Direct naar artikelinhoud

De ultieme roadtrip

Het mooiste kronkelweggetje van Noord-Amerika, de Cabot Trail, vind je op Cape Breton in de Canadese provincie Nova Scotia. Met zijn Franse naam en uitzicht over de onstuimige Atlantic, is het op dit nagenoeg onbekende eiland genereus genieten van 'la bonne vie Canadienne'. Hier moet je ook zijn voor een écht broodje krab!

De Fransen waren hier ooit, de Schotten ook. Vandaar de naam, het vreemde taaltje, de Keltische accenten en de kilts (met stevige kuiten eronder) die je hier nu en dan voorbij ziet flaneren. Je zou bijna vergeten dat je in Canadese dollar moet betalen. De gerenommeerde reismagazines Condé Nast Traveler en Travel & Leisure riepen Cape Breton, gelegen langs de Canadese oostkust in de provincie Nova Scotia, uit tot een van de mooiste eilanden ter wereld. Lege stranden, diepe wouden, sensationele baantjes om te roadtrippen, vriendelijk volk, heerlijke sneeuwkrab en andere delicatessen uit de Atlantische Oceaan à volonté. De Fransen noemden het eiland niet voor niks 'Île Royale'. Dat Cape Breton voor de meeste reizigers vooralsnog een goed bewaard geheim blijft, is natuurlijk mooi meegenomen.

Coole Capers

Let wel: Cape Breton is bij uitstek een eiland om aan slow travel te doen. De 297 kilometer lange Cabot Trail, de route die bijna rond het hele eiland loopt, is geen weggetje dat je in drie dagen aflegt. Het zou ook doodzonde zijn om zo veel moois in een haast te doorkruisen.

Begin de Cabot Trail net zoals wij in de hoofdstad Sydney, waar ook de compacte luchthaven zich bevindt. Deze stad is qua grootte maar een fractie van haar Australische naamgenoot: een gemoedelijk, provinciaals stadje waar het overgrote deel van de eilandbevolking woont. We werden op voorhand verwittigd: op Cape Breton gaat alles een beetje trager: "Neem je tijd, het levensritme is er anders, Capers (zoals de eilandbewoners heten) zijn rustig, gemoedelijk en vriendelijk". We trekken daarom een weekje uit om het eiland van dik tienduizend vierkante kilometer groot met amper 140.000 inwoners te verkennen. Via Highway 125 en 105 lanceren we ons op de bejubelde Cabot Trail, een van de mooiste roadtrips in de wereld.

Einddoel vandaag is Ingonish, een plaatsje dat vooral bekend is om zijn Highlands Links-golfbaan en het Keltic Lodge Resort. Maar eerst staat het Gaelic College of Arts & Crafts, oftewel Colaisde na Gàidhlig, in St. Ann's op onze agenda. Kom hier voor een vleugje Keltische muziek, taal, handwerk en andere curiosa die je op een Canadees eilandje echt niet zou verwachten. Perfect voor wie altijd al eens een echte kilt wilde maken, of traditionele patronen weven, Keltisch dansen of doedelzak spelen. Tijdens de zomer kun je hier workshops volgen. Als gewone bezoeker neem je een kijkje in de ateliers of duik je het winkeltje met wollige souvenirtjes in.

De weg slingert zich verder langs de Cabot Trail en volgt de kustweg. Nu en dan kom je een houten huis langs het water tegen of een winkeltje met curiosa, maar verder is het rustig en een en al natuur. De Keltic Lodge is een statig landhuis met zicht op de Cape Smokey Mountain. Het ligt vlak bij Ingonish Beach. Het voelt een beetje aan zoals een landgoed ergens in Schotland, 18 holes golfterrein inbegrepen. Er zijn betaalbare cottages tot suites in het hoofdgebouw, deze laatste worden vaak ingenomen door koppeltjes die hier hun huwelijksfeest vieren. In de Purple Thistle Dining Room, very chic indeed, met zicht over de Atlantische Oceaan, móét je gewoon de beroemde Atlantische sneeuwkrab eten. Ze wordt hier eenvoudig geserveerd met enkele vers gemaakte dipsausjes en vergezeld van een glaasje pinot grigio, niet uit Italië weliswaar maar uit Nova Scotia, bijvoorbeeld van Jost Vineyards L'Acadie. Verrassend lokaal.

