Direct naar artikelinhoud

'Franse FBI is ratatouille'

Foued Mohamed-Aggad, de derde kamikaze van de Bataclan, had sinds zijn vertrek naar Syrië een 'fiche S': hij stond bij de Franse inlichtingendiensten bekend als staatsgevaarlijk. Hetzelfde gold voor zijn mede- kamikazes. Toch konden ze van Syrië naar Frankrijk reizen, met de bekende gevolgen.

Sinds de aanslagen van 13 november woedt in Frankrijk een discussie over de inlichtingendiensten. "De diensten hebben geen fouten gemaakt", zei minister Cazeneuve van Binnenlandse Zaken meteen na de terreurgolf. "Nul risico bestaat nu eenmaal niet." Het is een lezing die door verschillende media bestreden wordt.

Als er bij de diverse aanslagen 130 mensen om het leven zijn gekomen, kun je moeilijk concluderen dat alles goed is gegaan. Zeker niet als de meeste daders bij de inlichtingendiensten bekend waren.

"Het Franse antiterrorisme is klinisch dood", schreef Le Monde. "Het antiterrorisme: geschiedenis van een faillissement", meende Mediapart, een gezaghebbende website voor onderzoeksjournalistiek. Op basis van gesprekken met 'bronnen' in het veiligheidsapparaat komen zij tot een aanzienlijk minder florissant beeld.

Het inlichtingenwerk is een "ratatouille", meent Mediapart: het bestaat uit negentien verschillende diensten, die aanvankelijk gecoördineerd werden door één instantie, maar sinds de aanslagen van januari is daar nog een tweede diesnt bijgekomen. Volgens ingewijden heeft voormalig president Sarkozy de situatie er niet beter op gemaakt door te bezuinigen op het lokale inlichtingenwerk, ten gunste van een centrale dienst die tot een 'Franse FBI' moest uitgroeien.

"We hebben een probleem met het infiltreren van islamistische netwerken", zei een agent al in 2014 aan Mediapart. "Onze enige informatie komt van ouders, broers en zussen die een familielid aangeven dat op het punt staat naar Syrië te vertrekken."

Belangrijkste probleem is echter dat de diensten worden overspoeld. In totaal werken er zo'n 6.500 mensen, in allerlei functies. Premier Valls verklaarde dat inmiddels 11.000 jihadisten als staatsgevaarlijk bekendstaan. Volgens een vuistregel zijn er 25 mensen nodig om iemand 24 uur in de gaten te houden. En wie moet je surveilleren?

Overspoeld

"Overvallers die radicaliseren, gekken die een marinebasis aanvallen met een mes, veteranen van de jihad die vroeg of laat terugkeren, geïsoleerde minderjarigen, straks misschien ook migranten", zei een agent. De terreurbestrijders moeten kiezen en daar gaat het vaak mis. Het gevaar van Mohammed Merah, die in 2012 zeven mensen doodschoot in Toulouse en omgeving, werd onderschat. De surveillance van de broers Kouachi, moordenaars van Charlie Hebdo, werd gestaakt omdat ze al enige tijd niets bijzonders meer ondernamen. De twee eerder geïdentificeerde Bataclan-moordenaars Sami Amimour en Ismaël Omar Mostefaï werden als kleine vissen gezien.

Dan is er nog het probleem van de Europese coördinatie. Volgens Libération staan er ongeveer 1.500 gevaarlijke jihadisten op de lijst van Europol, terwijl het aantal Europese strijders in Syrië op 6.000 wordt geschat.

Geen politieke aanvallen

Daarnaast schiet de controle tekort. Abdelhamid Abaaoud, de uit Molenbeek afkomstige pelotonscommandant van de Parijse terroristen, werd in januari 2014 tegengehouden op het vliegveld van Keulen, omdat hij op een Belgische lijst van verdachten stond. Niettemin mocht hij gewoon doorlopen, toen hij verklaarde dat hij familie in Turkije ging bezoeken.

In politiek opzicht blijven de inlichtingendiensten tot dusverre buiten schot. De oppositie eist harde maatregelen, maar denkt daarbij eerder aan het sluiten van de grenzen of het sneller oppakken van verdachten. Marine Le Pen verklaarde vorige week de socialistische regering medeschuldig aan de 130 doden van 13 november. Maar Le Pen bracht juist hulde aan de agenten die elke dag strijden tegen het kwaad van de islamistische terreur.