Direct naar artikelinhoud

Bank vooruit in het digitale klaslokaal

Als uw koters woensdag weer in de schoolbank kruipen, wordt de kans groter en groter dat hun klaslokaal er heel anders uitziet dan vorig jaar. Scholen digitaliseren namelijk in toenemende mate hun infrastructuur, onder meer met interactieve schoolborden.

Groep Vanerum is leverancier van interactieve leeromgevingen waarin het SMART Board centraal staat

De belangrijkste leverancier van dergelijke borden is de groep Vanerum uit Diest. Een klassieke schoolbanken- en schoolbordenfabrikant, die de laatste jaren zijn hele strategie heeft gekeerd naar het digitale klaslokaal.

Weg met die stoffige handjes: meer en meer Vlaamse scholen beginnen het klassieke schoolbord te vervangen door een digitale variant. Daarmee kan bijvoorbeeld een leerkracht biologie, geschiedenis of aardrijkskunde zijn les op een veel levendigere en interactievere manier geven, met beelden, geluid en video. In zekere zin vervangt het digitale schoolbord niet alleen het klassieke bord met krijtjes, maar ook oudere ‘nieuwe media’ als didactische borden, de videospeler en de projector. De leerkracht sluit zijn laptop aan op een beamer, die gericht is op het digitale schoolbord. Dat toestel geeft vervolgens informatie terug aan de computer, omdat een druk op het oppervlak in essentie een muisklik simuleert.

De belangrijkste Belgische leverancier van dat soort borden is Vanerum uit Diest. En de zaken gaan goed: het bedrijf denkt dit jaar alleen al 10.000 tot 15.000 van die zogeheten SMART Boards (een type digitale schoolborden van de Amerikaanse fabrikant SMART Technologies, die het bedrijf importeert) te slijten in België, Nederland en Duitsland.

“Toen ik in 1991 de eerste keer zo’n digitaal bord zag, dacht ik meteen: dit wordt een trend”, zegt Gert Van Erum, zoon van de oprichter, CEO en bestuursvoorzitter van het bedrijf. “Het product zelf liep namelijk parallel met een trend die we al langer zagen in bedrijven: de flipchart en het bord werden meer en meer vervangen door beamers en laptops waarop PowerPointpresentaties werden getoond. Je ziet dus een onmiskenbare trend in een andere sector, en de technologie om die door te trekken naar de onze is voorhanden. Dan tel je al snel de twee samen.”

Sinds 2000 begon Vanerum zich meer en meer te positioneren naar een leverancier van digitale leeromgevingen waarin het SMART Board centraal staat, en sinds een jaar of vijf is dat het speerpunt van het bedrijf. Een serieuze breuk met de producten die het daarvoor aan de man bracht. Vanerum begon in 1968, toen vader Robert Van Erum begon met de verkoop van het bekende beukenhouten schoolmeubilair en de groene schoolborden. In de jaren 80, na de overname van een van zijn leveranciers, ging de groep ook zijn eigen materieel produceren. Vandaag (afgemeten aan cijfers uit 2009) haalt het bedrijf een omzet van 58 miljoen euro, telt het twee vestigingen in België en telkens één in Nederland, Duitsland en de Verenigde Staten. Er werken 300 mensen. De helft van de omzet, zegt Van Erum, komt nu al uit de digitalisering van het klaslokaal.

Mee zijn met die digitale revolutie is echter vaak een zware dobber voor een schoolbudget: een SMART Board, een pc en wat randapparatuur zijn het minimum voor het geven van interactieve presentaties. Dat kost op zijn minst 3.000 euro voor één klas, veel meer dan wat het ICT-budget van een gemiddelde school kan dragen. Het merendeel van de Vlaamse klassen heeft dan ook nog niets van doen met het beeld waarrond Vanerum nu zijn hele strategie heeft gebouwd. Heel wat ICT-beheerders van scholen kopen eerst ‘gewone’ informaticaproducten aan, zoals computers en misschien een beamer. SMART Boards en hun randapparatuur blijven voorlopig eerder iets om, zoals de computerklassen vroeger, in een soort ‘evenementenklas’ onder te brengen.

“Heel wat Vlaamse scholen kampen met financieringsproblemen, dat is geen geheim”, zegt Van Erum. “Maar je kunt dat niet veralgemenen. Je ziet ook heel veel verschillen: van zuil naar zuil, van basis- naar voortgezet onderwijs, enzovoort. En het klopt dat de aandacht eerst naar algemene ICT-infrastructuur gaat. Maar als er écht geen geld voor was, dan verkochten we niets, en dat is niet het geval. De laatste vijftien jaar zijn de prijzen voor apparatuur om het klaslokaal echt digitaal te maken ook tienmaal kleiner geworden. Die evolutie ga je blijven zien.”

België is traag in het adopteren van digitale leeromgevingen, zegt Van Erum, maar niet het traagst. Nederland, Groot-Brittannië en de VS zijn voorlopers, maar Duitse en Franse schoolklassen staan dan weer veel verder van de digitalisering af dan de onze. Nochtans is bij de voorlopers wel een zekere correlatie getoond tussen die digitalisering en betere schoolresultaten.

