Direct naar artikelinhoud

Comeback Kid Medellín

Twintig jaar geleden was het Medellín van de notoire drugsbaron Pablo Escobar het moordlustigste oord onder de sterren. Vandaag blaakt de Colombiaanse stad van veerkracht en vernieuwingsdrang. Er is leven na de hel.

Een januari-ochtend halfweg de jaren negentig. De lange weg van de luchthaven naar de stad slingert zich door naaldbossen en weiden. Idyllisch in het landschap, tussen tropisch vee en bomen vol orchideeën, staan kleine boerderijen, fincas. In de bus stroomt genereus de zon binnen.

Maar in Medellín is niets wat het lijkt. Even tevoren hebben leger en politie in Hollywoodstijl korte metten gemaakt met het imperium van Pablo Escobar. Kartelbons Pablo, het rijkste en machtigste heerschap van Colombia, is niet langer van het ondermaanse. Radeloos zijn zijn trawanten uit elkaar gestoven, een mitrailleur in de ene, een smak dollars in de andere hand. Als ongeleide projectielen, dealend in drugs en dood, teisteren hun bendes de sloppenwijken.

Andere watjes doen niet onder: in de volksbuurten hebben revolutionaire guerrilla's als het ELN hun milities geposteerd, prille twintigers met kalasjnikovs. Buiten de stad, op het platteland, staan de guerrillero's zelfs sterker dan ooit en zijn ook de beruchte FARC actief. De asfaltweg waar we overheen razen, heet alleen bij daglicht veilig. Relatief veilig, want een ontvoering is een klus van niemendal. Meer dan een minuut heeft een commando niet nodig; menige Colombiaan is hier, op deze route, uit zijn voertuig gesleept.

Aan de overkant van het ideologische spectrum, maar met diepere wortels in banditisme en trafiek, staan de paramilitaire doodseskaders. Complete dorpen hebben deze jongens uitgemoord. Als je het water maar wegneemt rondom de vis, de marxistische rebellie dus, dan spartelt hij vanzelf naarboven, zo redeneren ze. Onder het leiderschap van Carlos Castaño hopen de paramilitairen van het AUC zichzelf een politiek gezicht te geven. Mokerhard, aartsconservatief. Contacten in het Congres en bij de strijdkrachten, zo blijkt uit getuigenissen, hebben ze in overvloed.

Voorwaar, geruststellend klinken de verhalen in die dagen niet. Hevig rokend, haarspeldbocht na haarspeldbocht, davert mijn vehikel het Aburrá-dal in. Plots ontrolt zich, eerst rechts, daarna links, honderden meters dieper, een oceaan van baksteensloppen. De keetjes golven over de met smog behangen flanken van de Andes. Alleen in het centrum, als een rots in de branding, als een baken van sociale gespletenheid ook, staat hoogbouw. Daar ligt dus de stad. Dit is Medellín.

Tweede leven

Aan de vooravond van Pablo's val was Medellín goed voor een ijzingwekkende 381 moorden per 100.000 inwoners. Op de akeligste plek van de planeet vielen dagelijks meer kogeldoden dan in het Beiroet van de Libanese oorlog.

Hoe anders is de aanblik anno 2013. Sporadische controle bij het in- en uitrijden wil er nog wel zijn, maar veel checkpoints zijn opgedoekt. Agenten in fluo hesjes fouilleren chauffeurs, werpen een haastige blik in de autokoffer en gebaren dat de rit kan worden voortgezet. Ook in het holst van de nacht is de weg van en naar Rionegro, de luchthaven, vandaag berijdbaar. Niets meer aan de hand.

Ooit repten burgers zich om zonsondergang te halen, nu doen ze het om zich aan de pico y placa-wet te houden. Op grond van die regeling mogen nummerplaten het ene spitsuur wel, het andere niet de straat op.

