Direct naar artikelinhoud

Kloof zwakke en sterke leerlingen is 'alarmerend'

De gemiddelde Vlaamse vijftienjarige is wereldtop in wiskunde. Maar vijftien procent scoort alarmerend slecht. Als we de kloof willen dichten, moet het onderwijs op de schop. Dat zegt socioloog Dirk Jacobs.

Jacobs, professor aan de ULB, onderzocht op vraag van de Koning Boudewijnstichting het meest recente PISA-onderzoek. Dat is het internationaal vergelijkend onderzoek van de OESO naar de schoolprestaties van 15-jarigen.

Vijftien procent van de Vlaamse leerlingen haalt een belabberde score. Bij leerlingen van vreemde origine loopt dat op tot 40 procent. Jacobs: "Ze geraken niet aan niveau twee. Dat is het absolute minimum om als werknemer of burger te kunnen functioneren. Zij kunnen wel tellen en rekenen maar hebben moeite om dat te vertalen naar bijvoorbeeld een dienstregeling voor treinen, of het kiezen van het juiste posttarief. Omdat ze moeite hebben met probleemoplossend denken, is het voor hen moeilijk om in een werkcontext autonoom te werken. Dat is tegenwoordig in de meeste jobs noodzakelijk."

Een nuance: met globaal 15,4 procent van de leerlingen in de zwakste groep scoort Vlaanderen veel beter dan het OESO-gemiddelde. Aan de top doen Vlaamse leerlingen het ook bijzonder goed, al is het groepje dat de topniveaus 5 en 6 haalt, lichtjes gedaald. Enkel de Zwitsers halen voor wiskunde een hogere gemiddelde score (zie grafiek). We kunnen de afname van het aantal toppers relativeren, zegt Jacobs. "Het is niet zo belangrijk om op je vijftiende absolute wereldtop te zijn. In het hoger onderwijs kun je dat worden."

Gevaarlijker is de blijvende kloof tussen de zwakste en de sterkste leerlingen, vindt de onderzoeker. Die is nergens zo groot als in Vlaanderen (zie grafiek). "Dat is bedroevend als we kijken naar andere landen die gelijkaardige budgetten aan onderwijs spenderen. Een land als Finland slaagt er bijvoorbeeld wel in om een hoog gemiddelde te behalen én goed te scoren op vlak van gelijke kansen."

Is het Vlaamse gelijkekansenbeleid dan mislukt, helpt de financiële steun die scholen krijgen voor leerlingen met een zwakkere startpositie niet? "We kunnen niet weten hoe de situatie er zonder GOK-beleid zou uitzien. Maar we weten wel dat segregatie structureel verankerd is in het schoollandschap zoals het nu georganiseerd is."

Afvallingsrace

De verklaringen voor de sterke verdeeldheid zijn bekend: de segregatie is sterk en ouders uit de middenklasse of hoger zetten alles op alles om hun kind in het aso te doen slagen. Veel andere ouders kiezen sneller en soms onterecht voor tso en bso. In het secundair onderwijs speelt zich een ware 'afvallingsrace' af, zegt Jacobs. "Zo eindigen een aantal scholen met een kleine, sterke groep en belandt de rest in scholen die de afvallers opnemen. De onderwijshervorming die van de eerste graad een brede stroom maakt (met minder 'uitval'-mogelijkheden) kan een deel van de oplossing zijn, zegt Jacobs. "Dat niet doorvoeren, zou faliekant zijn. De vraag is: wat vinden we de beste school? Willen we koste wat het kost de hoogste scores neerzetten? Of willen we hoog scoren en de kloof dichten? Dat is een politieke keuze."

De recepten die hij voorstelt, zijn niet nieuw. Probeer de sociale mix evenwichtiger te maken. En zet de sterkste leerkrachten in op de 'moeilijkste' scholen. "Misschien moeten we deze leerkrachten beter gaan verlonen. We kunnen ons afvragen of zij geen zwaarder werk verzetten dan collega's met een 'gemakkelijk' publiek."