Direct naar artikelinhoud

Aanval op de media is vaak de beste verdediging

Wie macht wil, heeft de media nodig om stemmen te winnen. Wie de media verguist, wint macht over de kiezer die zijn stem niet in de pers herkent. De relatie tussen populistische politici en pers is ook in andere democratieën een haat-liefdeverhouding. Bart De Wever opent een debat dat elders al volop is gevoerd. Een overzicht. Maarten Rabaey

Na het teleurstellende resultaat in de eerste ronde van de Franse presidentsverkiezingen op 22 aprilhaalde Nicolas Sarkozy scherp uit naar de media. Tijdens een meeting daags nadien schoof hij de schuld in de schoenen van de slechte pers die hij kreeg. Hij hekelde een "mediasysteem dat volledig ontketend is", en verguisde journalisten als "waarzeggers".

"Geen enkele president kreeg een dergelijke afrossing", verklaarde hij voor 4.000 aanhangers. Sarkozy vindt dat de media de stembusgang hebben beïnvloed door te voorspellen dat veel kiezers thuis zouden blijven, wat niet gebeurde. "Dit is een teken dat er een burgerzin is bij de Fransen die niet bij de observatoren van de Fransen bestaat." Sarkozy's aanhangers scandeerden daarop slogans als 'Journalisten verkocht!'. Jean-Jacques Bourdin, een presentator van radiozender RMC, werd door Sarkozy's spreekkoren als een "bastaard" bestempeld.

Sarkozy stelde ook dat "de media" na de eerste stembusgang de analyses in zijn nadeel schreven. "Ze zeggen allemaal dat het de eerste keer is dat een uittredend president niet op kop eindigt in de eerste ronde, maar vergeten dat de ontslagnemende president in 2002 minder dan 20 procent haalde, ook al stond hij op de eerste plaats. Ik heb 27 procent gehaald."

Bij het begin van zijn ambtstermijn had Sarkozy geen kritiek op de media. Integendeel, hij probeerde ze te sturen. Als eerste president stond hij erop om zelf de nieuwe directeurs bij TF1 en France Inter te benoemen. Hij kwam ook onder vuur te liggen wegens zijn goede banden met het blad Paris Match, dat zijn familiekiekjes mocht publiceren. Nu krijgt zijn socialistische rivaal François Hollande dat verwijt, omdat zijn levensgezellin Valérie Trierweiler politiek journaliste is bij het blad.

Gewezen Republikeins presidentskandidaat Newt Gingrich, die deze week de handdoek in de ring gooide, maakte tijdens meetings en debatten zijn handelsmerk van scheldtirades tegen 'de media'.

Meest gedenkwaardig was zijn uithaal tijdens een verkiezingsdebat in South Carolina eind januari. Daags voordien had ABC News het getuigenis van zijn ex-vrouw Marianne uitgezonden dat hij "een open relatie" wilde. Toen CNN-moderator John King commentaar vroeg, ontplofte Gingrich. "Verachtelijk", noemde hij de vraag. De VS-media bestempelde hij als "verwoestend, vals en negatief". Volgens hem is het de schuld van de media dat besturen moeilijker wordt en dat steeds minder burgers zich engageren voor de politiek. "Ik ben het zat dat elitaire media president Barack Obama beschermen door Republikeinen aan te vallen", zei hij.

Ook in de daaropvolgende weken zou Gingrich de media als "elitair" bestempelen. Maar dat had minder met oprechte verontwaardiging te maken dan met campagnestrategie. Toen duidelijk werd dat Republikeinse kopstukken en geldschieters kozen voor zijn rivaal Mitt Romney, profileerde Gingrich zich als conservatieve anti-establishmentkandidaat. De grote televisienetwerken en kranten kregen het verwijt dat ze vergroeid zijn met de politieke elite in Washington. Gingrich voerde zijn aanvallen op toen hij merkte dat het thema leefde bij zijn aanhang. Voor zijn uithaal naar CNN-moderator King kreeg hij van sommigen een staande ovatie.

Volgens Joshua Treviño, een van de oprichters van de conservatieve blog RedState, vertolkte Gingrich verdenkingen die bij veel Amerikaanse conservatieven leven over de nieuwsmedia. "Conservatieven beschouwen de doorsnee media (accuraat) als een de facto verlenging van liberaal links, en bij uitbreiding, de Democratische partij", schreef hij op de blog Ricochet. "En ze begrijpen dat conservatief bestuur volstrekt onmogelijk wordt als dat orgaan niet verslagen of gecoöpteerd wordt."

De Nederlandse populist Geert Wilders heeft een openlijke afkeer van de 'linkse' of 'elitaire' media maar is tegelijk achter de schermen blij als dezelfde media aandacht aan hem besteden.

Zijn mediastrategie is dan ook erg dubbelzinnig. Op publieke bijeenkomsten van de PVV zijn journalisten van 'te linkse' media niet welkom. In 2010 vond het weekblad HP/De Tijd het daarom nuttig een undercoveractie op het getouw te zetten. Verslaggeefster Karen Geurtsen infiltreerde als "stagiare" in de PVV-fractie. Toen ze haar verhaal publiceerde, stuurde Wilders een reactie in de wereld via Twitter, zijn geliefkoosde medium. "HP/De Tijd is een smerig links medium", klonk het.

Uit de artikelenreeks van Geurtsen bleek daarentegen dat Nederlands meest hermetische partij geobsedeerd is door maar één ding: zoveel mogelijk media-aandacht genereren. "We hebben ze heel hard nodig", zo citeerde de journaliste een beleidsmedewerkster. "Zonder de linkse media waren we niet zo groot."

Geen politicus in de recente geschiedenis is zo omstreden om zijn mediabeleid als Silvio Berlusconi. De gewezen Italiaanse premier droeg altijd een dubbele pet.

Ondanks zijn mandaat als eerste bestuurder van het land bleef hij onlosmakelijk verbonden met zijn commerciële media-imperium. Zijn Mediasetgroep domineerde het commerciële televisielandschap. Als premier verstevigde hij ook zijn greep op de staatszender RAI door de raad van bestuur te benoemen, waardoor hij een de facto monopolie kreeg over de media. Op zijn vrijdagse persconferentie vroeg hij ooit aan RAI-journalisten: "Hoe de sfeer is bij jullie, met de directeurs die ik er benoemde?"

Hoe meer mediamacht Berlusconi kreeg, hoe minder vatbaar hij was voor kritiek. In augustus 2009 ontstond een enorme controverse toen Berlusconi openlijk de staatstelevisie bekritiseerde. "Ik zeg wat een meerderheid van Italianen denkt, dat het onaanvaardbaar is dat de openbare televisie, die door iedereen wordt betaald, de enige is die altijd tegen de regering is", zei hij op een radiozender van de RAI.

Kwaliteitskranten als La Repubblica diaboliseerde hij als "oppositiemedia" op het ogenblik dat ze onthullingen begonnen te doen over zijn corruptieverleden of zijn seksschandalen.

Zijn gevoel van onaantastbaarheid keerde zich uiteindelijk tegen hem. Vorig jaar werd hij tot aftreden gedwongen.