De doorgeroeste Renaultjes die destijds de dienst uitmaakten, blijken stilaan verzamelobjecten geworden. Ze zijn vervangen door een fonkelnieuw wagenpark met glimmend grijs, chic zwart en dure snufjes. De torens van toen staan er nog altijd, maar ze zijn gerenoveerd en hebben fraai gedesignede mededingers gekregen. Evenwijdig aan de rivier, als een tweede levensader, loopt - strak, cool en functioneel - de metro. Daarop aangesloten kabelbanen voeren hun inzittenden met geruisloze elegantie naar de hoogst gelegen buurten.

Ofschoon mijn taxi Medellín nog maar half binnengereden is, is de eerste indruk raak: de Stad van de Eeuwige Lente is aan een tweede leven begonnen, ze is een veerkrachtige Comeback Kid, het schoongeschrobde huis van 3,5 miljoen Paisas.

Vredig

Natuurlijk, de ommekeer kwam er niet van gisteren op vandaag, evenmin als het verleden plots voorbij zou zijn, witgewassen in promo en pep, ingemetseld, gedeleted. Veel levensverhalen bulken van het vergoten bloed, in sommige buurten blijven doden vallen en ontregelen bendes het samenleven. Hoewel het decennia oude Colombiaanse conflict aan intensiteit heeft ingeboet en Bogotá prille vredesgesprekken voert met de FARC, sluimert het geweld voort. Anders dan weleer wordt het echter officieel uitgesproken. Ook in Medellín: de stad ontkent de hecatombe niet langer, ze kijkt haar uitdagend in het gezicht.

Al doet ze ook dat in de trant die haar tot ver over de grenzen hoge ogen doet gooien: met kunst en bouwkunst. Bij wijze van aanzet tot symbolische reparatie voor de duizenden slachtoffers van het conflict, nam het stadsbestuur een jonge architect in de arm. Aan het vernuft van Juan David Botero, naamgenoot van de beroemdste schilder van Medellín, is ten oosten van het centrum het superbe Casa Museo de la Memoria ontsproten. Het 'geheugenhuis' gaat over enkele weken open en herbergt naast een documentatiecentrum ook een historisch museum, een boekenzaak en een auditorium.

"Dit is onze poging om onze medeburgers te doen erkennen wat er gebeurd is en wat er nog altijd gebeurt," verklaart ondersecretaris ('schepen') voor mensenrechten Yomar Andrés Benítez, zichtbaar onder de indruk. "De wereld telt een vijftiental musea zoals dit, met dat cruciale verschil dat ze allemaal ná het conflict ontstonden. Bij ons is het conflict nog bezig."

In Botero's structuur overheersen grijs, wit en zwart. Het enigszins Álvaro Siza-achtige blok heeft een vredige tuin die naadloos in het heraangelegde Bicentenario-park overloopt en waar bezoekers luisterpalen in inox ter beschikking hebben. Daaruit klinken verhalen van nabestaanden en ooggetuigen. Verderop ligt een plantsoen waarin massa's naamplaatjes zijn geplant: 'Jair Jesús Estrada. Moordslachtoffer 2001', 'Luís Alberto Peña Carvajal. Moordslachtoffer 1997', 'Róbinson González. Ontvoerd en verdwenen 2001.'

"Het verleden zijn bestaansrecht geven, is bouwen aan de toekomst", gaat Benítez door. "De kleuren staan voor duisternis en licht, voor verwachting als antwoord op de gruwel. Toegegeven, het opzet is niet zonder risico's en een slachtoffer kan hier een dader tegen het lijf lopen. Elementair is echter dat de burgers zich het streven naar gerechtigheid en vrede eigen maken."