Terwijl golf in Europa toch een wat elitaire aangelegenheid is, wordt het op Cape Breton door iederéén gedaan. De stoere vissers die vanmorgen om vier uur op zee aan het werk waren, gaan in de namiddag een balletje slaan. Op de Highlands Links Course (Links wil zeggen dat het golfterrein vlak aan zee ligt) is iedereen welkom en mixen gegoede buitenlanders met krabbenvissers of jonge gasten die liever golfen dan wat rondhangen.

Capers houden van het buitenleven, of het nu op het golfterrein is of in een van de vele natuurparken zoals het Cape Breton Highlands National Park, dat vervolgens op onze route ligt. Een van de charmante vissersdorpjes in het noorden is Neils Harbour. We maken een kleine omweg vanaf de Cabots Trail om er te geraken. Lunchen kan in het Chowder House, vlakbij de mooie vuurtoren, waar je volgens insiders de beste vissoep van het eiland kunt proeven.

Royaal veel echte krab vind je niet alleen in de soep, maar evengoed in broodjes of wraps. Surimi kennen ze hier niet. Het restaurantje is niet meer dan een houten hut met zicht op de oceaan, perfect om buiten te zitten wanneer het weer dat toelaat.

De Cabot Trail loopt vanaf hier verder naar de noordelijke Highlands waar je het Cabots Landing Provincial Park vindt. Hier landde volgens de overlevering ontdekkingsreiziger John Cabot in 1497 tijdens zijn exploratie van noordelijk Amerika. Nu vind je er een mooie, eenzame kustlijn, een gedenkteken en een picknicksite with a view. In de buurt logeren, kan in het charismatische Four Mile Beach Inn, dichtbij Aspy Bay. Het charmante hotelletje dateert van eind 19de eeuw. De familie Cuthbert renoveerde het met veel liefde en smaak. Vanuit de achtertuin met fruitbomen en rozen bereik je het water waar gevist en gekajakt wordt. Vooraan op het terras staan houten, rood geschilderde loungers waar het zalig zitten is met een boek en een glas ijsthee. Haast is voor niks of niemand goed op Cape Breton.

Fluitje op zak

De Cabot Trail duikt het binnenland in, naar de andere kant van het eiland. Een must voor wandelaars is de Sky Line Trail, een hike die je tot een dramatisch uitkijkpunt in het Cape Breton Highlands National Park voert. Doe je de lus, dan is de hike zo'n 9 kilometer lang, keer je langs de kortere heenweg terug, dan doe je er ongeveer 2,5 uur over. Het terrein is niet moeilijk, meestal plat en slingert zich door de beschermde natuur van het park. Het panorama op het einde is dat van de French Mountain aan de linkerkant en de Golf van St. Lawrence rechts. In het park leven adelaars, beren en coyotes, dus is het aan te raden om deze hike niet op je eentje te doen. Tijdens het wandelen een alarmfluitje aan de rugzak hangen, is in Noord-Amerika sowieso nooit een slecht idee. Heb je geluk, dan spot je misschien een eland en, zoals wij, in de verte de migrerende walvissen.

De volgende halte is het vissersdorpje Cheticamp. Wie dacht dat het Frans uit Québec eigenaardig is, zal hier verrast worden. Het taaltje is bijna onverstaanbaar. Wie interesse heeft in de eigenaardige geschiedenis van de streek, kan eens in het museumpje Les Trois Pignons binnenspringen. Slapen met zicht op zee doe je bij Maison Fiset, vanwaar je te voet het vissersdorpje kunt verkennen. Wie in het goede seizoen komt, kan van hieruit boottochtjes maken om walvissen te spotten.

