Direct naar artikelinhoud

We kunnen weer mee

Filip Joos geeft, zoals woensdagavond, commentaar bij de voetbalmatchen van de VRT en is De Morgen-columnist.

Vooreerst een winstwaarschuwing, want zo stel ik me die beursterm voor. De vorige keer toen de Nederlanders over mekaar heen buitelden om de Rode Duivels te bejubelen, was na onze 1-2 thuisnederlaag tegen Spanje, bij het grote publiek beter bekend als 'de match van Vandenborre'. Veel leverde het hosanna van onze noorderburen toen niet op, we gingen niet naar het WK in Zuid-Afrika, en twee jaar later ook niet naar het EK in Polen en Oekraïne. Oppassen dus, niet alleen eigen lof stinkt, ook Oranjelof ruikt zelden fris: we zitten heus nog niet in Brazilië, daarvoor kreeg onze tegenstander woensdag toch weer net iets te veel kansen. Maar toch...

Vroeger kon je je tijdens het zappen wezenloos schrikken, als je van een interland van de Rode Duivels naar een match van pakweg Frankrijk overschakelde: het verschil in tempo was zonneklaar, wij voetbalden traag met bleke kostschooljongetjes, en de anderen snel, met gebronsde atleten. Als de oefeninterland tegen Oranje één iets heeft aangetoond, is het dat: we kunnen weer mee.

We kunnen bij vlagen het tempo dicteren, en er zelfs een schepje bovenop doen, even sneller trappen dan de natuurwetten het toestaan, want dat waren die tien dolle minuten: dat heerlijke gevoel dat je krijgt als je bergaf fietst, je als een bezetene trapt, maar je geen weerstand voelt op de pedalen, voetbal hier te lande eindelijk weer een roesmiddel met een rotvaart. Zoals raspaard Jan Vertonghen richting vierde treffer galoppeerde, hebben we in jaren geen Rode Duivel zien doen. Bart Goor ja, die kon dat ook, zo'n lange inspanning, maar de kop hing schuin, de longen sprongen bijna uit elkaar, de blik raakte vertroebeld. Neen, dan de superieure tred van Vertonghen.

Dat Oranje op dat moment met vier debuterende jonkies in de achterhoede speelde, heeft de wedstrijd mee beslist. Maar het kantelmoment was een fout van een routinier, een man die vicewereldkampioen is en kampioen van Engeland: Nigel De Jong, mannetjesputter op het middenveld, en, dixit Louis Van Gaal, zowat de enige Nederlander die op een geslaagd EK mag terugkijken. Afgetroefd door Dries Mertens, formerly known as Driesje, die het lef had om in een foutje van De Jong te geloven: een mentaliteitswijziging, geen bange Belg meer die ook hoog op het veld verdedigend positie kiest, neen, een boude Belg die risico neemt, op het gevaar af uitgekapt te worden. En die aan dat lef ook nog eens techniek koppelt, want anders was hij nooit voorbij de wild tackelende De Jong geraakt.

Als we ooit echt boven Oranje uitstijgen, is dat moment de symbolische overdracht van de scepter. Eensklaps hadden wij spelinzicht en branie, de twee woorden waar de geschiedenis van het Nederlandse voetbal van doorspekt is.

Ook een invaller trouwens, Dries Mertens, net als Lukaku, en de wonderschone voetballer die Kevin De Bruyne is, als om te onderstrepen wat we eigenlijk al wisten: qua mankracht zitten we er heel warmpjes in, warmer dan Oranje. De kern van deze Rode Duivels is ongekend breed, nooit eerder in de geschiedenis kon een bondscoach uit zoveel spelers kiezen, uit zo veel persoonlijkheden ook, bleek gisteren, en dan zat Kompany nog te genieten langs de zijlijn.

Als we de fine fleur van onze lobbyisten nu eens richting Sepp Blatter sturen (mét een paar zilverlingen desnoods, het doel heiligt de middelen, zoals nog een uitblinker, Steven Defour, in onuitwisbare inkt op zijn arm heeft staan) om ervoor te zorgen dat er voortaan vijf in plaats van drie keer mag (idealiter zelfs 'moet', en helemaal in de perfectste der werelden 'voor het uur') gewisseld worden, kunnen we de tickets richting Brazilië nu echt al bestellen. Waar we - dat is een plechtige belofte - het volkslied van Rusland, Costa Rica en Japan uit volle borst zullen meelalalaën (dat doen we tenslotte bij dat van ons ook). Een hymne uitfluiten is voor mensen met een minderwaardigheidscomplex. En dat hebben we woensdag afgelegd, toch?