Weg structuur

De burger, el ciudadano. Hij zit in het hart van het sociaal contract dat de stad met hem gesloten heeft. We schrijven 2004. Onder het visionaire leiderschap van burgemeester Sergio Fajardo, een wiskundige die zich niet verbrand had aan de klassieke politiek, kiest Medellín voor grootschalige investeringen in gemeenschapsontwikkeling. In onderwijs en opleiding, in openbaar vervoer, sport en architectuur, in veiligheid. Als tegenprestatie moeten de gebruikers, veelal kinderen van boeren die door oorlog en misère stadswaarts gedreven werden, de publieke ruimte bevolken en schoon houden.

De prelude tot het frisse beleid had de pas gebouwde metro al geleverd, enkele jaren eerder. Met het project 'Cultura Metro' schopte Medellín zijn burgers een sociaal geweten dat ze later ook elders in hun stad gingen toepassen: voor een kaartje hoor je te betalen, medeburgers met een handicap help je aan een zitje, afval hoort selectief in deze of gene bak, enzovoorts. Het morele appel staat op kleurrijke affiches, is verwerkt in hippe gadgets, galmt door luidsprekers op het perron. Burgerzin, hoopten de beleidslui, zou de opstap worden naar vredescultuur.

Dát, maar vooral ook een door Bogotá gestuurd proces van demobilisering, ontwapening en herintegratie van illegale groepen, maakte Medellín jaar na jaar minder moordziek. Is het geweld vandaag niet weg, dan is de metropool maar wat trots dat ze de top 10 van meest violente steden ter wereld achter zich gelaten heeft.

Leraar in rolstoel

De 37-jarige Carlos Cano weet er alles van: zijn levensparcours houdt tred met dat van zijn woonplaats. Ook door Comuna 4, de volksbuurt waar Carlos opgroeide, waarde in de jaren '80 het spook van de drugs. "Dat van het snelle geld, dus. Ik hing met vrienden op straathoeken rond; over meer dan vrouwen, motors en wapens spraken we niet. We begonnen te jatten, waagden ons aan een trafiekje, gingen dealen. Iedereen keek gefascineerd naar Pablo Escobar."

Carlos herinnert zich zijn bitterheid toen hij Escobars dood vernam, eind 1993. "We zaten zonder werk, in plaats van aan één zeel te trekken, gingen de combos elk hun eigen weg. De structuur was zoek."

Op dat moment, zegt de man, deden de paramilitairen van het AUC hun entree. "Hier in Medellín runden ze het Bloque Metro, hun stadsleger. 'Wie niet met ons is, is tegen ons', riepen ze. Het was een kwestie van tijd voor we ons bij hengevoegd hadden."

Carlos is leraar. In het Opleidingscentrum Vrede en Verzoening ('Cepar'), een instelling voor ontwapende strijders die hun secundaire school nog willen afwerken, doceert hij wiskunde. Carlos, ruitjeshemd en sweater, een en al keurigheid, zit ook in een rolstoel. "Verlamd na een schietpartij in 1998", zegt hij. "Het werk van milicianos - de guerrilla. Een aartsmoeilijk moment voor me. En ja, een moment waarop de bende zich een familie voor me toonde. De gewapende actie liet ik voor wat ze was, als spion bleef ik nuttig. Ik schreef me in aan de universiteit en maakte me sterk dáár, in wat een ideologische broeihaard was, inlichtingen te verzamelen over de guerrilla's."

Het pakte anders uit. Eerst belandde Carlos in de bajes. Na zijn vrijlating, in 2003, stapte hij mee in een collectieve demobilisering van het Colombiaanse Hoog Commissariaat voor de Vrede.

"Toegegeven, ik was bang. Ik dacht: 'Nu ben ik een vogel voor de kat'. Al was het natuurlijk een proces: ik wilde best een ander leven, maar kreeg de sprong in mijn hoofd maar niet gemaakt. Wat als het me niet zou lukken? En wat met mijn gekwetste zelfvertrouwen?"

