Direct naar artikelinhoud

1493: het begin van de biologische globalisering

In zijn vorige boek nam Charles Mann de lezer mee op ontdekkingsreis door de wereld voor Columbus. Alles begon toen met de vraag hoe het zaad van de wilde tomatenplant in Mexico terechtkwam en daar uitgroeide tot de eetbare vrucht die wij vandaag kennen. In zijn nieuwe werk, 1493: Hoe de wereld zich ontwikkelde na de ontdekking van Amerika, volgt hij de tomaat op haar reis rond de wereld, van Italië tot Japan. Mann toont ons hoe de verovering van Amerika leidde tot biologische globalisering.

Hoe kwam u op het idee om dit boek te schrijven?

"Voor mij begon het allemaal met tomaten. In 1992 verhuisde ik van New York naar het platteland. Ik wou graag een tuin aanleggen, want dat is toch het punt als je wegtrekt uit de stad. Maar ik was een verschrikkelijke tuinman. Ik plantte tomaten, niet één soort, maar wel twintig verschillende variëteiten. Het idee hierachter was dat ik onmogelijk alles kon laten doodgaan, dat er toch een aantal zouden overleven. Het idee werkte.

"Werken in mijn tuin gaf me een erg huiselijk gevoel, maar dat was het gekke. Niets in mijn tuin hoorde daar eigenlijk thuis. Het was een moderne, cosmopolitische tuin.

"Met mijn boek wou ik tonen hoezeer de wereld veranderd is sinds de ontdekking van Amerika door Columbus."

1493 is het vervolg op het boek 1491: De ontdekking van precolumbiaans Amerika. Was het van in het begin de bedoeling om beide boeken te schrijven?

"Helemaal niet. Ik begon met 1493. Maar ik besefte dat je de veranderingen die Columbus teweeg bracht pas kon begrijpen als je wist hoe Amerika er voor die tijd uitzag. Dus begon ik een inleiding te schrijven. Die inleiding werd een volledig hoofdstuk, dat op zijn beurt uitgroeide tot twee hoofdstukken en voor ik het wist had ik een proloog van 300 pagina's.

"Ik bracht het manuscript naar mijn uitgever en hij vond het wel geschikt voor publicatie. Daarna keerde ik terug naar het oorspronkelijke project."

Columbus bracht onbedoeld een biologische globalisering teweeg. Toch was hij niet de eerste Europeaan die voet op Amerikaanse bodem zette. De Noorman Leif Erikson vestigde er zo'n vijfhonderd jaar eerder zelfs een nederzetting. Waarom deden die veranderingen zich niet vroeger voor?

"Dat is een goede vraag. Er waren drie cruciale factoren die de columbiaanse uitwisseling mogelijk maakten. Ten eerste moet er een continu contact zijn. Erikson en eventuele andere voorgangers van Columbus bleven daar niet lang en ondernamen de expeditie met veel minder boten.

"Ten tweede waren de schepen van Columbus veel sneller, wat het mogelijk maakte om ziektekiemen over te brengen. Neem nu de pokken. Deze ziekte is enkel besmettelijk voor wie ze nog niet heeft gehad. Wanneer het virus geen nieuwe subjecten kan vinden als drager, sterft het uit. Een zeereis was een soort quarantaine. Enkel wanneer er voldoende bemanningsleden aan boord waren die de ziekte nog niet hadden gehad, en die er dus nog mee konden worden geïnfecteerd, kon dit virus de oversteek naar Amerika maken. Voor Columbus' tijd waren de schepen te traag en was de ziekte uitgewoed voordat de bemanning in contact kwam met de inboorlingen.

"Ten derde maakte Erikson zijn tocht veel noordelijker. Koude doodt ziektekiemen en daardoor konden zij de indianen niet besmetten."

Het is dus dankzij de ziektekiemen dat de Europeanen Amerika konden veroveren?

"Zonder de uitbraak van die ziektes is het ondenkbaar dat kleine groepen kolonisten konden overleven in een vreemde omgeving. De indianen hadden geen enkele weerstand tegen Europese ziektes als de griep. Virussen grepen wild om zich heen en roeiden het grootste deel van de bevolking uit.

