Direct naar artikelinhoud

Rocken met de ziel in de stem

De Brusselse AB Box laafde zich op paasmaandag aan Rival Sons, een viertal uit Los Angeles dat eerlijke bluesrock brengt met een heerlijke stem. Niets vernieuwends, maar wel overtuigend.

Op het eerste zicht zien ze er niet uit als godenkinderen: een mollige bassist, een drummer die op de norse komiek Rich Hall lijkt, een gitarist à la Catweazle en een zanger met voorliefde voor even foute shirts als sokken. Maar vanaf openingssong 'Torture' viel alle voorbehoud weg in de AB en wist je dat dit wel degelijk de bastaardzonen van Led Zeppelin en The Black Crowes waren.

Rival Sons speelt zijn rock vanuit de heup, laat het ritme dragen op een noest hakkende drum en een heerlijke riff op de slidegitaar, overgoten met een gouden stem. De luchtpijp van Jay Buchanan is meer dan de kers op deze rocktaart. Het vlekkeloze gemak waarmee hij, de micro soms een armlengte van zich af houdend, zijn strot laat openscheuren tot hij vakkundig de rillingen in je rug bereikt, is fenomenaal.

'Tell Me Something', met zijn bruisende riff die van de ene geluidbox naar de andere werd gekaatst, liet het publiek in een eerste orgasme uitbarsten. Dat dit viertal uit Los Angeles Britser klinkt dan The Yardbirds is geen toeval. Rival Sons blijkt een onvervalste flashback naar de gouden jaren zeventig. Stomende songs als 'Tell Me Something' en 'Sleepwalker', waarbij Buchanan ook de bluesharmonica bespeelde, deden je het druilerige weer op deze paasmaandag al helemaal vergeten. Muzikaal zat het voor liefhebbers van doodeerlijke, soulvolle bluesrock dus wel snor.

Fysiek was het een ander verhaal. Je kon niet anders dan merken dat deze band aan zijn laatste krachten toe was. Het is, na Rock Werchter en Trix, dan ook al de derde keer dat Rival Sons ons land in minder dan een jaar aandoet. "We zijn al een eeuwigheid op tour, binnenkort gaan we eindelijk naar huis", knikte Jay Buchanan dan ook, waarna hij 'On My Way' opdroeg aan zijn vrouw en jonge zoontje. Dat hij het laatste half uur nog amper bewoog schreef de frontman, lurkend aan een fles rode wijn, toe aan de gladde ondergrond. En in het even compacte als gloedhete 'Pressure & Time' stoorde dat zelfs niet, maar bij de uitgesponnen slotsong 'I Want More' merkte je toch vooral het verlangen naar een warm bed en een knusse haard, de ravissante covers van 'Baby Please Don't Go' en Fleetwoods Macs 'Oh Well' die er door kwamen geslopen ten spijt.

Het is inderdaad tijd voor Rival Sons om terug naar het zonnige Californië te trekken, en er met vernieuwde energie een waardige opvolger te gaan schrijven aan Pressure & Time.

Rival Sons, gezien maandag 9/4 in de Brusselse AB Box.