Direct naar artikelinhoud

Blues Peer mikt op de onderbuik

Onder een brandende zon genoot het bluespubliek in Peer voor de 22ste keer van oude glories en jonge snaken die het verleden zorgvuldig reanimeerden. Afgelopen weekend is het Belgium Rhythm & Blues Festival met twintigduizend bezoekers een belangrijke speler in het festivalseizoen geworden.

Door Gunter Van Assche

PEER l De ruige baarden, walrussnorren, bierbuiken, ongewassen shirts en bikerhelmen waren opnieuw in overvloed aanwezig op het bluesfestival van Peer.

Elk jaar verzamelen bluesfanaten en bikers op de Limburgse weide voor een loom onderonsje waarbij het bier lustig stroomt en de muziek voornamelijk dient als een perfect glijmiddel voor begeesterde gesprekken. Het bluesfestival is in feite een gezellige bikerkroeg die uit zijn voegen is gebarsten. Het evenement mikt dan ook volop op de onderbuik, niet alleen door overmatige bierconsumptie, maar evenzeer door het bruinekroegenverdriet van de passerende acts.

Niettemin bleken ook een paar groepjes vrolijke twintigers dit jaar de weg naar de wei te hebben gevonden, al kwamen zij evenmin voor de bands. Languit lagen ze op de grasmat te luieren, amper gefascineerd door de straffe set van Guy Forsyth (zondag, JJJJ), die er zelfs niet voor terugdeinsde om een likje Tom Waits of Pink Floydpsychedelica in zijn blues te integreren. Spannend en fel.

Maar naar het Rhythm & Bluesfestival van Peer komt een mens niet noodzakelijk om verrast te worden, zo bleek. Oerdegelijke bluesriffs, uitgesponnen gitaarsolo's en rauw verdriet zijn er elk jaar weer. Ook dit weekend kon je je er dus, tussen twee zonnesteken door, laven aan een overdosis deltablues, rootsmuziek en de passage van enkele veteranen als headliner.

Als het Limburgse festival al eens buiten de lijntjes wil kleuren, doet het dat erg voorzichtig: de skaband Dr Blue Beat moest vrijdag de gemoederen verhitten, als opener voor twee man en een paardenkop. Het overgrote deel van het publiek komt toch nog altijd voor de bluesy achtergrondmuziek van het festival. Zelfs knappe soulmadammen als Irma Thomas, die Ronnie Spector te elfder ure moest vervangen, en Bettye LaVette (zie bespreking) konden maar op een beperkt publiek rekenen, en er was veel geroezemoes achteraan in de tent.

Vreemd genoeg bleken de oren van de festivalgangers dan wél weer te staan naar het vrij futloze concert van headliner Gary Moore (zaterdag, JJ). De Noord-Ierse gitarist speelde de laatste vier decennia bij Thin Lizzy, Skid Row en Colosseum, en bracht vijftien jaar geleden de indrukwekkende soloplaat Still Got the Blues uit, waarmee hij een nieuwe generatie bluesgitaristen inspireerde. Wie op basis van dat curriculum ook een legendarisch concert durfde te verwachten in Limburg, was eraan voor de moeite. Met zijn verwilderde haardos leek de bluesman sterk op een weerwolf, maar zijn monotone show kabbelde voort. Veel verschroeiender was het Matt Scofield Trio (zaterdag, JJJ), net als Susan Tedeschi (zaterdag, JJJ). Die eerste speelde het bloed uit zijn vingers met razendsnelle, inventieve solo's, terwijl Tedeschi het minder macho aanpakte, met bijzonder gestileerde blues. Otis Reddings 'Security' bracht ze tot een geweldig einde, genoeg om de 35-jarige freule heel dicht tegen de boezem aan te drukken. De boekhoudersblues van Nick Moss & The Flip Tops (zondag, JJ) liet ons uiteindelijk ijskoud. Mathematisch zat elk akkoord op zijn plaats, maar het geheel klonk stomvervelend en overberedeneerd. Niet dat het bluesvolkje daar enigszins rouwig om was, te horen aan het applaus. Maar ja, good vibes zijn dan ook een tikkeltje makkelijker te genereren als je tien Grimbergens in je maag hebt.