"Daarbij wist geen van beide partijen hoe ziektes begonnen. Zowel de Europeanen als de indianen dachten dat het de wil van God was. De Europeanen zagen dat God hun vijanden neermaaide en dachten dat hij hun acties goedkeurde. De indianen zagen iedereen om hen heen sterven en dachten dat de goden kwaad waren."

Maar hadden de Europeanen zelfs zonder die epidemieën niet de overhand gehad? Ze hadden toch betere wapens?

"Het is duidelijk te zien dat de Europese veroveringstochten geen enkel succes hadden tot na de epidemieën. De meeste eerste koloniën zoals La Isabela liepen uit op een ramp en waren binnen een paar jaar volledig verlaten. Pas na de uitbraak van de ziektes, komen kolonies tot bloei.

"Tot 1550 gaven vuurwapens geen enkel voordeel. Het waren logge instrumenten die door twee personen moesten worden gedragen en waarvoor je te allen tijden een lont brandende moest houden. Daarbij was het bereik van de wapens erg beperkt. De indianen daarentegen werden al van kinds af aan getraind als boogschutter. De kolonisten ontdekten al snel dat deze fantastische boogschutters in het voordeel waren. Toen John Smith landde in Virginia, pochte hij hoe goed hij wel was met zijn pistool.

"De indianen namen zijn uitdaging aan en ze organiseerden een wedstrijd. Smith had verschillende pogingen nodig om het harde stuk hout dat als doelwit was opgesteld, te raken, en dan nog schampte zijn schot af. Zijn indiaanse uitdager daarentegen doorboorde het blok bij de eerste poging. De kolonisten kregen het bevel hun vuurwapens zo weinig mogelijk te gebruiken, zodat de indianen er niet achter zouden komen hoe weinig doeltreffend ze waren."

Voor 1493 werden er ook al organismen uitgewisseld. In de elfde eeuw bijvoorbeeld werd de zijdeworm uit China gesmokkeld en naar Europa gebracht. Wat maakt de columbiaanse uitwisseling zo anders?

"Er werd inderdaad altijd al handel gevoerd, maar daar werd slechts de helft van de wereld bij betrokken. Europa handelde met Azië en Afrika, en ook binnen Amerika waren er contacten, maar deze twee werelden waren volledig van elkaar afgesneden.

"Toen ze uiteindelijk met elkaar in contact kwamen, nam de snelheid van de veranderingen exponentieel toe. Het is het verschil tussen 3 kilometer per uur rijden en 300 kilometer per uur."

In uw boek schrijft u dat de betrokkenen deze uitwisseling niet begrepen. Wat bedoelt u precies?

"Indertijd had men nog geen idee van ecosystemen of de voedselketen. Men introduceerde uitheemse dieren en planten in een vreemd milieu, zonder enig be- nul te hebben van de mogelijke gevolgen.

"Zo brachten de Europeanen bijen mee om honing en mede te kunnen maken. Het idee dat die diertjes zouden kunnen ontsnappen en de hele natuur op zijn kop zouden zetten, kwam zelfs niet in hun hoofd op.

"Runderen en schapen werden naar Mexico gebracht, waar nooit eerder grazende dieren hadden geleefd. Dit was desastreus voor het ecosysteem. De Europese grassoorten zijn op grazende dieren voorzien. Ze groeien onderaan, waardoor het niet erg is als de toppen worden afgebeten. Maar de grassen in Mexico groeiden enkel bovenaan en stierven af als er van werd gegeten.

"Een ander dier dat grote veranderingen veroorzaakte, was het paard. Cortez bracht paarden mee naar het binnenland van Amerika. De indianen hadden maar een kwart van een seconde nodig om te begrijpen hoe waardevol de dieren waren. Ze stalen de paarden en leerden erop rijden. Dit veranderde de dynamiek tussen de stammen. Heel wat stammen voelden zich bedreigd door de nieuwe ruiters en trokken de bergen in. Er ontstond een ware volksverhuizing.

