Direct naar artikelinhoud

Te veel in het N-VA-programma roept vetogevoelens op

Waar gehakt wordt, vallen spaanders, en in dit geval geen klein beetje

Vorige week donderdag berichtte De Morgen over enerzijds een uitstel van de rechtszaak van het ACW tegen N-VA'er Peter Dedecker en anderzijds het feit dat het ACW geen veto uitspreekt tegen een regering met de N-VA. Dat zou moeten leiden tot de logische conclusie dat het een met het ander te maken heeft. Het uitstel van de rechtszaak als zogenaamd effenend pad om met een ACW-fiat de CD&V naast de N-VA in de regering te kunnen hijsen. Inmiddels staat de Vlaamse regering zo ongeveer in de stijgbeugels en lijkt het alsof ook de totstandkoming van een centrumrechtse federale regering nog een kwestie van tijd is. Al moet daar nog wat partijpolitiek gehakketak weggemasseerd worden.

Het door De Morgen geschetste vermoeden van koehandel is voor de geloofwaardigheid van het ACW, dat bezig is zichzelf heruit te vinden, een wat al te simpele journalistieke redenering. Maar toegegeven, je hoeft geen kampioen in lichtgelovigheid te zijn om in deze 'als-dan'-val te trappen.

Of de zaak-Dedecker wel of niet wordt uitgesteld, is een procedurele kwestie. En met Hans Rieder als advocaat is een procedurepleiter bij uitstek aan zet. Dus verwondering daarover verdient op zijn beurt slechts verwondering.

Het ACW stelde vorige week via voorzitter Patrick Develtere geen veto tegen een regering waarin N-VA de touwtjes (mee) in handen heeft. Die formulering is puur formeel onwrikbaar juist. Het ACW zit officieel niet in de positie om veto's inzake regeringssamenstellingen te kunnen uitspreken, hoe goed dit mogelijk ook voor de werknemersbelangen zou zijn. Beslissingen daarover worden in partijbesturen en -instanties voorbereid en genomen. Natuurlijk is de invloed van het ACW in en op de CD&V een feit. Van CD&V-partijkopstukken en regionale vertegenwoordigers die via Visie de afgelopen weken uitgebreid een forum kregen als 'erkende vertegenwoordigers van het ACW' mag dus een 'wederdienst' verwacht worden. Ook hier geldt het 'voor wat hoort wat'-principe. In een aantal gevallen werd zelfs de ACV-slogan 'Van solidariteit word je beter' van groen in oranje omgezet en maakte het ACV-logo plaats voor dat van de CD&V. Zoiets kan dus niet zomaar zonder inhoudelijk gevolg blijven.

Niet alles wat ACV en LBC-NVK aan visies en standpunten hebben, staat in het CD&V-programma. In het zoekplaatje gaat het over meer dan 'zoek de 5 verschillen', maar er zijn ontegensprekelijk nogal wat oriënteringen die aansluiten bij wat de syndicale vleugel vindt. In het N-VA-programma staan er echter ettelijke tientallen verschillen. Verschillen niet alleen over een formulering in de marge, maar verschillen die de essentie betreffen. De visie over werkloosheidsrechten, de index, de rol van de vakbonden, het recht op sociaal overleg, loonlastenverlagingen en fiscale keuzes en kortom solidariteit staan vaak lijnrecht tegenover de onze. En ja, er blijft bovendien de kwalijke geur hangen van het constant beschimpen van de vakbonden in het algemeen en de ACW-koepel in het bijzonder.

Waar gehakt wordt, vallen spaanders. Maar het lijkt er sterk op dat er niet wat spaanders zijn gevallen, maar dat er extreem diepe kerven zijn geslagen. Doen alsof dat gewoon hoort bij het democratisch spel van verkiezingen, zou van een vergevingsgezindheid getuigen die naar naïviteit leunt. De monsterscore van de N-VA ten spijt heeft ze geen meerderheid en moet deze partij op zoek naar regeringspartners om haar programma te helpen realiseren. Het realiseren van dat programma kan onmogelijk gebeuren zonder dat aan fundamentele verworvenheden en principes wordt geraakt. Elke partij die zich daartoe leent, gaat dus de inhoudelijke en mogelijk andere confrontaties aan met werknemersvertegenwoordigers. Uitgerekend diegenen die zich op ACW-steun beroepen, roepen we dus op om wel heel attent te zijn voor de keuze die gemaakt gaat worden. Formeel heeft het ACW geen veto, maar inhoudelijk roept te veel in het N-VA-programma vetogevoelens op.