Toch liep het redelijk gesmeerd. Meer zelfs, het Cepar ontdekte in Carlos een pedagogisch talent dat hijzelf nooit bevroed had. "Ik stapte op andere gedemobiliseerde strijders af en vertelde hen dat ook zíj aanleg hadden. Niet simpel, want die kids waren ruw en ongelikt. Ze dreven de spot met me omdat ik me in een rolstoel had laten knallen. Sommigen keerden naar de trafiek terug, anderen werden vermoord of gingen alsnog achter de tralies. Toch slaagden velen erin hun verleden af te zweren. Dat maakt me gelukkig."

Tweetalig

In de straten van Medellín, een metropool die in de late 19de eeuw opbloeide dankzij de vraag naar koffie en ertsen, hangt een hupse stemming. Die wordt niet alleen aangedreven door schetterende salsa en een stralende zon, maar evengoed door een economische groei waarvoor we bij ons alweer decennia in de tijd terug moeten. Ook aan dat verhaal is de renaissance debet.

In het blitze Ruta N-complex, in het ooit zo verguisde noorden van Medellín, heeft Hewlett-Packard zijn Latijns-Amerikaanse moederhuis gevestigd. Ruta N is een bedrijfstechnologisch centrum voor start-ups en sluit aan bij de clusters die de stad strategisch acht. Informatica en telecom, medische diensten, energie, mode en textiel, burgerlijke bouwkunde en zakentoerisme: het is weer eens wat anders dan kogels en coke.

"Solidair en competitief", noemt Medellín zijn hervonden evenwicht. De stad wil investeerders lokken, banen scheppen, de armoede terugdringen, een exportplatform worden. "Colombia leeft traditioneel van grondstoffen, maar wil graag ook producten met toegevoegde waarde op de markt brengen. Dat houdt een fikse kentering in onze exportpiramide in", zegt Juan Carlos Garavito van het Programma voor de Transformatie van de Productie (PTP).

Het PTP ressorteert onder Economische Zaken en heeft de modernisering van handel en industrie als doel. We treffen Garavito in de conceptuele espressobar van het Medellín Convention Center. Daar is net Outsource2LAC te gast, een forum voor dito deskundigen uit de wijde wereld. Wie vijf jaar geleden naar de naam Medellín gezocht had op de internationale kaart van uitbestede diensten, zou bot gevangen hebben, zeggen de deelnemers. Vandaag groeit de sector snel, het potentieel heet fors.

"Toch blijft er werk aan de winkel inzake menselijk kapitaal", geeft Garavito toe. "Bedrijfsleven, universiteiten en stadsbestuur hebben hun krachten op unieke wijze gebundeld, maar bijvoorbeeld qua kennis van het Engels is de meet voorlopig niet gehaald. Medellín droomt ervan een tweetalige stad te worden en investeert fors in Rosetta Stone-taalcursussen Toch spreken nog te veel mensen enkel Spaans."

Nochtans: aan de drang van stad en hinterland zal het niet gelegen hebben. Jaar na jaar gaan de schoolprestaties erop vooruit, Medellín noemt zichzelf la más educada, 'de best opgeleide'. Bij de jeugd wordt de leus er als een mantra ingeprangd. De jongeren maken een kwart van de stedelijke bevolking uit en de helft van hen leeft onder de armoedegrens. Om dat tij te keren en te vermijden dat het jonge volk nog maar eens voor gewapend geteisem door de knieën gaat, kozen de volkswijken de voorbije jaren volop voor emanciperende infrastructuur: voor crèches dus, scholen, sporthallen en cultuurhuizen. Omdat Medellín méér wil zijn dan een laboratorium voor integrale sociale ontwikkeling, horen daar - zie Botero's Casa Museo de la Memoria - state of the art gebouwen bij. Van de hand van architect Giancarlo Mazzanti is bijvoorbeeld het parque-biblioteca España, hoog bij metrokabelstation Santo Domingo Savio, op de noordoostelijke hellingen. Drie grillige zwarte blokken die eruitzien als maanstenen steken boven de sloppenwijk uit. Het 'bibliotheekpark' draagt de naam van het land dat een deel van de financiering op zich nam en ging in 2007 open. Ofschoon Mazzanti het verwijt krijgt alleen op spektakel uit te zijn en critici zijn bouwsel kwakkelig vinden, heeft de buurt het enthousiast in de armen gesloten.

