijn. Als Amerikaan aanvaardde je zoiets als de onbestaande sociale zekerheid, het was de prijs die je moest betalen voor een exceptionele cultuur. Maar wat als die cultuur niet exceptioneel blijkt te zijn? Het minste wat je kunt zeggen is dat Amerika een groot louteringsproces doormaakt. Het is een proces waarvan je de historische implicaties nu nog niet kunt kennen."

Amerikanen hebben altijd iets manisch depressiefs gehad. Het zou dus kunnen dat het alleen maar een tijdelijke depressie is

Frank Albers

Beatland

De Bezige Bij, Amsterdam, 17,90 euro.

Verschijnt op 8 september.