Direct naar artikelinhoud

Arno Hintjens Stephan Galon

Ze branden van engagement. Horen elkaar bijna dagelijks. 'Het aftakelen van de solidariteit, daar praten wij over.' Maar soms is er ook gewoon een telefoontje, of alles goed gaat.

"Ik ben content dat ik eens over iemand anders kan spreken. Een mens wordt zichzelf beu als hij te vaak over zichzelf bezig is. En dan nog over zo'n schone mens als Stephan.

"Ik ben met alzheimer geboren, dus ik weet niet meer precies waar ik Stephan voor de eerste keer ontmoet heb. Misschien twintig jaar geleden? In elk geval, ik moest optreden in het centrum van Brussel. En ik zag daar een bedeesde, jonge gast - hij had nog al zijn haar. Een gast die brandde van ambitie, dat zag ik in zijn ogen. Het engagement blonk als twee grote kolen in zijn kop. Van die grote ogen die van links naar rechts en van boven naar onder schoten. Die ogen misten niets. Op de koop toe was hij ook een West-Vlaming in Brussel, een zeerover uit Knokke nog wel. Toen dacht ik: 'Neh, ik ben niet alleen.' (lacht)

"Het klinkt misschien raar, maar ik herken bij vlagen grote flarden van mijn vader in Stephan. Die jongen zou mijn zoon kunnen zijn, en toch herinnert hij mij aan mijn pa - mijn pa die nooit vloekt, godverdomme. Mijn vader was een echte syndicalist, een vakbondsman bij wie Achille Charbon in de keuken een pintje uit de fles kwam drinken. Stephan is een van die laatsteMohikanen, een rechtvaardigheidsstrijder voor de arbeider, zoals ze niet meer gemaakt worden. En net doordat hij zo authentiek is, past hij niet meer bij de vakbonden zoals die nu bestaan. Stephan lijdt daar hard onder. Hij lijdt aan het verschijnsel maatschappij. Hij lijdt onder de algemene aftakeling van de solidariteit. Doodziek is hij daarvan, en ik ook. Daar praten wij dan over.

"Mijn pa heeft ons altijd bewust afgeschermd van idealisme en engagement - ook al was hij zelf enkel en alleen daaruit opgetrokken. Nu besef ik dat hij mij daarmee kritisch naar de wereld heeft doen kijken. Zelfs bij de mooiste vrouwen moet je een reserve bewaren, zoiets.

"Ik ben altijd heel argwanend geweest ten opzichte van geëngageerde mensen. Nu zoek ik ze bij wijze van spreken zelf op. Mijn vader is zo iemand, en Stephan heeft dat ook. Die zeldzame mix van engagement en kritisch zelfbewustzijn. Het moet niet gemakkelijk zijn om met Stephan samen te leven. Die gast, dat is één bom energie. Ik zeg dat, omdat ik zelf niet makkelijk ben om mee samen te leven. Soit.

"Ik heb respect voor Stephan. Hij steekt zijn nek uit. Hij heeft twee keer Belgavox georganiseerd - iets wat Jan Goossens en ik in gang gestoken hebben. Je kunt er voor of tegen zijn, maar hij steekt wel zijn fokking nek uit."

"Ik hoor hem bijna dagelijks. Altijd vol plannen die gast. Maar soms ook gewoon een telefoontje: 'Noenkel, 't is Stephan. Olles goed? Okay, 'k zyn blyde.' And that's it. Voor mijn part mogen ze hem in brons gieten en bij Madame Tussauds in London zetten. In brons, niet in was."

Stephan:

"Ik weet nog heel goed waar en wanneer ik Arno voor het eerst ontmoet heb: 1 mei 2002. Ik organiseerde, zoals elk jaar, een solidariteitsconcert op het Rouppeplein in Brussel. Net na het concert bots ik backstage op Gino en Carine Russo, de ouders van Mélissa. Die mensen waren verbluft door het concert van Arno en vroegen mij of ze hem niet even konden ontmoeten, vijf minuutjes maar. Bon, ik ga dat vragen aan Arno, hem zelf amper kennend, maar hij zegt direct: laat ze maar komen. Twee uur later passeer ik nog eens aan zijn loge. Wie komt daar dan pas buiten? Gino en Carine Russo. Die mensen waren... veranderd. Verlost is een groot woord, maar ik kan het niet anders omschrijven. Zelf kwam hij een paar minuten later naar buiten, dook weg in zijn kraag en zei tegen mij: braaf zijn, hé. Daarna verdween hij te voet in de nacht.

"Wil je Arno leren kennen? Luister naar zijn songs. Voor mij zit alles daarin. De Arno op het podium verschilt ook niet van de Arno in het echt. Voor mij toch niet. Hij zingt vanuit een fundamenteel rechtvaardigheidsgevoel. Zo leeft hij ook. Op een podium geeft hij zich volledig, is hij genereus. Zo is hij ook. Twee weken geleden nog heeft hij een lied gegeven aan Greenpeace. En voor de eerste Belgavox schreef hij zelfs speciaal een nummer: Brussels. Dat hij tien minuten voor hij het podium opging die tekst nog aan het instuderen was op een uitgescheurd stukje krant, is dan ook weer typisch 'Noenkel'.

"Hij vertrekt altijd vanuit een oprechte betrokkenheid. Deze zomer was ik met Arno bij Villa Vanthilt. Hij was net terug van een optreden in New York en Marcel vroeg wat voor een publiek daar naar hem kwam kijken. 'Ah Marcel', zei Arno, 'ze hadden twee neusgaten'. Dat is die betrokkenheid en solidariteit, zonder naïef te zijn. Arno is misschien wel de meest kritische mens die ik ken. Op zijn omgeving, maar vooral op zichzelf.

"Tussen twee concerten in kan hij heel rusteloos zijn. Een schipper tussen twee havens. Dan gaan we samen een pint drinken, om te kalmeren. Of hij fietst op zijn hometrainer. Ik heb hem al twee keer moeten herstellen. Dan belt hij: 'Ja, Stephan, me dinges is kapot.'

"Arno is een fysieke artiest, na een optreden kun je hem uitwringen - maar hij is absoluut geen lichamelijke gast. Ik wel. Ik zou iedereen omhelzen en kussen. Hij niet. Maar als het eens gebeurt, dan weet je dat het menens is. Ik ben de laatste tijd mentaal door de brousse gegaan. Om ergens op Antarctica uit te komen. Arno was de eerste om toen een arm om mijn schouders te slaan en te zeggen: fuck, shit happens. Daarna dronken we een pintje. Om te kalmeren, zie je."

• Geboren in Oostende, 1949

• Ridder in de kunst en letteren in Frankrijk

• Ereburger van Oostende

• Negentien solo-albums

• Geboren in Knokke-Heist in 1971

• Socioloog

• Adviseur van ABVV-voorzitter Rudy De Leeuw

• Concert- organisator

• Manager van The Tailors of Panama