Direct naar artikelinhoud

Duitsland is verdeeld over verbieden van extremistische partij

In Duitsland is het debat opgelaaid over een mogelijk verbod van de rechts-extremistische NPD. De deelstaten staan op het punt de hoogste grondwetrechter te vragen de partij te verbieden.

Directe aanleiding vormen de tien zogeheten 'dönermoorden' op vooral Turkse en Griekse middenstanders. Die werden tussen 2000 en 2007 gepleegd, maar kwamen pas in 2011 aan het licht. Tussen de NPD en de daders, die tot de nationaalsocialistische NSU behoorden, zouden banden bestaan. Onder de deelstaten is er consensus dat 'een dergelijke partij in ons land niet thuishoort'.

De voorstanders van een verbod vinden dat 'een weerbare democratie' geen ruimte hoort te geven aan partijen die zich tegen de democratische grondslag van Duitsland keren. Dat de NPD dat doet, lijdt voor hen geen twijfel. De neonazi's willen een 'autoritaire staat', waarin autochtonen boven allochtonen worden voorgetrokken, Dat staat haaks op het in de grondwet verankerde gelijkheidsbeginsel.

Daarentegen heeft de minister van Binnenlandse Zaken, de conservatief Hans-Peter Friedrich, in diverse interviews aangegeven "erg sceptisch" tegenover een verbod te staan. Hij wijst erop dat de NPD bij verkiezingen zelden meer dan 2 procent haalt. Volgens hem speelt alle aandacht voor een verbod de partij in de kaart. Juridisch is zijn mening niet relevant. Maar politiek telt hij uiteraard wel mee. Dus lobbyen de deelstaten bij zowel de rest van de regering als het parlement.

Dat valt nog niet mee, ook al komt er een verkiezingsjaar aan en staan politici niet graag bekend als 'slap' tegenover het bestrijden van extreem rechts. De sociaaldemocratische SPD is voor, maar de Groenen zijn tegen omdat de procedure met onzekerheden is omgeven. Op rechts zijn zowel de CDU als de CSU intern verdeeld. Zo vindt minister Friedrich zijn partijvoorzitter, Horst Seehofer, en CSU-prominent Alexander Dobrindt tegenover zich. De laatste ergert zich vooral aan het belastinggeld dat de NPD ontvangt: "Dat kunnen we niet tolereren. In veel regio's ervaren we een opleving van zeer goed georganiseerde, doelgericht handelende extreem rechtse groeperingen."

De tegenstanders wijzen erop dat een eerdere poging om de in 1964 opgerichte NPD te verbieden mislukt is. In 2003 kwam de rechter tot het oordeel dat de bewijsvoering dubieus was. De NPD was door veiligheidsdiensten geïnfiltreerd. Daardoor was het toen niet duidelijk of de bewijzen nu het werk waren van infiltranten of neonazi's.

"Die fout zal nu niet meer worden gemaakt, de les van 2003 is wel geleerd", meent Karsten Koschmieder, politiek wetenschapper aan de Vrije Universiteit in Berlijn en gespecialiseerd in extreem rechts. Dat betekent volgens hem nog niet dat een partijverbod ook zal worden uitgesproken. De hamvraag is, of de rechter een "actieve, strijdbare houding" tegen de Duitse democratische principes bewezen acht. Behalve woorden zijn daar ook daden voor nodig.

"Bewijzen die aangeven dat de NPD in verband kan worden gebracht met de 'dönermoorden' zouden zeker helpen", zegt Koschmieder, wijzend op het racistische karakter van die moorden. Tot dusver zijn er wel krantenberichten over die banden verschenen, maar onzeker is of de rechters de bewijzen voldoende sterk vinden.

De gang naar de rechter gaat in ieder geval jaren duren en de uitkomst is onzeker, zo benadrukt Koschmieder. Niet alleen kan de grondwetrechter tot het oordeel komen dat de bewijsvoering onvoldoende sterk is, maar daarna kan de NPD nog naar het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. "Dat hof heeft al bewezen dat het veel hogere eisen stelt aan een verbod van een politieke partij dan ons hof. De kans is dus aanwezig dat de Europese rechter een eventueel Duits verbod zal terugdraaien."