Direct naar artikelinhoud

Word geen links-radicale maagd

Waarom behaalde sp.a haar slechtste verkiezingsresultaat net in een periode waarin het links-rechtsdebat actueler is dan ooit ? In de voorbije vijf afleveringen hebben vijftien (gewezen) topfiguren van de partij een harde en soms genadeloze analyse gemaakt. In dit laatste deel waagt Yves Desmet zich aan een paar observaties.

'Work hard, be nice'

Ergens in de reeks wordt de anekdote verteld hoe het hoofd van de studiedienst, Jan Cornillie, John Crombez een boekje cadeau deed. Het was het handvest van het Knowledge is Power- project, een scholengroep waar overal in de Verenigde Staten kinderen uit kansarme wijken en gezinnen worden opgevangen en voorbereid op een universitaire opleiding. Hun motto, en de titel van het boek is Work Hard, Be Nice.

Momenteel zit sp.a verlamd naar de eigen navel te staren, al een jaar lang gegijzeld en opgeslorpt door de voorzittersverkiezingen. Het partijbureau staakt tegen de voorzitter, iedereen wacht op duidelijkheid vooraleer zich weer te willen smijten. Een partij die niets doet, en waar weinig te beleven valt, is niet aantrekkelijk.

Uit de reeks blijkt ook dat het interne wantrouwen tussen mensen groot is, dat het verleden wonden heeft geslagen die nog steeds niet geheeld zijn. De nieuwe voorzitter zal daarom werk moeten maken van het creëren van een nieuwe groep, waarin wel vertrouwen kan ontstaan.

De enige twee keer dat de partij haar dalende lijn kon doorbreken, was het net met een groepsgevoel: de Jonge Turken van Karel Van Miert in de jaren 80 én de Teletubbies van Steve Stevaert tijdens Paars waren een groep van complementaire talenten. Ze waren het lang niet altijd over alles eens, maar ze toonden een menukaart van verschillende competenties en gevoeligheden, waarin telkens andere kiespublieken zich konden vinden. Ze respecteerden elkaar ook: zelfs al waren ze verkiesbaar in dezelfde arrondissementen en provincies, nooit werd de verdeling van de macht een brute strijd op de publieke tribune. Een van de trauma's waarvan de partij nog steeds niet is hersteld, is het uiteenvallen van de twee groepen: de eerste na het Agusta-schandaal, de tweede nadat Stevaert provinciegouverneur werd.

Net zoals Bruno Tobback niet in zijn eentje verantwoordelijk is voor het verleden, kun je van John Crombez niet verwachten dat hij het alleen en morgen kan rechttrekken. Het scouten van nieuw talent en het vormen van een nieuwe of samenhangende ploeg die elkaar vertrouwt en niets of weinig te maken heeft met het verleden, lijken de eerste en belangrijkste opdrachten.

Oefen je spagaten

De samenleving is iets complexer dan in de tijd van de Belgische Werkliedenpartij, toen kapitalisten nog hoge hoeden droegen en kindervingers werden afgerukt aan weefgetouwen. Die oude en duidelijke klassentegenstellingen zijn niet verdwenen, maar wel vervaagd en opgesplitst in heel veel nieuwe. Er zijn groepen zelfstandigen die een groter armoederisico lopen dan gesyndiceerde loon- of weddetrekkenden. In die laatste groep is er dan weer een wereld van verschil tussen diegenen die voor een minimumloon pakjes inpakken en hoogopgeleide bedienden met een bedrijfswagen en een mooi extralegaal pakket van voordelen, ook al zijn het allemaal loontrekkenden.

Een derde van de Vlaamse volwassenen leeft intussen als single, een kwart houdt op het einde van de maand niets over, en is dus maar één tegenslag verwijderd van bestaansonzekerheid. Hun wereld ziet er anders uit dan die van tweeverdienende bakfiets-Vlamingen, die zonder veel economische problemen genieten van het multiculturele en bruisende leven in de stad. Maar ook dat kunnen progressieven zijn. Een straat verder geraakt een nieuwe Belg omwille van racisme niet aan een huurwoning of een job.

Jonge kosmopolieten leven naast bange oude Belgen, jonge creatieven incasseren met vreugde de voordelen van een geglobaliseerde samenleving, oudere arbeiders snakken naar hun brugpensioen, zeker nadat hun fabriek gedelokaliseerd werd. Kleine huiseigenaars die alleen dat ene huisje hebben als buffer tegen bestaansonzekerheid hebben misschien meer gemeen met bestaansonzekere huurders dan met andere eigenaars die een heel vastgoedpatrimonium verhuren.

In theorie zijn het allemaal potentiële kiezers, maar welk omvattend verhaal vind je om de kloof tussen al die groepen te dichten? Hoe vind je een gemeenschappelijke noemer om de boel bij elkaar te houden, te inspireren en te overtuigen?

Van twee overduidelijke klassen naar een mozaïek van doelgroepen en belangentegenstellingen: die switch zal men moeten leren maken.

