Direct naar artikelinhoud

Hekserij boven de wolken

De Spaanse veroveraars hadden hun dagje niet toen ze Machu Picchu passeerden zonder de stad op te merken. Of ze waren erop uitgekeken om nog eens een Incasite met de grond gelijk te maken. Laten we de conquistadores dankbaar zijn voor dat momentje van zwakheid, want op deze aardbol zul je niet veel vinden dat meer indruk wekt dan Machu Picchu.

In de Andes staan 's werelds hoogste bergtoppen buiten Azië. Hoe zet je daar in 's hemelsnaam een vliegtuig aan de grond? En dan nog in een put in het gebergte, die praktisch helemaal volgebouwd is? De piloot geeft het antwoord door tussen enkele bergtoppen door te zwenken, een scherpe bocht te nemen en zijn vliegmachine op de internationale landingsstrook van Cuzco te mikken, de oude hoofdstad der Inca's op 3.300 meter boven de zeespiegel.

Rond de luchthaven ligt het moderne Cuzco. De meeste gebouwen hebben enkel een voorgevel, de andere muren bestaan uit ruwe baksteen, alsof een afgewerkte woning aanstellerij is. Een echt dak is er meestal niet, je ziet dat de eigenaars er nog een extra verdieping bovenop zullen zetten zodra er weer geld is. Op de voetpaden ligt een laag rood stof, in de straten dolen opvallend veel honden rond. De moderniteit is in verval.

Mijn hotel ligt gelukkig in het historische centrum van Cuzco. De straatjes vernauwen er, de huizen beginnen er gezellig uit te zien, je ziet meer traditionele Quechua-gewaden opduiken. Op een straathoek staat een alpaca te poseren in al zijn wolligheid. Ik sla een steegje met trappen in en vind er het Hotel & Mirador Los Apus. De kamers liggen er rond een overdekte binnenplaats met galerijen en veel koloniaal houtwerk. Het is mijn meest aangename verblijfplaats tot nu toe.

In Cuzco zijn de koloniale huizen gebouwd op oude Incamuren, zodat het originele stratenplan grotendeels bewaard is gebleven. De combinatie van indiaanse en Europese architectuur ziet er mooi uit, maar je moet je maar eens inbeelden welke verwoesting eraan voorafgegaan is. De veroveraars sleepten een grote sloophamer met zich mee die bovengehaald werd zodra een stuk inheemse architectuur in zicht kwam.

Op een heuveltop die uitkijkt boven de stad liggen de ruïnes van Sacsayhuamán. Verwoesting, verwaarlozing en plundering hebben de site geen deugd gedaan, maar de oude Incamuren blijven fenomenaal. Het zijn puzzels van enorme blokken die wonderlijk in elkaar passen. Een handvol Spaanse veroveraars hakte hier lang geleden enkele duizenden krijgers in de pan en toen de lijken opgeruimd waren, moesten de Europeanen even fluiten, eerst van bewondering en vervolgens van achterdocht. Hoe kon een achterlijk, want niet-christelijk, volk zoiets moois gebouwd hebben? Hier moest hekserij in het spel zijn!

Nu nog wemelt het internet van de theorieën die stellen dat de kenmerkende bouwstijl van de Inca's van buitenaardse oorsprong is. "Dit is te perfect gebouwd, de stenen sluiten zo naadloos op elkaar aan dat dit niet het werk van de Inca's kan zijn", redeneert een amateur-antropoloog in een filmpje op YouTube. Ja, de westerse mens kan smartphones maken en video's delen op een netwerk, maar een simpele steen uitkappen ligt ver boven de capaciteiten van de Inca's.

Stoelendans

De volgende ochtend ga ik in alle vroegte naar het treinstation. De trein is het enige transportmiddel naar Machu Picchu, tenzij je helemaal te voet wilt gaan langs het oude Incapad. De tickets zijn duur, zeventig dollar heb ik betaald voor de heenreis. Voor dat geld verwacht ik dat de trein stipt op tijd vertrekt en dat doet hij ook. Terwijl de diesellocomotief zich op gang trekt, beginnen de Amerikaanse toeristen een complexe stoelendans om vrienden en gezinnen weer in elkaars buurt te krijgen. Ik blijf vastberaden op mijn plaats zitten, want ik heb een zitje aan het raam toegewezen gekregen en daar neem ik geen afstand van.

Door de ramen in het dak van de wagon zie je de donkere rook van de dieselmotor. Je ruikt hem ook een beetje, en dat is niet naar de zin van een Amerikaans gezin. "Will the smell go away?", vraagt moeder de vrouw ongerust. Haar man stelt zich recht en begint te klagen tegen de stewards: "How do we get the smoke out of the wagon?" Door uw klep te houden en uw lot te dragen als een man? "There should be a massive discount!", werpt de gringo op.