"Vroeger kwam ik mijn straat niet uit," zegt Griselda, mijn 23-jarige gids. "Meer dan rondhangen zat er niet in, maar dat was riskant. Bovendien waren we compleet afgesneden van de rest van de stad, alsof we er geen deel van waren."

Vandaag gaat het wel even anders toe, wijst ze naar de voorbijzoemende gondels van de kabelbaan. Om en om staan huisjes, kleurrijk en brandschoon. "Ik herinner me hoe de rijkere burgers aanvankelijk niet eens uitstapten, bang dat ze van hun sokken geschoten zouden worden zodra ze maar een voet buiten hadden. Wie het toch deed, maakte vaak bizarre opmerkingen. 'Al dat geld voor sukkels, is het geen parels voor de zwijnen?'"

Griselda giechelt. Inmiddels komt heel Medellín over de vloer, zweert ze, net als Colombianen van elders en toeristen uit het buitenland. Enkel de metaaldetector bij de ingang van de bibliotheek wijst op alertheid voor oprispingen uit het verleden.

Binnenin is het gebouw niet zwart, maar knalgroen en oranje. Kinderen en jongeren lezen Harry Potter, dichten met massa's laptops hun digitale kloof, volgen workshops of verdiepen zich in een les algebra. Er is ook een filmclub en geregeld komt een theatergezelschap langs. Stoelen, banken, boekenrekken en muren ogen pico bello. Bijna toch: vijf jaar na de inauguratie valt er enige slijtage te bekennen, maar geen spatje vandalisme. Door de ramen zijn, diep in de vallei en zonovergoten, de torens van het stadshart te zien.

"Het complex heeft een nieuwe mentaliteit geschapen", getuigt Griselda. "De mensen zijn zich zelfs anders en beter gaan kleden, hun kinderen verschijnen fris en gewassen. Als ze naar huis terugkeren, nemen ze de wellevendheid mee die hun hier is bijgebracht. Burgerschap troef."

De roltrap

Mazzanti's blokken zijn een van de acht bibliotheekparken die de stad intussen heeft ingeplant. Aan de overkant van de vallei, op de Andesflanken ten noordwesten van het centrum, ligt Comuna 13. Daar, in de bijzonder geslaagde, minimalistische San Javier-bibliotheek van architect Javier Vera, kijkt Juan David Rodríguez zijn facebookpagina na.

Het verhaal van de 20-jarige technofan en draaitafeladept is er een uit duizenden: woont met mams en broer onder een dak, heeft als zoveel jongens van zijn leeftijd in andere wijken verbleven, kwam na een spiraal van opkrassen en vluchten hier terecht, had minder geluk dan zijn oom en neven die naar Spanje verkasten, al geeft hij toe dat het nieuws daarvandaan intussen lang zo aanstekelijk niet meer klinkt als vroeger.

Als Juan David zijn stad in een paar woorden moest vatten, zou hij 'liefde' op de eerste plaats zetten. 'Samenleven' ook. En ja, 'geweld' - omdat hij er minder van wil, ook nu nog. Comuna 13 is berucht sinds het leger er met Operatie Orion de guerrilla verdreef en er, aldus mensenrechtengroeperingen, tientallen mensen verdwenen. De feiten dateren uit 2002, maar er blijven doden vallen. Nog altijd zaaien lieden met wortels in de ontbonden paramilitaire netwerken terreur, zo schrijven de kranten.

"Onzichtbare grenzen oversteken, blijft gevaarlijk," bevestigt Juan David. "De bendes hebben hun territoria en ook mij hebben ze voorstellen gedaan. Vroeger, toen ik 15 was en vrienden er lid van werden, leek het mij een spel. Later snapte ik dat het niets voor mij was en dat ik mijn doodvonnis zou hebben betekend."