Walhalla voor golfers

Via Margaree Harbour gaat het richting Inverness, een voormalig koolmijnstadje. Onderweg lunchen kan in het charmante plattelandsdorpje Mabou waar je de Red Shoe Pub vindt, een gezellig restaurantje waar regelmatig 's avonds live jazz of Keltische muziek wordt gespeeld.

Ook een stop waard is de Bellemeade Farm, een boerderij waar je zuivere scheerwol van de Cape Breton-schapen kunt kopen, al dan niet verwerkt tot warme dekentjes of kleren. Dame des huizes Catharina Thompson heeft roots in het Antwerpse maar woont nu met haar gezin op Cape Breton.

Vanaf Mabou is het niet ver naar een van de mooiste golfterreinen in de wereld. Connaisseurs beweren dat Cabot Links een van de mooiste '18 hole linksland'-golfterreinen van de planeet is. De locatie is dan ook sensationeel, met zicht over de woeste oceaan langs de westkust. Waar het golfterrein nu is, was twintig jaar geleden een koolmijn. Toen die sloot, bleven er enkel een hoop putten en werkloze Capers achter. Tot de Canadees Ben Cowan-Dewar hier potentieel zag en een mede-investeerder vond om een golfterrein met hotel en restaurant te bouwen. Meteen zette Cabot Links het eiland op de internationale golfkaart, én kregen tweehonderd mensen in Inverness een nieuwe job en toekomst. Het vastgoed verdubbelde in prijs, jonge mensen die elders in Canada waren gaan werken, keerden dankzij het project terug naar hun roots.

De golfcourse heeft een natuurlijke begroeiing van duingras, klavertjes en boterbloemen. Het terrein gaat vloeiend over in het witte zandstrand en de oceaan waar je vaak grienden - dolfijnachtige walvissen - in het water ziet en de mooiste zonsondergangen die je je op een golfterrein kunt voorstellen. Er loopt ook een openbaar wandelpad langs het golfterrein dat speciaal behouden werd, omdat de inwoners van Inverness hier van oudsher elke dag komen wandelen. Bij de golfcourse is een hotel en restaurant met uitzicht over het terrein, uiteraard ook een goed adres voor niet-golfers. Cabot Links trekt nu al de golfende elite van over de hele wereld aan, maar iedereen kan en mag hier spelen. Een niet-hotelgast betaalt 75 euro voor een dag, een hotelgast 55 euro en een Caper 35 euro. Wanneer een local geen zin heeft om te betalen voor een partijtje golf, kan hij in de ochtend een paar uur als caddy werken, en dan in de namiddag zelf gratis spelen. Er is ook al een tweede terrein in de maak, dat Cape Cliffs gaat heten.

Graham Bell

Het minidorp Inverness ligt vlak bij het golfterrein ligt. Perfect dus voor een avondje uit na het spel, zonder de auto te moeten nemen. Er zijn wat cafeetjes langs de hoofdweg en in de haven zie je de vissersboten af- en aanvaren. Vissers Joe en Alex uit Inverness vertellen hoe duur een vislicentie is. Meestal gaat die over van vader op zoon, maar is dat niet het geval, dan betaal je al gauw 300.000 euro om twee maanden per jaar op krab te mogen vissen.

In de buurt van Inverness vind je volgens The New York Times een van de mooiste campings van Noord-Amerika. Vroeger was dit de homestead (boerderij) van de charismatische familie McLeod die het nu nog steeds runt als dromerige kampeerplek die naar de oceaan leidt en waar eekhoorns, beren en elanden rondhuppelen. Tijdens het laatste weekend van juli vindt hier elk jaar bij de oude, houten kerk een groot feest plaats met Keltische muziek, dans, eten en drinken. Perfect voor wie in de zomer de Cabot Trails volgt en eens iets erg typisch Cape Breton wil meemaken.

Vanuit Inverness zetten we onze roadtrip verder via Lake Anslie en het dorpje Whycocomagh richting het pittoreske Baddeck. Hier leefde en werkte uitvinder Alexander Graham Bell (die van de telefoon) en je kunt in het museum de bewijzen daarvan zien.