Vanuit de trein zien we allerlei spectaculaire gebeurtenissen, zoals een ezel die een jongetje omver sleurt, enkele Peruanen die een eucalyptusboom omzagen of een werkman die langs de sporen staat. Telkens reageren de drie Amerikanen rond mij met een gechoqueerd "Oh my gosh!" Het moet prettig reizen zijn als je Amerikaan bent: álles is indrukwekkend, elke scheet is een wereldwonder.

De grijze hemel maakt plaats voor blauwe lucht. Terwijl de trein de hele tijd naar beneden spoort, reiken de omringende bergen steeds hoger, tot voorbij de sneeuwgrens. Tegelijk wordt de vegetatie rondom ons almaar weelderiger. Een hoop tropische bloemen herken ik als de potplanten van mijn moeder.

De trein arriveert in Aguas Calientes, dat officieel Machupicchu Pueblo heet, maar dat brengt enkel verwarring. Het stadje draait volledig op toerisme. Je stapt het station nog maar buiten of je strandt in een overdekt doolhof van kraampjes die je allerlei brol en souvenirs proberen te verkopen. Gelukkig heeft mijn hotel iemand gestuurd om me wegwijs te maken. Michael leidt me via een wirwar van steegjes en steile trappen naar de Rupa Wasi Lodge.

Het nevelwoud in

Ik gooi mijn reisgerief in het Spartaanse kamertje, trek meteen mijn wandelkleren aan en begin te marcheren langs de treinsporen. Algauw zie ik een trap die de wandelaar het nevelwoud in voert. De berg die ik beklim, de Putucusi, heeft zulke steile wanden dat je hier en daar met houten ladders omhoog moet. Eén ladder is zo'n dertig meter hoog en mist enkele dwarsbalkjes. Ik klim voorzichtig, want als je hier wegglijdt, klets je tientallen meters dieper op een van de rotsen in de rivier en breek je al je botten.

Pas helemaal bovenaan op de top van de Putucusi krijg je aan de overkant van de vallei Machu Picchu te zien. Dat moment jaagt een siddering door je hele lijf. Je kunt niet geloven dat er zoiets bestaat, maar wat daar tussen twee bergtoppen ligt te glanzen in de ondergaande zon is echt. Dit is nog veel extremer dan Petra. Hoe hebben die dekselse Inca's het voor elkaar gekregen? Zelfs Rio is niet groot en mooi genoeg om dit wonder te overtreffen.

In het hotelletje spreek ik af dat ik om vijf uur zal ontbijten, dan kan ik in alle vroegte beginnen te klimmen, wanneer het nog niet te warm is. Het is nog duister als ik Aguas Calientes verlaat en er hangt mist. De eerste bussen vol toeristen rijden mij bijna in frieten.

De klim naar de ingang duurt een uur. Er hangt nog altijd mist, slechts een eenzame hoge top steekt boven het wolkendek uit. Dan opeens verschuiven de wolken, alsof er een gordijn opengaat, en zie je de oude stad en de vallei en vind je de woorden niet om te beschrijven hoe mooi dat is. Een dikke Amerikaanse vrouw helpt mij uit de nood: "Oh, isn't that gorgeous?"

Het ticket dat ik heb geboekt, geeft me ook toegang tot Montaña, de hoogste berg naast Machu Picchu. Anderhalf uur duurt de beklimming en het is druk op de ruwe bergtop. Een dertigtal bezoekers wacht tot de wolken verdwijnen. Wanneer dat gebeurt, blaast het zicht je omver. De vele Amerikanen weten met hun enthousiasme geen blijf, straks stuiken ze nog collectief naar beneden.

Amerikaanse mama's en papa's beginnen als gekken familiefoto's te nemen met de oude bergstad als achtergrond. "Dylan, Ryan, in the picture, NOW!", brult een moeder. De jongens kijken meer naar de lens van haar camera dan naar het spektakel van berg, dal, ruïne en wolken beneden.

"Much too cloudy. I want my money back", grapt een Amerikaan. Er zijn helemaal niet te veel wolken, zij zorgen er net voor dat het uitzicht de hele tijd verandert. Door gedurig op en van hellingen te glijden brengen de wolken leven in het landschap. Je wilt maar blijven kijken, je moet jezelf dwingen om weer naar beneden te keren en de rest van Machu Picchu te ontdekken.

Vóór het eigenlijke Machu Picchu passeer ik eerst de Zonnepoort en de Incabrug. Die laatste stelt op zich niet veel voor, gewoon enkele houten planken. Het is de setting die je kippenvel bezorgt. De Incabrug overspant een onderbreking in een pad langs een verticale klif. Voorbij de Incabrug, die zelf ontoegankelijk is, zie je de overwoekerde richel die de Inca's eeuwen geleden gebruikten als toegangsweg tot Machu Picchu. Maximaal een meter breed, een paar honderd meter boven de bodem van de vallei.