Juan David, in flitsend T-shirt en Reeboks, wil iets anders doen: zodra hij er zeker van is dat hij zijn dienstplicht niet hoeft te vervullen, en bijvoorbeeld de wapens niet moet opnemen tegen de gevreesde FARC, wil hij therapeut worden. "Om jongeren van de drugs af te helpen."

Geweld is er in Comuna 13 zeker. Nochtans, vorig jaar stak de wijk een psychologische grens over door eindelijk een keer gunstig in het nieuws te komen, wereldnieuws te worden zelfs. Een paar straten bij Juan David vandaan werd immers een spectaculaire roltrap ingehuldigd, zo hoog als een toren van 30 verdiepingen. Vroeger deden de 12.000 buurtbewoners er makkelijk 40 minuten over om thuis te komen, vandaag hebben ze aan vijf minuten genoeg. Door het mobiliteitsprobleem op te lossen, loste een team jonge urbanisten een rist andere problemen op: de vuilnisophaling loopt gesmeerd, de prijs van levensmiddelen is gezakt omdat het transport goedkoper werd, de veiligheid verbeterde - zélfs dat.

"Aanvankelijk probeerden criminelen mensen geld af te troggelen voor ze de roltrap opmochten", zegt Juan David. Maar een voorbijganger ontkent: "Een typisch gerucht dat hier de ronde doet. Er is niets van aan. We kunnen amper geloven wat we zien, dát is de kwestie!"

Overal trekpleisters

Medellín heeft een gedaanteverwisseling ondergaan. In de jaren negentig al was het zonneklaar dat de stad méér in petto had dan drugs, oorlog en ontvoeringen. Het potentieel van toen wordt nu, met vallen en opstaan, in werkelijkheid omgezet.

Neem Moravia. Ooit was dat een door slopjes overwoekerde vuilnisbelt die naar de naam Fidel Castro luisterde, de gevaarlijkste wijk in de dodelijkste stad ter wereld. Maar toen, in overleg met de bewoners, zette architect Rogelio Salmona er een cultuurhuis en muziekschool neer. Vandaag moet de wijk, net als sommige favela's in Rio de Janeiro, zowaar opletten voor speculatie en gentrificatie. Om de hoek liggen immers de Botanische Tuin met zijn fraaie Orchidearium, het futuristische Explora-wetenschapspark, de universiteit en, pas gerestaureerd, het planetarium.

Op de hele metro-as van noord naar zuid bevinden zich trekpleisters. Parken, pleinen, kerken en kantoren. Overal komt volk. Rijk, arm, blank, mesties en Afro-Colombiaans.

Buitenlanders ook: in het Mamm, een vroegere staalfabriek die tot museum voor moderne kunst werd omgebouwd, is een groep Londense studenten te gast voor een reeks lessen architectuur. De jongelui zijn laaiend enthousiast. De Spaanse architecte Izaskun Chinchilla, een docente, is dat niet minder: "In deze stad krijgt ons beroep weer zin," zegt ze resoluut. "Oké, Medellín heeft veel werk voor de boeg voor het een smart city wordt, en lang niet alle recente keuzes waren even gelukkig. Maar de ondernemingszin is uitgesproken, de werklust brutaal, de politieke klasse doeltreffend."

City of the Year

Nochtans, om dromen in daden om te zetten, is méér nodig dan wilskracht. Geld dus. Hoewel de steun van de Bill and Melinda Gates Foundation of de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank best welkom is, tast Medellín diep in eigen zak. De heropstanding valt dan ook niet te begrijpen zonder EPM. Empresas Públicas de Medellín ('Openbare Ondernemingen Medellín') is de eerste werkgever van de stad en huist in een imposant gebouw van staal en glas, het modernste en energie-efficiëntste van Colombia. Als nutsbedrijf dat zowel water als elektriciteit aanlevert, rioolwater en vuilnis collecteert, gas, telefoon en internet voorziet, heeft EPM bij elke inwoner, tot in de hoogst gelegen sloppen toe, een voet tussen de deur. Jaarlijks boekt EPM, een stadsconglomeraat naar Scandinavisch model, zo'n 450 miljoen dollar winst - geld dat wettelijk naar scholen, vervoer en publieke ruimte gaat.

