Direct naar artikelinhoud

'In deze klas voel ik me tenminste veilig'

De eerste schoolweek is op zich al spannend. Maar het wordt pas echt heftig als je nog maar een maand in het land bent, geen letter Nederlands begrijpt en net je laatste familielid bent verloren in een vluchtelingenbootje op de Middellandse Zee.

"Daar is de speelplaats, en dit is de refter", zegt de lerares traag en uitermate gearticuleerd, en ze doet alsof ze een denkbeeldige boterham naar binnen werkt. "Refter? Don't understand." Verschillende leerlingen in de rondleiding kijken elkaar niet begrijpend aan. Sommigen lijken bang en onzeker, anderen vooral ontheemd. Voor de meeste tieners is het de eerste keer op een Belgische school. Voor sommigen de eerste keer op een school tout court.

Dit zijn de nieuwe leerlingen van de Onthaalklassen voor Anderstalige Nieuwkomers (OKAN) op de Spectrumschool in Borgerhout. Ze komen uit alle uithoeken van de wereld, van Ghana en Spanje tot Syrië, Palestina en Afghanistan. Velen zijn vluchteling, wonen tijdelijk in een nabijgelegen asielcentrum, zijn hooguit nog maar een paar maanden in het land. Hun kennis van het Nederlands beperkt zich in grote mate dan ook tot 'ja' en 'nee'. Het laat zich raden dat het aanleren van schrijfregels, wiskunde en aardrijkskunde dan geen sinecure is. Maar in OKAN in de Spectrumschool doen ze al veertien jaar niet anders.

Een spelletje waarbij iedereen elkaar kopieert moet het ijs breken. Oumaru (17) zit er een beetje onwennig bij. Hij begrijpt niet wat er van hem verwacht wordt. Pas als de leerkracht de spelregels uitbeeldt, ontdooit hij.

Oumaru komt uit Liberia, hij is nu "twee maanden en drie dagen" in België. Alleen. Samen met zijn oom stak hij de Middellandse Zee over in een roeibootje. Oumaru was de enige die heelhuids de Italiaanse kust bereikte. "Mijn oom is verdronken. Ik heb niemand meer", vertelt hij in gebrekkig Engels, de ogen steevast op zijn witte sneakers gericht. Meer wil of kan hij over die "horrortocht" niet kwijt. "Ik ben bang. In mijn hoofd is er nooit rust. 's Nachts slaap ik niet. Dan zie ik al die beelden opnieuw."

Daartegen stelt de stress van een eerste schooldag niets voor. Hij is net blij dat hij naar school kan, zegt hij, ook al begrijpt hij vooralsnog weinig of niets van wat de leerkracht zegt. "Als ik alleen ben, huil ik. Met mensen rond mij en iets om handen vergeet ik dat even."

Nederlands leren

De OKAN-klassen in de Borgerhoutse school tellen nu zo'n 50 leerlingen tussen 12 en 18 jaar, niet ingedeeld per leeftijd (die is vaak toch niet te controleren) maar per niveau. Leerkrachten hebben hier vooral één doel: de jongeren Nederlands leren. In het begin aan de hand van Total Physical Response: objecten aanwijzen terwijl je de juiste benaming declameert, handelingen voordoen, leerlingen woorden laten herhalen. Of het nu geschiedenis, wiskunde of sport is: elke les is eigenlijk een les 'Nederlands spreken en begrijpen' en een les in zelfredzaamheid. Van 'pak die bal' en 'zoek België in de atlas' tot K3-liedjes zingen in de klas.

De lerares wil weten welke leerlingen die vorig jaar al enkele maanden in OKAN zaten de afgelopen zomer veel Nederlands hebben geoefend. Weinig, zo blijkt, op enkele leerlingen na die op zomerkamp zijn geweest. "Mijn familie spreekt thuis enkel Frans", zegt een meisje met grote krullen. Tijd voor een inhaalles dus. "Vertel eens welk dier je zou willen zijn en waarom?" Daar moet het meisje niet lang over nadenken: "Een panter: die is ook zwart, heeft ook mooie ogen en... (haalt uit met haar lange, gelakte nagels). "Klauwen?", snelt de lerares ter hulp. "Ja, klauwen."

Sommigen zijn na twee maanden al klaar om door te stromen naar de gewone klassen, bij anderen duurt het langer. Mustafa (17) verblijft in het asielcentrum in Broechem. Hij is vorig schooljaar in maart gestart in OKAN en spreekt al een aardig mondje Nederlands. Tijdens het telefoonspel in zijn klas voert hij steevast het hoge woord. "Ik ben je aan het bellen, Farad, neem op!"

Zijn brede glimlach lijkt wel op zijn gezicht gebeiteld, behalve wanneer hij vertelt over zijn jeugd in Afghanistan. "Van mijn mama moest ik vertrekken omdat de taliban mensen bleven vermoorden. Mijn papa was al dood, gestorven toen mijn moeder zwanger was van mij." Hij vertrok dik twee jaar geleden ("per boot, bus, vrachtwagen en te voet") richting België omdat zijn tante hier zou wonen. Zijn moeder had niet genoeg geld om mee te reizen. Zijn broer raakte hij op de weg kwijt. "Ik heb al twee jaar niets meer van hem of mijn moeder gehoord. Ik zou haar willen vertellen dat ik op school zit maar ze heeft geen telefoon dus ik kan haar niet bereiken."

Hij pikt woorden en leerstof opvallend snel op voor een jongen die naar eigen zeggen tot voor zeven maanden geleden nooit een voet in een school zette. "In mijn dorp in Afghanistan was er geen school. De eerste dag hier had ik veel stress. Ik kende niemand. En Nederlands is moeilijk. Waarom hebben jullie woorden zo vaak drie verschillende betekenissen?"

Nu wil hij niet meer weg. "Ik kan zelfs al lezen", klinkt het trots. "En iedereen begrijpt mij hier. In de klas voel ik me tenminste veilig."

Hechte band

"We proberen in de eerste instantie vooral leerkracht te zijn en geen sociaal werker", zegt OKAN-lerares Sigrid Pinto de Carvalho. "De kinderen die hier komen hebben net nood aan wat structuur en afleiding. Als ze toch over hun situatie willen vertellen, luisteren we natuurlijk."

Het hele jaar door komen er kinderen bij en verdwijnen er anderen. Omdat ze van asielcentrum verhuizen, of gerepatrieerd worden. "Soms frustrerend, ja, maar het gevoel dat je voor veel kinderen wél iets betekent en een verschil maakt overheerst. Als ze bijvoorbeeld deeltijds al in regulier onderwijs een vak gaan leren. Of als oud-leerlingen binnen springen om ons te bedanken. De band die je met deze kinderen hebt is heel hecht, hechter dan in gewone klassen. Zodra je OKAN-leerkracht wordt, wil je nooit meer terug."