Zelfs het pad waarop de bezoekers wandelen, is een nachtmerrie voor hoogtevrezers, ook al staan er nu muurtjes en hangen er touwen. Een groepje Russen heeft echter zijn voorzorgen genomen: allen hebben ze een kussentje rond hun poep gebonden. Als ze naar beneden storten en al hun botten voelen versplinteren, zullen ze tenminste hun staartbeentje niet kneuzen, want dat is té pijnlijk.

De dag is bijna voorbij eer ik aan het eigenlijke Machu Picchu kan beginnen. Dat is natuurlijk prachtig, al is er veel kapotgegaan door plundering en verwaarlozing. Zelfs de terrassen op de steile bergflanken imponeren. Af en toe ligt er wel een lama in de weg, maar het is niet nodig die beesten een schop tegen hun achterste te geven, want ze gaan gewillig uit de weg.

Ik heb absoluut geen zin om al te vertrekken, maar ik heb geen eten en drinken meer en zelfs niet genoeg geld om een flesje water te kopen. Ik moet het stellen met een appelsapje en dat geeft me gelukkig nieuwe superkrachten. Ik spurt de berg af, iedereen die mij probeert te volgen, sterft in mijn kielzog.

Hoe dichter ik het hotel nader, hij meer ik de stiptheidsacties van mijn lichaam voel. Mijn onderste ledematen eisen betere werkomstandigheden of ze dreigen met staking. "Moet jij niet nog een wereldwondertje bezoeken in Mexico?", vragen ze venijnig. God ja, helemaal vergeten. "Ach, staak gerust, na Machu Picchu kan dat zevende wereldwonder enkel uitdraaien op bittere ontgoocheling", bluf ik. Ik weet dan gelukkig nog niet hoe juist die voorspelling is.

---

EXOTISME ***

De meeste Peruanen in Cuzco hebben nog indiaanse trekken, sommige vrouwen lijken zelfs oosters. De straatnamen zijn overwegend in het Quechua, maar Spaans is de voertaal en met Engels kun je overal terecht. In mijn hotel zijn ze zelfs verbaasd dat ik Peruaanse soles op zak heb en geen dollars. Hoewel er niet te ontsnappen valt aan de Europese cultuur - in één café hangt het plafond vol vlaggen en de Vlaamse Leeuw is de grootste - voel je nog de geest van de Inca's. Hun traditionele kledij dragen vrouwen niet alleen voor de toeristen, maar ook wanneer ze het land bewerken. Het Incarijk is allang verdwenen, maar hun erfenis is niet helemaal kapot.

BANG ZIJN VOOR

De hoogte

"Wat?! Te voet naar Machu Picchu klimmen? Neem maar de bus, zodat je geen last krijgt van hoogteziekte!", waarschuwt chef nieuws Kim Herbots. Ach, hoogteziekte is voor sukkels. Maar in Cuzco krijg ik toch te maken met de symptomen: kortademigheid, lichte hoofdpijn, slapeloosheid. In de meeste hotels en restaurants staan er zuurstofflessen, maar ik vertrouw op cocathee en pisco sour. Gelukkig ligt Machu Picchu lager dan de oude hoofdstad der Inca's, daar kan ik probleemloos bergen opklimmen.

Massatoerisme

Van geen enkel ander wereldwonder wordt zo vaak gezegd dat het massatoerisme het ten gronde aan het richten is. Dat is niet alleen slecht nieuws voor de site zelf, maar ook voor de toerist die niet van andere toeristen houdt. Maar ik heb geluk: ik kan zonder aanschuiven naar binnen en het valt uitstekend mee met de drukte. Alleen: wat zijn die Amerikanen toch luid.

Panfluiten

Spirituele westerlingen pronken graag met new age cd-rekken en geheid zit daar panfluit uit de Andes tussen. Wel, ik ben er niet voor. Een beroepsverbod voor panfluitisten hoeft niet, maar hun instrument mag wel afgepakt en verbrand worden. Hier in Peru is er echter niet aan te ontsnappen. In het hotel in Aguas Calientes leggen ze bij het ontbijt zelfs panfluitversies van westerse hits op. Op de trein heb ik wel iets spacy gehoord met panfluiten en synthesizers uit de seventies, dat fantastisch klonk.

HET ETEN

Peru is het land voor foodies. Cuzco bulkt van de fijne adresjes. In Al Gustitos de Loli eet ik de beste ajuinensoep uit de recente wereldgeschiedenis, gevolgd door steak van alpaca, mals en smaakvol. In A Mi Manera eet ik de plaatselijke schotel lomo saltado, een soort Thais wokgerecht van rund met tomaat en ajuin, plus frieten en rijst - onverwacht lekker. In Aguas Calientes staat er naast mijn hotel een prima keet: The Tree House. Daar eet ik een Guinees biggetje, het beste van kip gekruist met het beste van konijn. Terug in België zal ik me moeten inhouden om niet naar een dierenwinkel te stappen voor zo'n beestje.