Direct naar artikelinhoud

Vrouwen aan de onmacht

'Wijven' beloofde een hedendaags feministisch manifest te worden, over de kracht van vrouwen. Het werd een klaagzang over seksisme, die het onvermogen niet oversteeg.

Toegegeven, regisseur Alexander Devriendt zette een heikele onderneming op, zoals het dat is voor elke man (of vrouw) die de euvele moed opbrengt om iets te vertellen over hedendaags feminisme. Scherpslijpers zitten met gespitste oortjes in de zaal. Zal deze man - nota bene vanuit zijn autoritaire rol als regisseur - de zes actrices recht doen? Zullen de zes vrouwen zichzelf recht doen? En zal het publiek iets ontdekken dat voorbijgaat aan het oude, 'verbrande' feminisme, gebaseerd op een makkelijk wij-zijdiscours? Dat dat in Wijven niet lukt, heeft te maken met een eenzijdige benadering van feminisme als verzet tegen seksisme.

Wijven is opgevat als een concert: de zes dames staan, in hun mooiste galakleding, in een halve cirkel op het podium. Voor hen een pupiter met hun zangpartij. Ze warmen op: de stembanden moeten soepel, de lijven los. Op het strakke ritme van de metronoom gaan ze vervolgens aan het gillen, brullen, kakelen, snuiven, spreken, murmelen. Die abstracte introductie is het mooiste moment van Wijven: je ziet geen zes vrouwen, maar zes persoonlijkheden die zich uitdrukken op een eigen, unieke manier.

Van zodra op de achtergrond expliciete pornobeelden verschijnen, associëren de wijd opengesperde monden van de zingende vrouwen zich met die van de pornoactrices. De reductie is een feit: vanaf nu gaat het niet meer over de kracht van vrouwen, maar over hun probleem.

Dat probleem ligt niet exclusief bij mannen, zo eerlijk is Wijven wel. In persoonlijke testimonials stellen de vrouwen evengoed elkaar verantwoordelijk voor de narigheid die hen overkomt. Maar het lijkt alsof ze niet méér zijn dan die narigheid.

Het concert wisselt samenzang en samenspraak af met schreeuwsessies en solo-interventies, maar alles lijkt nogal vrijblijvend aan elkaar geregen en komt frontaal op de zaal af. Devriendt slaagt er niet in om zijn publiek werkelijk bij zijn onderwerp te betrekken, zoals hij dat meesterlijk deed in Audience of Fight Night. Want uiteindelijk gaat het Ontroerend Goed nooit over het preken van een boodschap, altijd over het medeplichtig maken van het publiek aan een inzicht.

Gendergekibbel

Eén moment slechts lijkt dat te lukken: in een eindeloze reeks vrouwenmoppen wordt iedereen in de zaal - man én vrouw - zich extreem bewust van het feit dat hij meelacht. Op zulke momenten legt Wijven de verantwoordelijkheid bij het publiek, en dat veroorzaakt iets. Te vaak echter blijft de voorstelling steken in het uitbeelden van clichés, die omgedraaid of geïroniseerd worden. Maar ook geïroniseerde clichés zijn clichés.

Wijven stijgt op die manier zelden uit boven onmachtig gendergekibbel, alsof de verhouding tussen mannen en vrouwen het enige is wat mannen of vrouwen definieert. De zes evolueren in hun spreken van 'ik haat' naar 'ik wil' - maar wie zijn ze eigenlijk? Na de woordloze openingssequentie slagen ze er nooit meer in om het tegenover het publiek écht over zichzelf te hebben. Dan helpt het niet dat ze in prachtige jurken op scène sterk staan wezen.

Je ziet geen zes vrouwen, maar zes persoonlijkheden, gereduceerd tot hun vrouw-zijn en de problematiek daarrond. Dat is vervelend. En het mist als feministisch manifest elk doel. Zoals iemand na de voorstelling opgewekt verkondigde: "Er zaten gelukkig wel veel grave vrouwenmoppen in." Auch.