Winst ligt meestal in het centrum

Het is een eeuwige discussie binnen de sociaaldemocratie: hoe links moet je juist zijn om het verschil met de anderen te maken, zonder jezelf op te sluiten in de marge van het radicalisme?

Er wordt dezer dagen graag verwezen naar het succes van Syriza en Podemos, die dan door de vaak intellectuele linkervleugel in één moeite door als marsrichting voor sp.a worden aanbevolen. Daar horen een paar kanttekeningen bij. Vooreerst dat in Spanje en Griekenland de oude socialistische partijen PSOE en PASOK waren vervallen tot gescleroseerde en vaak onverbloemd corrupte zelfbedieningsfabrieken. Nu verkeert sp.a niet in haar beste conditie, maar zo erg is ze er nu ook weer niet aan toe.

Syriza en Podemos teren op een gigantisch koopkrachtverlies en nieuwe armoede, maar botsen tegelijk nu al op interne tegenstellingen en het onvermogen om hun programma uit te voeren. Terwijl een van de verdiensten van de Belgische socialisten net is dat ze de financieel-economische crisis zonder al te veel kleerscheuren voor de modale Vlaming hebben beheerd. In alle Europese ranglijsten scoort dit land niet al te slecht, dus hoe zou je een radicale maagd kunnen worden, in het protest tegen alles waarvoor je minstens zelf mee verantwoordelijk bent? Ook al ben je daarvoor niet echt beloond.

Bovendien leert het afgelopen decennium dat ideologie weinig verband houdt met electoraal succes of verlies. Achtereenvolgens hebben Guy Verhofstadt, Steve Stevaert, Yves Leterme en Bart De Wever hun partij opgetild boven de 20 procent. Met radicale ideologie had dat weinig te maken, wel met een leiderschap dat sympathiek of charismatisch was, en met een vaak niet eens al te concreet ingevulde belofte van 'verandering', tot een toekomst die potentieel beter is dan het heden.

Die belofte was telkens de boodschap die de heen en weer slingerende centrumkiezer kon verleiden. Dat laatste verhaal vertellen is sp.a verleerd: een nieuw verhaal vind je ook meestal beter in de oppositie dan tijdens het beheren van de verzorgingsstaat. Maar dat het kan, bewijst N-VA: in 2003 hield die partij nog maar één verkozene over in het parlement, Geert Bourgeois. Vandaag is ze er de grootste fractie. Radicaal-links heeft in Vlaanderen in geen vijftig jaar nog een verkozene naar een parlement kunnen sturen.

Omarm het verschil

Zoals Steve Stevaert het in de reeks opmerkte, hebben sp.a'ers nogal eens de neiging alleen mensen als echt lid te aanvaarden wanneer die al dertig jaar een lidkaart hebben. Als ze vooral een spiegelbeeld zijn van wie er al is. Dat kan misschien zorgen voor veel nestwarmte, maar niet meteen voor groei.

Groei komt er niet als je blijft benadrukken wat de verschillen zijn, maar alleen als je de nadruk legt op wat je wél bindt. Als de partij er niet in slaagt om de verschillen tussen vrijzinnigen en gelovigen, tussen logebroeders en hoofddoekdraagsters, tussen intellectuelen en laaggeschoolden te omarmen in plaats van ze te verscherpen, dan ziet het er niet goed uit.

Ook daar wacht een uitdaging, want uit de reeks blijkt dat net het onvermogen om een unie van verschillende soorten progressieven te vormen, de partij voor vele potentiële nieuwe stemmers of leden onaantrekkelijk maakt.

Het is meer dan een teken aan de wand dat progressieve initiatieven in de steden - zoals de geefpleinen - of bewegingen - zoals Hart boven Hard - bijna volledig los van en buiten sp.a ontstaan, en vandaag meer dynamisme en overtuiging uitstralen.

Uitgebreider speelt daar natuurlijk de kwestie of er, een halve eeuw na de oproep van Leo Collard tot progressieve frontvorming, een samenwerking mogelijk is tussen sp.a, Groen en de christelijke arbeidersbeweging. Het antwoord: op korte termijn zeker niet. Daarvoor is het wederzijdse wantrouwen te groot, ligt sp.a te veel in de lappenmand en is Groen iets te zegezeker. Frontvorming gebeurt trouwens meestal tegen de zin van organisaties en structuren in: De Wever heeft een feitelijke rechtse frontvorming gerealiseerd door de kiezers te overtuigen, niet de partijstructuren.

Maar hoe langer de samenwerking, met respect voor ieders eigenheid, wordt uitgesteld, hoe minder je er je stempel op zal kunnen drukken.

De enige plek in Vlaanderen waar momenteel een progressieve samenwerking bestaat, die zich van Groen over sp.a tot zelfs Open Vld uitstrekt, is Gent. En aangezien ze daar goede mosterd maken, kan de nieuwe voorzitter die misschien daar gaan halen.