Direct naar artikelinhoud

De politieke performer in Jan Fabre

Jan Fabre is een duizendpoot. Dat wisten we al. Toch verbaast de tentoonstellingStigmata. Actions & Performances 1976-2013in het Maxxi museum in Rome. Nooit eerder zag je zoveel archiefstukken en films bij elkaar over Fabres minder bekende carrière als performer.

De talloze stukken vormen overtuigend bewijsmateriaal voor de idee dat performance aan de basis ligt van Fabres hele oeuvre - of toch zeker een volwaardige plaats kan opeisen naast zijn podiumwerk, zijn beeldende kunst of zijn teksten.

Er zijn tekeningen, uiteraard, zoals de met bloed gemaakte reeks 'My body, my blood, my landscape'. Foto's dan weer documenteren hoe die tekeningen ontstonden als een actie. Terwijl een maquette van een gesloten kamer de opzet van de performance 'Ilad of the Bic-art; the Bic-Art Room' verduidelijkt.

Zo'n maquette doet vermoeden dat Fabre bij zijn performances niet over één nacht ijs ging, al doen de filmbeelden je het tegenovergestelde geloven. Een blad papier waarop het verloop van de actie uitgeschreven staat, bewijst echter dat Fabre precies wist waar hij op aanstuurde.

Zijn acties waren soms radicaal. Neem nu de 're-enactment' van 'Me dreaming', een performance uit 1978, waar later ook een prachtige installatie uit voortkwam. Je ziet hoe Fabre eerst tafelpoten, en vervolgens zijn eigen benen met schuurpapier opruwt. Het bevestigt Fabres bewering dat hij performances gebruikt om zijn fysieke en mentale grenzen te verkennen.

Het gaat er niet altijd radicaal aan toe. Hilarisch zijn vier tafels vol inbrekersmaterieel en wapens. Ze suggereren dat Fabre er in zijn jonge jaren onorthodoxe methoden op nahield om aan kunstgerei te geraken. Andere tafels evoceren dan weer hoe Fabre als jonge snaak in de tuin van zijn ouders artistieke experimenten opzette, en daar later ook een volwaardige installatie uit puurde. Prachtig.

Etensvrienden

Even opzienbarend is het feit dat de Italiaan Germano Celant (°1940) als curator optreedt. Celant is als kunstpaus de absolute top. Noem hem de Paul McCartney van de beeldende kunst. Zo bedacht hij de naam 'Arte Povera' en zorgde hij er met zijn teksten voor dat die kunststroming, met kunstenaars als Merz, Kounellis of Pistoletto, wereldwijd opgang maakte.

Fabre en Celant ontmoetten elkaar op de Biënnale van Venetië, ergens rond 1980. Celant als curator, Fabre als berooide, hongerige artiest. Celant: "Ik trakteerde hem op een maaltijd en zo werden we etensvrienden. Ik ben zijn werk sindsdien blijven volgen."

Het was Celant die de opstelling van de zaal suggereerde. Het was ook Celant die oordeelde dat het beter was om archiefstukken te tonen, eerder dan oude performances terug op te voeren. De overdonderende hoeveelheid materiaal prikkelt de verbeelding inderdaad sterker dan acties dat nu nog zouden kunnen.

Celant kijkt ook met andere ogen naar dit oeuvre. Voor hem hebben de performances van Fabre een specifiek belang in de geschiedenis van die kunst. Celant: "Op het einde van de jaren 1950 ontstaat de happening. Daar wordt het lichaam voor het eerst een artistiek medium. Tien jaar later zetten kunstenaars als Bruce Nauman of Vito Acconci een stap verder. Ze experimenteren met hun lichaam. Ze gebruiken het als middel om kennis over 'het' lichaam te verwerven. Vooral bij Acconci was daar nogal wat agressie mee gemoeid. Maar dat was niet persoonlijk. Dat ligt bij Fabre helemaal anders."

"Lichaamskunst verandert compleet eens vrouwen als Carla Lonzi of Carolee Schneemann er zich mee inlaten. Zij brengen plots het persoonlijke ter sprake, ook op erotisch gebied. Het private wordt zo een kwestie van publiek belang. Die shift is niet enkel 'feministisch'. Je ziet ze later ook bij Fabre. Het gaat bij hem nooit alleen maar om het geweld op zich bijvoorbeeld. Er hangt altijd een persoonlijk verhaal aan vast. Jan is een verhalenverteller. Als hij zichzelf cast als misdadiger, als Belg, als kunstenaar, of als dier... dat zijn stuk voor stuk verkenningen van een identiteit. Daarom is die kunst politiek."