Direct naar artikelinhoud

Sterke man, zwakke economie

Zijn dictators goed voor de economie? Een analyse van 55 dictaturen haalt dat idee onderuit: despoten zijn echt geen cent waard. Maarten Keulemans

Zo bont als Sacha Baron Cohen in zijn nieuwe film The Dictator maken de meeste alleenheersers het misschien niet, maar toch... Een wetenschappelijke analyse van 55 dictaturen toont aan dat zo'n sterke man echt helemaal nergens goed voor is. Ook niet - in tegenstelling tot wat soms wordt aangenomen - voor de economie van het betrokken land.

Zelf zullen ze dat tot het bittere einde blijven ontkennen. Als het volk joelend in de paleistuin staat en het leger in verwarring uiteen is gevallen, zelfs dan kun je zo'n dictator nog horen piepen: aan mij heeft het niet gelegen, ik heb het land niets dan vooruitgang gebracht. Kadhafi zei dat zijn volk was opgeruid door de Amerikanen, Ben Ali van Tunesië beweerde dat de islamisten erachter zaten, Assad in Syrië houdt het op een complot van zionisten. Ze hebbenongelijk. Een grote analyse van 55 dictaturen laat nu voor het eerst zien hoe de vork werkelijk in de steel zit: naarmate een alleenheerser langer aan de macht is, vervalt de economie steeds meer. "We hebben sterke aanwijzingen dat het vooral na tien tot vijftien jaar helemaal fout gaat", zegt economisch historicus Jan Luiten van Zanden van de Universiteit Utrecht, die de analyse met zijn promovendus Jason Papaioannou uitvoerde. "Als je de economie uit het slop wilt halen, kun je beter geen dictator in huis halen."

Opvallend. Sommige onderzoekers dachten dat het voor de economie ook best heilzaam kan zijn, zo'n sterke man die geen tegenspraak duldt en bevelen uitdeelt met de kolf van het geweer. China heeft een totalitair bewind; Zuid-Korea, Vietnam, Taiwan en Singapore hebben of hadden het ook. Maar het lijkt erop dat ze uitzondering zijn, landen waar de schade om nog onduidelijke redenen is meegevallen. "Misschien komt het doordat die landen een veel langere traditie van staatsvorming hebben", oppert Van Zanden, die voor zijn analyse autocratieën in Afrika en het Midden-Oosten onderzocht. "We weten dat de economische schade van een dictatuur in jonge staten het ergst is."

De ene absolute heerschappij is de andere niet. Kenners onderscheiden eenpartijstelsels (Cuba, Noord-Korea), militaire regimes (Birma, sinds vorige maand Guinee-Bissau), en persoonlijke alleenheersers als Robert Mugabe en Muammar Kadhafi. De laatste zijn het ergst: ze worden niet geremd door een politbureau of legertop die hun zelfzucht inperkt, en dat maakt ze het corruptst van allemaal. Want zelfzucht is waar het om draait, menen Van Zanden en Papaioannou. Aanvankelijk valt het vaak nog mee - Ivoorkust veerde iets op nadat 'papa Houphouët' er in 1960 aan de macht kwam, Kadhafi begon als jonge, bevlogen hervormer - maar naarmate de tijd vordert, zet het verval in. Zo'n heerser wil paleizen, wapens, gouden tierelantijnen. Dus zet hij de geldpersen aan, waardoor de inflatie toeneemt, of verhoogt hij de belastingen. Ziedaar het Libië van Kadhafi, waar het inkomen per hoofd onder het bewind van 'broeder leider' met twee derde kromp - terwijl het land nog rijk is aan olie ook.

En dan is er het 'dictatordilemma'. Naarmate de leider langer aan de macht is, zal hij verder vervreemden van zijn land. "We denken dat ze in hun beginperiode over betere informatie beschikken, omdat ze net uit de maatschappij komen. Gaandeweg omringen ze zich echter met mensen die hun naar de mond praten. Daardoor vermindert hun realiteitszin, en verslechtert hun economisch beleid."

De Utrechtse cijfers spreken boekdelen. De inflatie neemt na tien jaar steeds sneller toe, het bruto binnenlands product daalt steeds sneller, na twintig jaar dictatuur met meer dan 2,5 procent gemiddeld, elk jaar weer. Alleen in landen die rijk zijn aan grondstoffen vonden de onderzoekers geen economische teloorgang. Maar dat zegt weinig: zonder autocraat was zo'n economie wellicht juist sterk gegroeid.