In Groot-Brittannië, bijvoorbeeld, bleek er een duidelijke, landelijke toename in de basiskennis van de moedertaal na de invoering van digitale schoolborden ten opzichte van vijf jaar daarvoor. Pedagogen betwijfelen of dat uitsluitend door de invoering van nieuwe technologie komt (ook op gebied van algemene leermethoden is er de afgelopen jaren heel wat gebeurd), maar over één ding zijn ze het wél allemaal eens: digitale schoolborden verhogen de interactie, en werken daardoor motiverend.

“Een jonge gast die op tv naar Pokémon kijkt, ondertussen zijn Nintendo DS vasthoudt en een computer met een chatprogramma naast zich heeft staan: probeer die nog maar eens te boeien met een groen bord en een stuk krijt”, zegt Van Erum. “Mensen worden vandaag meer veel gestimuleerd door visuele prikkels dan tien, vijftien jaar geleden, en dat geldt zeker voor kinderen en jongeren. Ook in het bedrijfsleven draait het veel meer om omgaan met informatica, PowerPoints, dingen kunnen voorstellen. Je kunt niet anders dan die trend volgen. Dus als je vraagt: is dat nodig? Absoluut. Moet je dan constant via een digitaal schoolbord lesgeven? Natuurlijk niet. Er zullen altijd lesmethodes zijn waarin er niet eens een bord nodig is. We zullen altijd boswandelingen blijven maken.”

Behalve de financiering staat er op dit moment nog een tweede rem op de evolutie naar een digitaal klaslokaal: er is te weinig inhoud voorhanden die gebruik maakt van het interactieve schoolbord. IJverige leerkrachten die al met zo’n bord werken, kunnen tot op zeker hoogte zelf ‘SMART Board-lessen’ maken en die ook delen via internetsites als Klascement.net. Ook gereputeerde onderwijsuitgeverijen - zoals het Wommelgemse Van In - leveren meer en meer interactieve bordinhouden naast hun klassieke schoolboeken. “Maar het is allemaal te verspreid”, zegt Van Erum. “Nu ben je afhankelijk van de inzet van individuele leerkrachten. Men moet ervoor zorgen dat er een standaard is: anders krijg je in het tweede leerjaar een leraar die heel erg gemotiveerd is en allerlei straffe dingen maakt op dat SMART Board, en in het derde ineens niets meer. Dat kan niet: er moet een plan achter zitten. We moeten een soort iTunes hebben: een gecentraliseerd, gestructureerd punt op het internet, waar je onderwijsinhoud kunt downloaden of kopen.”

Ook voor de andere helft van Vanerums zakencijfer - schoolmeubilair - wordt de neus in de richting van digitalisering gestoken. Het aandeel van de klassieke activiteit groeit mee met de toegenomen omzet uit digitale oplossingen. “Het digitale is boven op onze klassieke activiteit gekomen, en is veel sneller gestegen. Maar ook de verkoop van meubilair stijgt elk jaar een beetje”, zegt Van Erum. “De twee houden elkaar in evenwicht. Ook proberen we ons klassieke aanbod te vernieuwen, rekening houdend met de nieuwe klasomgeving waar we naartoe werken. Tafels en stoelen moeten bijvoorbeeld toelaten om vaak op te staan en weer te gaan zitten, omdat leerlingen in de toekomst veel vaker naar het bord worden geroepen. En om groepjes te vormen, want ook groepswerk wordt steeds belangrijker. Ook willen scholen meer en meer hun eigen nadruk leggen op het interieur van hun klassen: de naoorlogse eenheidsworst ebt stilaan weg. Dat betekent voor ons dat we kleinere reeksen maken, en meer luisteren naar de wensen van een school.”

De digitale schoolborden en andere apparatuur worden geïmporteerd, maar het schoolmeubilair wordt nog steeds binnen het bedrijf zelf ontworpen en geproduceerd, in de twee Belgische vestigingen. Er is een Roemeense satelliet, maar het belang daarvan neemt zienderogen af, omdat beukenhouten zitvlakken en rugleuningen - de componenten die daar worden geproduceerd - minder en minder voorkomen in het aanbod. “Ik heb nooit meegedaan met die trend om meteen de hele productie naar Oost-Europa te verhuizen”, zegt Van Erum. “Het is veel goedkoper, maar je vergeet de andere elementen: taal, cultuurverschillen, boekhoudregels, mentaliteit, afstand. Dat allemaal managen is bijzonder moeilijk.”

Wat de afgelopen jaren wél vaker en vaker gebeurt, zijn overnames. Dit jaar slokte het bedrijf bijvoorbeeld Belisia uit Bilzen op, dat jarenlang de belangrijkste concurrent was. En dankzij een belang in het Amerikaanse Stelter Partners heeft Vanerum nu ook een voet aan de grond in de VS. “We zijn te klein voor een verwervingstocht op de Amerikaanse markt, maar we zijn tevreden met alles wat we daar afzetten: het is een enorm grote markt”, zegt Van Erum. “De kruimels die daar van tafel vallen, zijn voor ons nog altijd een serieuze boterham.”