Direct naar artikelinhoud

Euthanasie verdraagt geen semantische spelletjes

Marc Cosyns wil iets te graag scoren in de media

Telkens de media aandacht hebben voor euthanasie kan je ervan op aan dat er een opiniestuk volgt van Marc Cosyns (DM 26/11) waarin hij hamert op zijn stokpaardje: schaf de euthanasiewet af en al wat daarbij hoort - de registratie, de federale commissie euthanasie, de LEIF-artsen. Vervang vervolgens alles door de patiëntenrechtenwet en geef de behandelende arts opnieuw exclusief alle toelating, zonder verdere controle, hierover samen met de patiënt te beslissen. Dit geeft vooreerst terug een immense macht aan de arts met alle gevolgen van dien zoals die bij palliatieve sedatie voorkomen. Maar de huidige euthanasiewet was ook nodig om andere redenen.

Uiteraard werd soms euthanasie uitgevoerd voor 2002, het jaar van de euthanasiewet. Het gebeurde dan dat een arts met voldoende empathie euthanasie toepaste om een stervende uit zijn lijden te verlossen. Het was handelen in een 'noodsituatie' waarin de arts moest kiezen tussen 2 conflicterende waarden: een einde maken aan iemands lijden en zijn leven trachten te redden. Soms kan het lijden enkel gestopt worden door het leven te beëindigen. Dit gebeurde voor de euthanasiewet verdoken omdat de arts geen verantwoording wilde afleggen tegenover een rechter. Veronderstel dat deze de bescherming van het leven moreel hoger achtte dan het beëindigen van het lijden, dan kon de betreffende arts van moord beschuldigd worden. Hierdoor liepen toen weinig artsen warm om euthanasie toe te passen.

Bovendien waren patiënten toen zeer afhankelijk van de ingesteldheid en de competentie van hun behandelende arts. Wanneer deze niet bereid was in te grijpen, zat de patiënt vast. Hij wist vaak niet tot wie hij zich nog kon richten.

Moord

De euthanasiewet was dus nodig omdat artikel 394 van het Belgisch Strafwetboek 'doden met voorbedachten rade' als moord bestempelt. Dit geldt zelfs wanneer de betrokkene - de patiënt - zijn toestemming heeft gegeven. In België, een land waarin de wetgeving sterk door het christendom is beïnvloed, heerst immers een streng verbod op het doden van een mens. Daarom werd euthanasie slechts - na een zeer moeizame strijd - geaccepteerd wanneer ze onder strikte zorgvuldigheidscriteria wordt toegepast. Indien dit zomaar zou toegelaten worden in het colloque singulier tussen arts en patiënt en enkel beroepend op patiëntenrechten zou België alle moreel gezag kwijt zijn.

Ten slotte weten de mensen dankzij de euthanasiewet dat ze zélf het recht hebben om aan de noodrem te trekken in bepaalde ondraaglijke omstandigheden. Bovendien weten ze nu ook dat ze vooraf wilsverklaringen kunnen opstellen. Toegegeven: het gebeurt nog niet altijd correct, maar het emancipatorisch effect van deze wet is niet te onderschatten. Mensen willen dit recht op initiatief aangaande hun levenseinde enkel maar zien uitbreiden over heel hun ziekteproces. En artsen en zorgverleners zijn in een stroomversnelling beginnen te reflecteren over alle beslissingen bij het levenseinde, pijnbestrijding en palliatieve zorg. Hoe een wet het ethisch denken en de grondhouding kan beïnvloeden: artsen die vroeger van geen levenseindezorg wilden weten, passen deze nu meer en meer toe.

De euthanasiewet en alles wat zijn correcte toepassing ondersteunt, heeft dus al aan veel ondraaglijk lijdende mensen een humane oplossing geboden.

Laten we stoppen met semantische spelletjes waar niemand een boodschap aan heeft en die bovendien tot heel wat verwarring leidt. Beter is de bestaande euthanasiewet, die heel wat burgers uit andere landen ons benijden, te optimaliseren: uitbreiden naar wilsbekwame minderjarigen, verwijsplicht voor de weigerende arts en vooral ook toepasbaar maken bij mensen die niet meer aanspreekbaar zijn door dementie.