"Veel soorten, zoals ratten of insecten, werden ook onbewust overgebracht. Dat had natuurlijk een aantal plagen tot gevolg. In 1518 werd Santa Domingo letterlijk overspoeld door vuurmieren. De Spanjaarden moesten de beddenpoten in kommen water zetten om 's nachts te kunnen slapen. Uiteindelijk ontvluchtte iedereen het dorp."

Toch stelt u dat de Europeanen beter waren aangepast aan de nieuwe omgeving die ze creëerden.

"Dat was over het algemeen ook zo. Ze wilden de nieuwe wereld rond hen veranderen in een soort Europa en vooral in gematigde gebieden zoals de Verenigde Staten slaagden ze daar zeer goed in. In tropische gebieden ging het moeizamer. Het duurde veel langer voor er in Brazilië grote aantallen kolonisten verbleven. En zelfs vandaag zijn de Braziliaanse steden heel anders dan neo-Europese steden als Boston.

"In hun strijd om Amerika te kneden naar hun wensen, veroorzaakten de kolonisten veel schade die tot op vandaag niet meer kan worden teruggedraaid. In Brazilië werden grote stukken land ontbost en bezaaid met Afrikaanse grassen. Dit zijn erg taaie gewassen die de teruggroei van de plaatselijke vegetatie tegenhoudt."

Berokkende de columbiaanse uitwisseling enkel schade aan het ecosysteem?

"De columbiaanse uitwisseling bracht vooral grote veranderingen voort, zowel ten goede als ten kwade en soms allebei tegelijk. De introductie van de aardappel in Europa en de zoete aardappel in China was in eerste instantie een zegen. Net zoals de pokken in Amerika, kende de aardappel in China en Europa een ecologische bevrijding. Hij werd uit zijn vertrouwde omgeving weggehaald naar een plaats waar zijn groei op geen enkele manier werd ingeperkt. In Amerika waren er vele micro-organismen die leefden van aardappelen, maar die bestonden in Europa en China helemaal niet. Daardoor leverde de aardappel wel zes keer zoveel voedsel op als andere planten, zoals tarwe.

"In China had de aardappel nog een extra voordeel. China heeft niet veel rivieren, maar bezat geen gewassen die buiten de rivierbedding konden worden gekweekt. De zoete aardappel doet het zelfs in slechte omstandigheden uitstekend. Dankzij deze groente kwam er een einde aan de hongersnood en kwam er een sterke bevolkingsgroei, zowel in China als in Europa.

"Het succes van de aardappel kon echter niet blijven duren. In 1840 haalden de plagen de aardappel in. De aardappelziekte roeide zowat alle aardappeloogsten uit, wat voor vele landen een regelrechte ramp was. De Grote Hongersnood trof vooral Ierland erg zwaar en is er vandaag bekend als de Potato Famine."

U schrijft ook over transculturatie, een term van Fernando Ortiz Fernandez. Wat bedoelt u hier mee?

"De uitwisseling ging veel verder dan vreemde gewassen over de hele wereld verspreiden. Iedere cultuur maakte zich de nieuwe groenten eigen. Zo vind je de tomaat niet enkel meer in Amerika, maar heb je Italiaanse, Japanse en Oekraïense variëteiten. Daarbij worden de groenten ook in de lokale keuken verwerkt.

"Hier in Europa worden de tomaten rauw geserveerd. Vanmorgen at ik nog plakjes tomaat met mozzarella, zeer lekker. In India worden de tomaten gedroogd en gegrild, voordat ze verwerkt worden in curry's. En in de Verenigde Staten eten we graag groene gefrituurde tomaten. Dat klinkt misschien erg vreemd, maar deze bereiding brengt de zoete kant van de tomaat naar boven.

"Hoewel iedere cultuur zijn eigen gerechten en variëteiten ontwikkelt, zijn over de hele wereld toch dezelfde planten te vinden. En dan hebben we het niet enkel over groenten, maar ook over bloemen en bomen. Dankzij Columbus ligt de nieuwe wereld in je achtertuin."