Direct naar artikelinhoud

Mijn thuis is waar mijn velo staat

Pleidooi voor de democratisering van het fietspad

Vlaanderen fietsland wacht een steile klim', kopte de krant naar aanleiding van de goedkeuring van een resolutie in het Vlaams parlement (DM 30/1). Vlaanderen fietsregio? Dat zal nog wel even duren, maar het stuk deed al een heel klein beetje dromen. En denken: mijn thuis is waar mijn velo staat.

Beneden in de gang heeft hij zijn vaste plaats, mijn Specialized Crossroads. Gekocht in een tijdperk dat less nog niet more was: 18 versnellingen, vorkvering en spatbord voor en achter. Inmiddels is hij acht jaar oud en uitgerust met een kinderzitje en trekhaak voor de fietskar. Doorheen die tijd is mijn stalen ros me altijd trouw van dienst geweest bij mijn dagelijkse besognes. Meer nog, hij heeft me verzoend met het stedelijke bestaan van een jonge vader.

De dag begint voor mij pas echt op de fiets. Op dat moment glijdt de stress van een zoveelste ochtendlijke onderhandelsessie over boterhambeleg en de kleur van kousen van me af. De rust daalt neer terwijl ik me in gang trek op weg naar de school van mijn dochter. Eenmaal die halte voorbij, opent er zich een ruimtetijd, tien minuten en drie kilometer groot, die enkel een fietser kent en waarin ik alleen ben met de indrukken die het voorbijtrekkende stedelijke landschap in mij oproepen.

Straatje of markt?

Ik laveer door de file aan de Dampoort en, ik zal het niet ontkennen, een licht sardonisch genot maakt zich van me meester bij het aanschouwen van al dat ochtendlijke autoleed. Op de Dampoort schakel ik terug en trek ik hard door, het minuscule heuveltje dat gevormd wordt door de brug over het water doet de wielrenner in mij opleven. Bovengekomen op de Poggio van Sint-Amandsberg kijk ik steevast even achterom, nog nooit heeft iemand me hier geklopt. En dan duik ik de ontwakende binnenstad in. Aan Sint-Jacobs heb ik de keuze. Kies ik voor het nauwe straatje langs de Sint-Baafskathedraal en de muziek die je daar vanuit de ramen van het Conservatorium tegemoet komt, of ga ik voor de open ruimte van de Vrijdagmarkt?

Als ingeweken Vlaams-Ardennees zal het platteland en zijn belofte van rust en ruimte altijd aan me blijven knagen. Als er één iets is dat me tot nader order weerhoudt van een terugkeer naar de buiten, dan is het de fiets en hoe die mijn dagelijkse leven vormgeeft door ruimte en tijd te plooien naar mijn maat. Dat besef ik nog het meest wanneer ik 's nachts op mijn fiets terugkeer van een ongepland cafébezoek. Op zo'n moment is de stad van mij en ben ik van de stad. Ooit, misschien, ga ik voor de bijl en keer ik terug naar het platteland. Dat zal het moment zijn waarop ik zelfs met mijn mechanisch gedopeerde Crossroads de Dampoort niet meer over raak.

Naschrift: Steller dezes verzet zich uitdrukkelijk tegen een oneigenlijke lezing van dit stuk als vrijgeleide voor de fietser om zich na de auto als de nieuwe ongenaakbare koning van de stad op te werpen.

Dat je in Kopenhagen slechts zelden wordt geconfronteerd met roekeloos rijgedrag van fietsers, net zomin als van automobilisten, komt niet doordat de fietser er koning zou zijn. Wel heeft de fiets daar, naast de auto en de voetganger, een volwaardige plaats gekregen.

Laat deze ode aan de fiets dus veeleer een pleidooi voor de democratisering van het fietspad zijn.