Baddeck is het eindpunt van de Cabot Trail, maar rond Sydney zijn er nog genoeg andere mooie plekjes. Fans van historische feiten kunnen in het Louisbourg Ford wat geschiedenis herbeleven: van kanonschoten afvuren tot ouderwetse gerechten proeven.

Waar wijzelf meer in geïnteresseerd zijn, is de Louisbourg Seafoods-fabriek vanwaar sneeuwkrab en kreeften naar alle uithoeken van de wereld verzonden worden. Bijna 25 ton krab wordt hier per dag verwerkt, terwijl de vissersboten soms tot twee dagen op zee doorbrengen. Indrukwekkend om te zien. Sneeuwkrab eten kan net naast de deur in de Lobster Kettle, een houten restaurantje dat boven het water bengelt en waar je van mei tot eind juni de lokale kreeft kunt komen proeven. Een sneeuwkrabmenuutje met saladebuffet, aardappelen en een drankje kost hier nog geen vijftien euro.

O ja, kom je hier eten, let dan eens op de 'booties', de rode sokjes die rond de stoelpoten in het restaurant zitten. Een dametje van 87 uit het dorp breidt ze speciaal voor het restaurant. Blijkbaar vinden de toeristen ze zo charmant dat ze soms gepikt worden.

Jimmy DeVries, eigenaar van de Lobster Kettle en parttime krabvisser, moet erom lachen. Geen stress om pietluttigheden zoals gestolen booties. Zolang Jimmy met zijn broer Perry op hun boot de Atlantic op kunnen, is er geen vuiltje aan de lucht op Cape Breton, zelfs wanneer er een kanjer van een storm aan de horizon van hun geliefde oceaan dreigt. C'est la vie!

Er is amper vijf uur tijdsverschil met België. De beste periode om te reizen is vanaf mei tot eind september. Het kan zeer mooi en warm weer zijn tijdens de zomermaanden, maar het is aangeraden om toch water- en winddichte kleren mee te nemen voor wanneer het weer omslaat. In de winter sneeuwt het hier en is het ideaal voor wie van eenzaamheid en extreme, winterse stormen houdt.

Een handig gadget is de Ila Dusk, een discreet en stijlvol alarm dat afgaat wanneer het kettinkje van het toestel wordt getrokken zodat een oorverdovend geluid geproduceerd wordt. Volgens Capers zetten beren en coyotes het voor de Ila Dusk op een lopen. Het toestelletje kost 22 euro: www.handpickedcollection.com

Meer informatie over het eiland: capebretonisland.com

Reizen

Vlieg met British Airways van Londen

in ruim zes uur naar Halifax. Er zijn ook vluchten op Toronto dat vlotte verbindingen met Sydney heeft. Elke dag vliegt Brussels Airlines vanuit Brussel op Toronto vanaf 600 euro, taksen incl. www.britishairways.com

Vanuit Halifax is het 4 uur rijden tot Cape Breton. Een auto hu-ren kan vanaf 230 euro voor een week, incl. extra's & verzekeringen. www.sunnycars.be

Slapen

Cambridge Suites in Sydney: vanaf 90 euro voor dubbele kamer met ontbijt. www.cambridge- suitessydney.com

Keltic Lodge in Ingonish Beach: dubbele kamer met ontbijt vanaf 105 euro www.kelticlodge.ca

Four Mile Beach Inn: dubbele kamer vanaf 60 euro. www.fourmile- beachinn.com

Maison Fiset House: dubbele kamer met ontbijt vanaf 90 euro. www.maisonfisethouse.com

Cabot Links Hotel: dubbele kamer vanaf 130 euro, incl. ontbijt. cabotlinks.com/ lodging

MacLeods Inn en camping: www.macleods.com

Eten

Chowder House, New Haven Rd, Neils Harbour.

The Red Shoes Pub in Mabou, www.red-shoepub.com

The Lobster Kettle: www.lobsterkettle.com

Surimi kennen ze niet op Cape Breton. Hier wordt de sublieme sneeuwkrab gegeten, gevangen door de lokale vissers. Die na de vangst relaxed gaan golfen.