Het financieringsprincipe en het daaruit voortvloeiende beleid zijn ook het Urban Land Institute, Citi Bank en Wall Street Journal niet ontgaan. De Noord-Amerikanen, hoewel niet bepaald bekend met stevig sociaal engagement, weerhielden Medellín in hun top 3 voor de nominatie van 'City of the Year 2012', een prijs voor stadsinnovatie waarvan de winnaar eerstdaags bekendgemaakt wordt. De twee andere gegadigden zijn, jazeker, Tel Aviv en New York City.

Wereldsteden zijn dat, maar ook Medellín is het globale toneel opgestormd. Destijds zijn haar aan elkaar klittende zakenlui nooit geplooid voor Escobar, vandaag voelen ze zich gewapend om naar de internationale markt te stappen. Dat de stad steeds vaker meedraait in het kransje van metropolen die ertoe doen, daarvan leverde ook Madonna het bewijs. Toen de popster in december op bezoek kwam, waren voor het eerst in de historie alle hotels van Medellín volgeboekt. Wat de meningen over haar talent ook zijn, de zangeres speelde er twee avonden naeen voor een uitverkocht stadion. Dat had ze tot dusver alleen in veel grotere Latijns-Amerikaanse steden voor elkaar gekregen, in Rio, Buenos Aires en Mexico-Stad. Het bewijs, vond de plaatselijke pers, dat Medellín trappelt van ongeduld om erbij te horen.

Luttele dagen later. In het Girardot-stadion, het centrum van een gratis toegankelijk sportcomplex van de hand van de eerder genoemde Giancarlo Mazzanti, is het stof amper neergedwarreld. "Zo veel volk kwam naar Madonna kijken dat de horeca van een recordrecette ge- waagt", zegt Juan Camilo Quintero, jonge manager in maatpak en ex-onderburgemeester.

Quintero kan het succes goed gebruiken: als hoofd van het team dat Medellín als gaststad voor de Olympische Spelen voor de Jeugd moet verkopen, in 2018, maakt hij spannende dagen mee. Zes steden zijn nog in de running, in februari elimineert het Internationaal Olympisch Comité er drie, later dit jaar nog twee.

"We hoeven voor de Spelen niets nieuws te bouwen, de infrastructuur is er", argumenteert Quintero. "En het olympisch dorp, wel, dat worden later woningen. Er is nood genoeg aan huisvesting in Medellín." Waarna hij in een geolied discours de sportieve inborst van zijn stadsgenoten oproept: de helft van Colombia's atleten komt hiervandaan; driemaal per week worden in Medellín lanen en straten voor sportbeoefening afgesloten; elke ochtend stuurt de stad een bataljon sportleraren naar de Comunas om er gymnastiek te geven; dankzij de sport leert de jeugd wat eerbied, eerlijkheid en excellentie zijn - het burgerschap, alweer.

Dag en nacht werken

Halen Quintero en zijn medewerkers hun slag thuis, straks? Hij mag het stellig hopen, want het elan van deze stad mag niet afgeblokt worden, nunca más. "Eén slecht nieuwtje weegt zwaarder dan duizend goede", zucht hij. "Ons desastreuze verleden is wat het is, maar we werken eraan, dag en nacht. Weet je, we zijn het beu om in één adem genoemd te worden met moord en verderf. We zijn zoveel méér dan dat. Medellín verdient een kans. Aan de wereld om ons die te geven."