Studies als deze staan niet op zich. Dictators mogen dan denken dat ze boven elke wet verheven zijn, de laatste jaren zijn er steeds meer politicologen, economen en historici die dat betwij- felen. Door grote hoeveelheden cijfers uit meer- dere landen naast elkaar te leggen, lukt het al- lerlei markante, subtiele wetmatigheden bloot te leggen waaraan dictaturen gehoorzamen.

Zoeken naar wetmatigheden waaraan ook dictaturen blootstaan, begint bij de vraag of sommige landen 'bevattelijker' zijn voor autocratische regimes dan andere. Historici hanteren de vuistregel dat alleenheersers vaker opduiken in grote landen (China, Rusland), landen waar etnische groepen op een kluitje leven (Libië, Joegoslavië) of nieuw gevormde staten (Afrika). Onlangs kwam Randy Thornhill, bioloog, met een tegendraadse toevoeging: ook het aantal ziektekiemen in een land maakt uit. Een reeks verrassende studies geeft inderdaad grond aan zijn 'parasitaire stress'-model: de strenge mannen met de harde hand duiken va- ker op in landen waar infectieziekten woekeren. Dat komt door de cultuur in zo'n land, denkt hij. Als ziekte-uitbraken het openbare leven domineren, wantrouwt men buitenstaanders, blijven de sociale groepen meer gescheiden en is strakke regie gewenst. Overdeze controversiële theorie is het laatste woord nog niet gezegd.

Schijnverkiezingen

Een ander opvallend resultaat boekten politicologen Adam Przeworski en Jennifer Gandhi van de universiteit van New York na bestudering van alle 139 autoritaire regimes van na de oorlog. Waarom blijft de ene dictator een halve eeuw aan de macht, terwijl de andere snel weer weg is? Dat heeft te maken met de overheidsinstituties die de heerser om zich heen optrekt, constateerthet duo. In het vakblad Comparative Political Studies haasten ze zich te benadrukken dat ze "geen overlevingsgids voor autocraten" wilden schrijven. Maar toch: dictators die schijnverkiezingen uitschrijven, nepparlementen instellen en een kabinet van ja-knikkers benoemen, hebben de beste kansen, blijkt uit hun analyse van bij elkaar 3.518 jaar totaalheerschappij.

Van Zanden en Papaioannou ontdekten nog iets frappants: nepverkiezingen zijn zelfs een beetje heilzaam voor de economie. "Vooraf- gaand aan de verkiezingen houdt zo'n heerser zijn economische wanpraktijken even wat in", zegt Van Zanden. "Het is bij mijn weten voor het eerst dat wordt aangetoond dat zo'n dictator re- kening houdt met de komst van een verkiezing."

Ook het tijdstip waarop een absolute heerser valt, blijkt aan subtiele spelregels te voldoen. Volgens een invloedrijke analyse van Berkeley-politicologe Barbara Geddes stijgt de kans dat een dictator ten val komt de eerste twintig jaar geleidelijk. Daarna daalt deze en pas na 35 jaar heerschappij stijgt de kans weer scherp. Maar het ene absolute regime is het andere niet: militaire junta's zijn na gemiddeld 3,6 jaar alweer weg, terwijl absolute keizers en koningen het langst blijven: 11,4 jaar gemiddeld.

En democratieën? Voor Van Zanden was het een aha-moment toen hij opeens iets besefte. Democratieën hanteren "een heel concrete re- gel": het staatshoofd mag slechts twee periodes blijven. Fascinerend, vindt Van Zanden. Alsof de grondleggers van de democratische constituties het intuïtief al aanvoelden. "Ik ken geen echte onderbouwing van die twee-termijnen-regel", zegt Van Zanden. "Maar het is wel heel opmerkelijk dat wij zien dat het na die twee termijnen kan misgaan met de economie."

STEVIG IN HET ZADEL

1. Sobhuza II Swaziland: 1921-1982 (62 jaar)

2. Haile Selassie Ethiopië: 1916-1974 (58 jaar)

3. Fidel Castro Cuba: 1959-2008 (49 jaar)

4.Kim Il-sung Noord-Korea: 1947-1994 (47 jaar)

5.Koning Hoessein bin Talal Jordanië: 1952-1999 (47 jaar)

6.Chiang Kai-shek China-Taiwan: 1928-1975 (46 jaar)

7.Muammar Kadhafi Libië: 1969-2011 (42 jaar)

8.Omar Bongo Gabon: 1967-2009 (41 jaar)

9.Enver Hoxha Albanië: 1944-1985 (40 jaar)

10.Francisco Franco Spanje: 1936-1975 (39 jaar)