Direct naar artikelinhoud

Het pluche en zijn privileges

Is deze week de heksenjacht op politici geopend en koersen we recht naar een soort financieel mccarthyisme dat niet zal ophouden voor iedere verkozene een gelofte van armoede heeft afgelegd? Of begint het besef door te dringen dat er nog een verschil is tussen een behoorlijke vergoeding en onredelijke privileges? Yves Desmet neigt naar de tweede stelling.

Jean-Marie Dedecker, die nog maar weinig politieke toekomst te verliezen heeft, was de enige die durfde te verwoorden wat velen van zijn collega's-verkozenen dachten: er was deze week sprake van een "heksenjacht tegen politici" en een "mediatieke storm" die "een ondoordachte paniekreactie had veroorzaakt, enkel om de gemoederen te stillen".

Je kunt begrijpen waar die redenering vandaan komt. Je moet een bijzonder gelooid olifantenvel hebben om je dezer dagen nog als politicus tussen het volk te durven begeven. De politieke en financiële crisissen van de afgelopen jaren hebben ook voor een vertrouwenscrisis gezorgd die maar niet te keren lijkt. Politici zijn foefelaars, zakkenvullers, belastingheffers, weekdieren zonder ruggengraat en ga maar door. Aan elke toog in het land wordt het begrotingstekort meteen opgelost: schaf wat ministers af, en we zijn er.

De totale kostprijs van onze Vlaamse politieke instellingen, parlement en regering, bedraagt 140 miljoen euro per jaar. Dat is veel, tot je beseft dat dit de kostprijs is van drie uur Amerikaanse militaire aanwezigheid in Irak, becijfert oud-minister Steven Vanackere in zijn binnenkort te verschijnen boek.

Bovendien, hoe onpopulair je je er ook mee maakt aan de gemiddelde Vlaamse cafétoog: de meesten van onze verkozenen werken hard en gedreven, nemen persoonlijke risico's in hun steeds onzekerder wordende loopbaan en dragen grote verantwoordelijkheden voor alles wat er in dit land aan pensioenen, infrastructuur, onderwijs en gezondheidszorg wordt besteed, om slechts een paar van de belangrijke dingen op te noemen.

Loon en vertrek

Dus ja, wars van ieder populistisch zakkenvullersbetoog: onze politici verdienen een riant en bovengemiddeld salaris. Voor hun uren, hun engagement, om ze onafhankelijk te laten zijn van hun eigen partij en meer schimmige lobbygroepen, geen discussie daarover.

Maar ze krijgen dat ook: in vergelijking met hun buitenlandse collega's en met vergelijkbare posities in de privésector zijn ze vandaag meer dan behoorlijk vergoed, met inbegrip van een niet onaardig pakket extralegale voordelen. Want de kreet die je wel eens hoort in de Wetstraat - "In de privé zouden we meer verdienen" - gaat alleen op voor de tien procent toppers die er zitten. Alle anderen zouden buiten de Wetstraat ergens volgens een gewoon universitair barema verloond worden en er dus behoorlijk op achteruitgaan.

Wat deze week gebeurde, was dus geen uitslaande opstoot van de afgunstsamenleving, de geboorte van een financieel mccarthyisme en al evenmin de overwinning van een populistische heksenjacht. Het draaide om iets heel anders.

Wat de collectieve en zogoed als universele verontwaardiging over de vertrekpremies verklaart, is dat het om een schending ging van de sterkste morele regel uit de geschiedenis van de mensheid. Die 'gulden regel' vind je terug in alle godsdiensten en levensbeschouwingen. In de versie van Lutherbijbel: "Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook de ander niet." Het is de meest intuïtieve, aanvaarde en toepasbare regel uit de ethiek. Omgekeerd geformuleerd luidt dat: eis voor jezelf niets wat je een ander ontzegt.

Langs de kassa

Net daar knelde het schoentje. De discussie ging deze week niet over de vertrekpremie - alleen populisten ontzeggen niet-herkozen politici hun opzegvergoeding, die ook bovengemiddeld mag zijn - maar wel over het schaamteloos langs de kassa passeren bij een vrijwillig vertrek. Geen enkele Belg krijgt een vergoeding wanneer hij vrijwillig zijn werk opzegt voor een betere job, waarom zou hij ook? Waarom zou iemand het dan krijgen, alleen omdat hij als verkozen politicus dat voor zichzelf zo geregeld heeft?

Zo simpel was het eigenlijk. De onzin die nochtans verstandige mensen als Stefaan De Clerck en Siegfried Bracke deze week ten beste gaven, dat dit systeem moest worden bekeken als een groepsverzekering of een soort brugpensioen, sloeg werkelijk nergens op.

Net zoals je in het verleden ook niet uitgelegd kreeg waarom de verkozene slechts twintig jaar anciënniteit moest opbouwen om volledige pensioenrechten te krijgen vanaf zijn 52ste. Ook dat was een privilege dat zodanig sterk afweek van het normale arbeidsrecht en wetgeving dat het niet langer vol te houden was en dus aangepast moest worden.

Voorbeeldfunctie

Wat de zaak helemaal onverkoopbaar maakte, was dat dezelfde politieke wereld nu al jaren aandringt op grotere werkethiek, een langere loopbaan en meer inspanningen om het begrotingstekort en de vergrijzing op te lossen. Of je dat nu graag hebt of niet: een politicus zal altijd in de rol van het voorbeeld gecast worden. Het gaat niet op om de volle veertig loopbaanjaren als norm voor de nieuwe pensioenleeftijd voor te stellen maar voor jezelf te blijven volhouden dat de helft volstaat. Je kunt niet minder gunstige opzegvoorwaarden in een eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden bepleiten en voor jezelf een opzegregeling hanteren die niemand anders kan of zelfs maar wil genieten.

Zelfs als die opzegregeling tot vorige week nog wettelijk en gereglementeerd was, je kon dit aan niemand meer verkopen. Net zomin als Rudy De Leeuw kan uitleggen dat hij perfect wettelijk de notionele interest kan laten toepassen, net zozeer als het ACW zwaarder de Dexia-affaire aangerekend krijgt dan de bankiers die er meer verantwoordelijk voor waren.

Politici moeten echt geen gelofte van armoede afleggen, ze mogen zelfs riant verdienen, maar ze mogen voor zichzelf geen privileges opeisen die ze anderen ontzeggen, anderen tot offers en inspanningen verplichten die ze zelf niet willen doen.

Daarom was wat deze week gebeurde geen mediatieke heksenjacht, maar een simpele oefening in praktische ethiek.